Kerkelijke gescheidenheid maakt theocratisch ideaal tot illusie
Dr. R. Bisschop in dissertatie: Niet de staat, maar de kerk is het Neêrlands Israël
We zeggen wel dat de islam een valse godsdienst is, maar geloven we dat werkelijk als we de moslim-medemens rustig verloren laten gaan? Het theocratische elan is naar buiten gericht, missionair. De tale Kanaäns is geworden tot een taal waarin men zich slechts richt tot geestelijk gelijkgezinden. Het theocratische ideaal wordt nu afbreuk gedaan door de kerkelijke gescheidenheid.Niemand heeft het recht met de vinger naar anderen te wijzen.
Nederland als het Israël van het Westen?Zo exclusief hebben onze vaderen nooit gedacht. Dat vindt dr. R. Bisschop, die vandaag in Utrecht promoveerde op het proefschrift "Sions Vorsten volk. Het tweede-Israel idee als theocratisch concept in de Gereformeerde kerk van de Republiek tussen ca. 1650 en ca. 1750". Niet Nederland als natie, maar de Kerk is het tweede Israel. Deze stelling staat tegenover dr. G. Groenhuis en dr. C. Huisman, die in hun dissertaties over een soortgelijk onderwerp juist wèl concludeerden tot een gereformeerd natiebesef, Nederland als het tweede Israël Aardig detail is het feit dat de promotor van Bisschop, prof dr. C. B. Wels, de opvolger is van Huismans promotor, prof. dr. J. C. Boogman. Bisschop vindt de gedachte van Nederland als tweede Israël gevaarlijk en is beducht vooreen religieus geïnspireerd nationalisme. Hij concludeert dat hiermee te kort wordt gedaan aan het feit dat God óók God van andere landen is.
Hij baseert zijn mening onder meer op een uitspraak van Theodorus van der Groe, die wijst op „ Godts algemeene Verkondt met de Weereldt". „Op zoodanige wijze is de Heere Godt dan nu nog even eens de Godt van Nederlandt, van Engelandt, van Duitslandt, enz. als Hij dat voor desen, onder het O. Testament, in het biisonder geweest is van het Volck Israels". Overigens werd bij de promotie van dr. Huisman door prof dr. C. Graafland-precies tien jaar geleden- de suggestie gedaan om de aanduiding „Israël" te nuanceren tot „Sion, Jeruzalem en Israel", om zodoende meer zicht te krijgen op de verhouding tussen natie en volk Gods. Dat Bisschop zijn proefschrift de titel "Sions Vorst en volk " meegaf, was zonder dat hij afwist van deze opmerking, zo zegt hij.
Dr. Bisschop behoort tot de Oud Gereformeerde Gemeenten. Hij is docent geschiedenis aan hetlchthuscollege te Veenendaal, onder meer bestuurslid van de stichting De Bijbel in Elk Huis (BIEH) en raadslid in Veenendaal namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. In met name dit werk ziet hij de spanning tussen theocratische idealen en de weerbarstige praktijk wekelijks voor ogen. Het is heel ontspannend, zo zegt hij, als je thuiskomt van een raads- of commissievergadering waarin bij voorbeeld weer eens de hondepoep op straat aan de orde is geweest, om in je werkkamer te duiken om de boeken der gereformeerde vaderen te bestuderen.
Dr. Bisschop vindt dat kerken meer naar zich zelf moeten kijken, in de zin van: Wat hebben we het verzondigd. Van de overheid als „voedsterheer der kerk" is bitter weinig terechtgebracht. „De overheid was pragmatisch ingesteld en juist door de invloed van de overheid op de kerk heeft het theocratische ideaal schipbreuk geleden. De theocratische strijd is feitelijk al verloren na het conflict over de kapittelgoederen in Utrecht. Die waren nodig geweest om de onafhankelijkheid van de kerk tegenover de staat te bewaren".
Artikel 36
De promovendus was vanuit zijn staatkundig-gereformeerde achtergrond altijd al geïnteresseerd in de theocratie, zo verklaart hij zijn belangstelling voor dit onderwerp. „Men heeft het in onze kring vaak over artikel 36 van de'Nederlandse Geloofsbelijdenis, over de taak van de overheid, over "Neêrlands Israël", de trits God,Nederland en Oranje. Dan hoor je wel veel over de taak van de overheid, maar zo weinig over de taak van de kerk als instituut en tegenhanger van de staat. Als je het over de theocratie hebt, dan heb je het onder meer over de relatie tussen de kerk en de overheid.
