„Zingen doe je met je hele lichaam''
Lucie Frateur van de Stichting Theodora Versteegh maakt een portret van elke stem
Stel dat iemand erg onder de indruk is van z'n eigen stemgeluid: het klinkt werkelijk prima in de badkamer. Een carrière als solist ligt waarschijnlijk wel in het verschiet, maar er knaagt nog een kleine twijfel. Zou mijn stem echt wel geschikt zijn voor het grote werk? Met zo'n vraag kun je eigenlijk maar op één adres in Nederland terecht: bij de Theodora Versteegh Stichting in Den Haag. Daar wordt via een uitgebreide stemtest een soort portret van je stem gemaakt, compleet met eindoordeel en advies.
Iemand die alles over die stemtest en wat daarmee samenhangt, kan vertellen, is mevrouw Lucie Frateur uit Heverlee, België. Na veertig jaar in Den Haag gewoond te hebben, is ze weer teruggekeerd naar haar geboorteland. In België was ze overigens in haar Haagse jaren ook zangpedagoge aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen.
Als resultaat van dat lange leven als zangpedagoge en vijfjaar schrijfarbeid, publiceerde ze vorig jaar het boek "Het Vocaal Instrument'. Wie denkt dat met dat „vocaal instrument" de stembanden bedoeld worden, of desnoods het strottehoofd, kijkt vreemd op als hij in het boek allerlei tekeningen van het hele lichaam tegenkomt. Het ziet eruit als een medisch naslagwerk: veel afbeeldingen van de romp, het spierstelsel, de botten; alles versierd met kleurige pijlen en lijnen. Het is duidelijk dat Lucie Frateur met het vocaal instrument het hele lichaam bedoelt.
Van top tot teen
„Want", zegt ze, „zingen doe je met je hele lichaam, van top tot teen". Al die mensen die bij het zingen volledig gefixeerd zijn op de keel, zitten er dus knap naast. Zingen is spierbeheersing van het hele lichaam en daarbij moet het strottehoofd juist losgelaten worden!
„Neem bij voorbeeld de stand van je middenrif: hoe hoger je zingt, hoe lager het middenrif moet zakken. En je moet zitten in je bekken, door de spieren daar aan te spannen. Niet alleen de bilspieren, want dat blijft aan de buitenkant, maar juist de spieren van binnen. Dan draai je je knieën lichtjes naar buiten en je leunt langs de kuiten op je voorvoet en je tenen. Die verbinding van.top tot teen is nodig om de hoogte te kunnen halen. Je spant je spieren als een boog en dat is ongelooflijk belangrijk".
Om te illustreren dat je in zekere zin met je grote teen zingt, vertelt mevrouw Frateur het verhaal van iemand die de hoge as moest zingen maar daar absoluut niet bij kon. Ze legde een boekje onder zijn voorste tenen en zei dat hij dat boekje moest aandrukken bij het zingen van de hoge tonen, omdat zij zou proberen het boekje weg te trekken. „Het lukte moeiteloos", constateert ze tevreden.
Houding
In de loop van de jaren haalden heel wat zangers en zangeressen hun lessen bij Lucie Frateur. Daarbij waren beroemde namen als Elly Ameling, Sylvia Schlüter en Ruud van der Meer, om er maar enkelen te noemen. Ook andere beroepsstemgebruikers klopten bij haaraan als ze hun stem niet meer meester waren. Meestal waren binnen enkele maanden de problemen opgelost.
Soms zelfs eerder, zoals bij die groep van het Antwerps conservatorium. De eerste les werd er gewerkt aan de houding, het lichaam werd rechtgezet: schouderbladen, ruggegraat, bekken recht boven elkaar. De volgende les hadden ze allemaal minimaal een halve liter meer lucht in de longen, sommigen een liter en twee zelfs anderhalve liter. En dan te bedenken dat een juiste ademhaling de basis is van elke vorm van stemgebruik.
De spierbeheersing waarop mevrouw Frateur zo de nadruk legt, wordt belangrijker naarmate iemand ouder wordt. De zangpedagoge nadert inmiddels de leeftijd van de zeer sterken, dus zij kan uit ervaring over de ouder wordende stem spreken. Moeten vrouwen van boven de vijftig inderdaad het koor maar verlaten?
Spieren
,Als je veertig, vijfenveertig jaar wordt, krijg je overal rimpeltjes, dus hier ook", zegt ze, terwijl ze op haar keel wijst. „Je spieren worden losser. Elk jaar dat ik ouder word, gebruik ik mijn spieren meer, van de gezichtsspieren en de tong, via het middenrif tot en met de voeten. Je moet je spieren steeds sterker gebruiken, terwijl het belangrijk is het strottehoofd juist losser te laten.
Alles hangt daarbij af van de techniek. Want als je de juiste coördinatie van je spieren niet onderhoudt, komt er een veel te grote druk op het strottehoofd te staan, waardoor veel oudere stemmen zo'n groot vibrato hebben. Dus oudere zangers hebben misschien meer leiding nodig om hun instrument te bespelen, maar dan blijf je het ook gebruiken".