Verder kom je allerlei gepopulariseerde opvattingen tegen, zoals over Nederland als hét Kanaän van het Westen, dat weer bevestigd wordt door de studie van Huisman, die de relatie heel duidelijk verbondsmatig opvat. Of ook bij Groenhuis, die spreekt over het Neêrlands Israël als een uitverkoren volk. Merkwaardig is dat een niet-gereformeerde dan kan aansluiten bij wat in orthodox-gereformeerde kring leeft.
Dat maakte mij nieuwsgierig, in de zin van: Hier klopt iets niet, in dat spreken over Neêrlands Israël. Is er werkelijk sprake geweest van een soort uitverkiezing van een volk of land.' Ik nam eerst het natiebesef onder de loep, vooral ingegeven door de studie van Huisman. Maar al snel werd me duidelijk dat als termen worden gebruikt als Juda en Israël, of als de uitspraak wordt gedaan „Wij zijn Gods volk", je dat wel in het juiste kader moet plaatsen. Het zijn natuurlijk religieuze termen".
Taaieigen
Bestrijdt u dan de idee van een Nederlands Israël? En wat doet u met de gegevens van Huisman, die toch talrijke theologen citeert?
„Als je naar Huismans studie kijkt, zie je dat hij zijn onderling verschillende bronnen benadert vanuit de invalshoek van de politieke ideeën, van daaruit een theologisch gedachtengoed onderzoekt en dat vervolgens definieert als een politiek natiebesef Maar dat natiebesef hoort geplaatst te worden binnen de context van het theocratische ideaal. Je moet bovendien recht doen aan het taaleigen van de predikanten en de basisregels die daarin te ontdekken zijn, waarbij voetianen en coccejanen ook weer gevarieerde interpretatieregels hebben.
Ik heb gekozen voor een opzet die gebaseerd is op onderling vergelijkbaar bron nenmateriaal, namelijk vooral tijdpreken, biddag- en boetepreken, omdat daarin aspecten van het politieke, economische, maatschappelijke en kerkelijke leven aan de orde komen".
SGP en Voetitus
„In het algemeen zie je dat het theocratische ideaal bij de eerste coccejanen niet leeft, wel bij de latere „ernstige" coccejanen, zoals D'Outrein en Sibersma. Dan krijg je ook de tijdpreken. Bij de voetianen begint daarentegen het theocratische ideaal in de achttiende eeuw weg te ebben. Bij iemand als Gosuinus van Kessel, in het tweede kwart van de achttiende eeuw, zie je dat de perspectieven van kerk en natie gaan samenvallen. Dat is cesaropapisme: de kerk accepteert het gezag van de staat.
De SGP staat duidelijk in de voetiaanse traditie, de traditie van de boetepreken en aankondiging van het oordeel. In de coccejaanse traditie is binnen het theocratische ideaal meer oog voor de positie van de Kerk van alle tijden en plaatsen. Daar sluiten de opvattingen van Hoedemaker meer bij aan. Theocratie is overigens niet alleen maar gekoppeld aan de Nadere Reformatie".
Betekent dit dat de opvatting van dr. Huisman over het Nederlands Israël verkeerd is?
„Mijn studie is andersoortig. Ik heb mij willen verplaatsen in de personen zelf, hun theologische en maatschappelijke context, hun taaleigen. Huisman concludeert tot een verbondsmatige relatie, ik zie meer de analogie tussen Nederland en Israël. De informatie van Huisman is op zich juist, maar naar mijn mening komt het kader waarbinnen bepaalde uitspraken zijn gedaan onvoldoende tot zijn recht".
Bijzondere leiding
Waarom hebt u geen aandacht geschonken aan mensen als Abraham van der Velde en Fruytier, die nadrukkelijk spraken van Gods bijzondere leiding met Nederland?
„Zij hebben geen biddagpreken nagelaten, maar geven een soort historiografie. Dat is vooral bij Van der Velde het geval. Wel heb ik de "Twist des Heeren" van Witsius gebruikt, omdat die veel elementen uit zijn tijdpreken verwerkt. Van der Velde en Fruytier spreken trouwens wel van een bijzondere leiding, niet van een exclusieve".
Dat lijkt een versmald criterium: alleen tijdpreken.
„Het ging mij om de theocratie, dus moet je refereren aan tijdpreken, omdat daar de relatie met het economische, politieke en maatschappelijke leven, zoals gezegd, duidelijk naar voren komt. Verder is het belangrijk dat je één soort bron kiest, om tot een duidelijke vergelijking te kunnen komen. Maar ik ben me wel degelijk bewust geweest van ander bronnenmateriaal. Van elke beschreven persoon heb ik het totale oeuvre recht proberen te doen. Zo geeft de "Beschouwinge van Zion" van Van Lodenstein veel theocratische informatie".
Volksuitverkiezing
U zegt: geen volksuitverkiezing. Maar dat leert toch niemand van onze gereformeerde vaderen?
„Dat is juist. Wel spreekt men over „bevoorrecht". Wanneer je in dit verband toch spreekt van verkiezing, dan leg je een dogmatische term op een politiek begrip. De oudvaders belijden wel dat God Zelf in Nederland Zijn Kerk geplant heeft en zij beklemtoonden telkens weer dat dat verplichtingen geeft. De particuliere synoden hadden veel aandacht voor noodlijdende kerken elders in het buitenland. Dat is logisch consequent, Gods Kerk is ook die Kerk in andere landen. Maar het etiket van een exclusieve volksuitverkiezing is inderdaad pas later opgeplakt".
U signaleert in uw proefchrift verkeerde beeldvorming over ons verleden. Wilt u die doorbreken?
„Jazeker. Wat mijns inziens niet juist is, is het geseculariseerde natiebesef en het godsdienstig geïnspireerde nationalisme. Dat is bij de oude schrijvers niet te vinden. Waar het om gaat: De Kerk is het Israël, Nederland heeft een bijzondere plaats, en je mag God danken dat je hier leeft, want zo kom je in aanraking met Zijn Evangelie. God heeft ons tot een bevoorrechte natie gemaakt, dat wil zeggen dat Hij hier de zuivere verkondiging van Zijn Woord gegeven heeft en Zijn Kerk geplant heeft. Het natiebesef is daardoor bepaald geworden".
U zegt in uw proefschrift dat men ten onrechte artikel 36 van de Nederlandse Geloofibelijdenis gebruikt om de overheid op haar plicht te wijzen. Wat bedoelt u daarmee?
„De NGB is in de eerste plaats een binnenkerkelijk document. Het referentiekader van de kerk tegenover de overheid is niet de NGB, als kerkelijk document, maar wordt in de zeventiende en achttiende eeuw gevormd door de politieke overeenkomsten, zoals de Unie van Utrecht. Wel moet de kerk de overheid er op wijzen als zij haar plicht niet goed doet en dat zij niet ruimte mag geven voor alle godsdienstige wind van leer'.
Is het beroep van de SGP op artikel 36 van de NGB dan niet legitiem?
„Zij heeft, toen zij dit pas in 1958 in het beginselprogram opnam, daarmee een nieuw element toegevoegd. Maar naar de geestelijke zin vertolkt zij daarmee qua tekst natuurlijk wel de theocratische gedachte. Artikel 36 van de NGB zou kunnen verdwijnen uit het beginselprogram van de SGP, als in artikel 1 van de grondwet beleden zou worden dat de overheid alle macht van God ontvangen heeft.
Je moet accepteren van elkaar dat je de breedheid van de theocratische stroom, die zich in de negentiende en twintigste eeuw als een soort delta vertakte bij contrarevolutionairen, bij Groen van Prinsterer, bij Hoedemaker, Van Ruler, Kersten en de SGP, nooit te pakken krijgt. Het theocratische ideaal wordt nu afbreuk gedaan door de kerkelijke gescheidenheid, die de theocratie tot een illusie maakt. Het oordeel begint bij het huis Gods. Geen enkel kerkverband heeft het recht met de vinger naar de ander te wijzen. We staan allen schuldig".
Valse godsdienst
„Het theocratische elan is naar buiten gericht, de tale Kanaans is geworden tot een onderlinge manier van spreken tussen gelijkgestemden. Van Lodenstein zegt: „We zeggen dat rooms-katholieken verloren gaan, maar geloven het niet, want we doen er niets aan". Dat kunnen wij tegenwoordig invullen met de islam: We zeggen dat het een valse godsdienst is, maar we geloven het niet, want we laten de moslims rustig verloren gaan. Ons theocratische gehalte is voor een belangrijk deel af te meten aan de wijze waarop we met deze mensen omgaan".