Om dat te bewijzen, zingt ze een Latijnse frase op niet mis te verstane wijze. Zolang het stemapparaat dus in orde is en goed gebruikt wordt, kan het een levenlang mee. Maar hoe weet een zanger nu of dat vocaal instrument inderdaad in orde is?
Stichting
In 1973 was mevrouw Frateur samen met KNO-arts J. B. van Deinse betrokken bij de oprichting van de Theodora Versteegh Stichting, genoemd naar een van de zangleraressen van mevrouw Frateur. Binnen de stichting moest een samenwerking tot stand komen tussen zangpedagogen, foniaters en logopedisten, die dan ook alle drie betrokken zijn bij het afnemen van een stemtest.
Sinds 1973 zijn er al heel wat mensen langs geweest in Den Haag om een deskundig oordeel over hun stern te laten vellen. De bezoekers vallen uiteen in een paar groepen, met elk hun eigen problemen. Zo komen er veel koorzangers die niet weten bij welke stemgroep ze nu eigenlijk behoren, maar ook beroepszangers die advies willen hebben. Verder zijn er aanstaande studenten die de zangklas van het conservatorium willen volgen en zich afvragen of ze daarvoor het geschikte instrument hebben. Ook sprekers gaan in Den Haag langs, omdat ze vaak het idee hebben dat hun stem draagkracht tekort komt. En ten slotte komt er het onderwijzend personeel. De leraar die tegen Kerst altijd z'n stem kwijt is, of de lerares die aan het eind van het schooljaar steeds weer hees wordt en keelpijn krijgt.
Stem verdoezelen
Allereerst wordt bij de stemtest de spreekstem aan een onderzoek onderworpen. Gemiddelde spreektoonhoogte, omvang van de spreekstem, kwaliteit van de stem. Voor degenen die hun echte stem eigenlijk altijd verdoezelen, is er de proef van Lombard; er wordt geluid gemaakt aan de oren, zodat iemand zich zelf niet meer kan verstaan en ziedaar: de échte stem.
Daarna komt de zangstem aan de beurt. De omvang, dus de hoogste en laagste toon die iemand kan zingen, wordt vastgesteld. Er wordt gekeken naar de manier van ademhaling en hoeveel seconden een vocaal gezongen kan worden. Dat resulteert alweer in een oordeel over de kwaliteit van de zangstem. En dan komt in de derde plaats de KNO-arts aan bod, die de neus onderzoekt, de bouw van het verhemelte en de lengte en dikte van de stembanden.
Het onderzoek van de KNO-arts maakt het meest duidelijk of iemand over een geschikt 'instrument' beschikt. Allereerst moeten dan de stembanden gaaf wit zijn, een gelijkzijdige driehoek vormen of nog langer zijn. Om dat te beoordelen, worden lengte en dikte ervan gemeten. Dat de stembanden de kwaliteit van een stem bepalen, begrijpt een leek. Mevrouw Frateur legt echter uit dat ook het verhemelte erg belangrijk is. „Het verhemelte is eigenlijk het klankbord, dus de maten en de bouw ervan bepalen voor een groot deel het karakter van de stem. Een romaanse bouw geeft een veel dramatischer klank dan een gotische. En hoe groter de afstand tussen de achterste kiezen is, des te groter is ook de stem die iemand kan ontwikkelen".
Behandeling
Op grond van de stemtest kan iemand eventueel afgeraden worden de zangstudie aan het conservatorium te beginnen, maar meestal is het eindoordeel wat gematigder, zoals: „Mezzo met grote hoogte en grote laagte. Zou logopedische behandeling moeten volgen in functie van volledige stembandsluiting".
Die logopedische behandeling verzorgt de Theodora Versteegh Stichting niet zelf ook al zijn er vier logopedisten bij de stichting betrokken. Wel is het mogelijk voor controle terug te komen.
Uit de cijfers die de stichting publiceert, blijkt dat bepaald niet elke stem meteen aan de eisen voldoet. Van de ruim 1600 stemmen die op zeker moment waren onderzocht, bleken er bijna duizend geen goede ademhaling te hebben. Bijna 700 mensen hadden problemen met hun stem, ruim 500 hadden wilde lucht op de stem en bijna 600 een afwijking in de neus. Ruim 200 mensen werd aangeraden een logopedische behandeling te ondergaan. En dat zijn dan nog de grootste groepen.
Het zonder problemen kunnen zingen blijkt geen vanzelfsprekende zaak te zijn, ook al gaat de gemiddelde koorzanger daar eigenlijk altijd van uit. Net zoals de beroepsspreker.
Dit is het vijfde en laatste artikel in de serie Koorvorming.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1992
Reformatorisch Dagblad | 27 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1992
Reformatorisch Dagblad | 27 Pagina's