Wat is naar uw mening het meest wezenlijke van de theocratie?
„Daarover zijn vele misverstanden. Theocratie betekent letterlijk Godsregering. Maar het is bepaald niet iets Khomeini-achtigs. De gereformeerde theocraat ziet de afzonderlijke verantwoordelijkheid van kerk en staat, beide echter in onderworpenheid aan Gods Woord. Beide erkennen Gods soevereiniteit, maar ieder moet wel op zijn eigen terrein blijven. Dat betekent dat de kerk niet mag heersen over de staat, dat is clericalisme, waarvan de overtreffende trap het papisme is. De andere kant is cesaropapisme, waarbij de staat de kerk overheerst. Ik vergelijk de relatie tussen kerk en staat met een spoorlijn waarvan de rails in elkaar over lijlcen te gaan, maar die toch zelfstandig blijven en die geen van beide gemist kunnen worden".
Hoe moeten we de taak van de overheid zien?
„Die bestaat in besturen, in het beteugelen van de ongebondenheid, maar ook in het handhaven van de zuivere religie en het zich indirect keren tegen de afwijkingen van de leer. Maar theocratie is méér. Mijn bezwaar tegen de traditionele invulling van de term theocratie is dat die te beperkt is. Theocratie omvat naast aandacht voor economische, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen ook de visie op de geschiedenis. De kern is Gods soevereiniteit over alle levensterreinen. Daarin heeft de Kerk een bijzondere plaats als het Lichaam van Christus, de civitas Dei, zoals dat door Augustinus geformuleerd is. De overheid heeft de taak deel te zijn van deze civitas Dei. Bij Koelman en Van Lodenstein vind ik de theocratie het zuiverste belichaamd".
Religieus gekleurd
Hoe beziet u dan mensen als Groen van Prinstereren Da Costa in hun spreken over Nederland als Israël van het Westen?
„Mijn opvatting over theocratie staat in de lijn van Groen, die van de Israël-gedachte van Nederland zegt dat het een Israël is bij vergelijking, niet bij gelijkstelling. Die gelijkstelling komt mogelijk bij Da Costa vandaan, maar hij was als jood dan ook meer vertrouwd met de idee van een volksverkiezing. Dat valt overigens moeilijk te rijmen met de gereformeerde idee van een persoonlijke verkiezing.
Ook wat Groen van Prinsterer zegt over het sluiten van een verbond van Willem van Oranje met de Potentaat der potentaten is daarbij te betrekken. Daar is geen sprake van een verbond in eigenlijke zin, maar dat betekent, zoals Groen zegt: „Willem van Oranje sterkte zich in zijn God". Het sluiten van een verbond vind je veel meer bij de Schotten. Het natiebeser moet onderdeel zijn van het theocratisch besef, dit in tegenstelling tot de gedachte dat religieuze motieven dienstbaar zijn aan het natiebesef Dan krijg je een religieus gekleurd nationalisme. Bij orthodox gereformeerden in de twintigste eeuw is er vaak de neiging het beeld zoals dat in de negentiende eeuw gevormd is, terug te projecteren naar de zeventiende en achttiende eeuw".
Is dat bij ds. Kersten ook het geval? „Dat lijkt me heel duidelijk'. Hoe denkt u dan over de bekende opvatting dat de overheid voedsterheer van de kerk is?
„De overheid was volstrekt pragmatisch. Het eerste belang van de overheid was orde en rust. In wezen heeft de overheid het theocratische ideaal juist onmogelijk gemaakt, omdat zij zich met de kerk wilde bemoeien. Wanneer je de totstandkoming van bij voorbeeld de Staatsberijming van 1773 ziet, nou, als je maar een klein beetje theocraat bent, kies je alleen daarom al voor Datheen. Maar ik vind tegelijk dat ten diepste het theocratische ideaal al is opgegeven tijdens de synode van Dordrecht, toen de kerk onder andere een compromis sloot met de overheid op het punt van het beroepen van predikanten. In feite werd daarmee de overheersing van de kerk door de overheid geaccepteerd".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's