melkrijder Mulder uit Rouveen
ROUVEEN - „'k Heb het zo ruwweg wel eens uitgerekend —je kunt het natuurlijk nooit helemaal precies zeggen— maar volgens mij heb ik in die tijd toch zeker zo'n miljoen melkbussen op de wagen gezet... En d'r weer af natuurlijk. Dat is, als je ze allemaal naast elkaar zou zetten, een rij van 300 kilometer". Zaterdagmorgen 31 december 1977 zette Arend Mulder, daarbij geholpen door broer Henk, voor de laatste maal de volle melkbussen op de steiger bij de Rouveense zuivelfabriek "De Vlijt". Maar melkrijder bleef hij, want sindsdien verzorgt Mulder het vervoer van de zogenaamde "tankmelk". Begin dit jaar vierde hij bij "De Vlijt" z'n zilveren jubileum.
Voordat Arend Mulder in dienst trad bij "De Vlijt", is hij nog ruim twee jaar melkrijder bij "De Kleine Winst" geweest. „Eind 1959 kwam Frens Lier bij me", begint Arend Mulder z'n verhaal. „Hij zei: Arend, ik moet binnenkort in militaire dienst. Zou jij m'n melkrit willen overnemen? Ik had nooit aan een melkrit gedacht. Toch heb ik toen ja gezegd, 't Was een dubbele rit van 74 gulden in de week". Maar toen hij twee jaar later vernam dat er bij "De Vlijt" een melkrit (een enkele) vrijkwam, schreef Arend Mulder ook in. Voor 100 gulden. Door sommigen werd hij -vanwege de hoogte van het bedrag- als „niet wijs" betiteld. Toch werd hem de rit gegund, want er had zich verder niemand aangemeld.
Voor Mulder was het steeds vroeg dag. Vooral 's maandagsmorgens. Om vijf uur werd hij dan met de "zondagmelk" bij de zuivelfabriek verwacht. En als je dan, zoals Arend Mulder in 't begin, ook nog de koeien van je vader moet melken? „Ja dan gingen we -Henk en ik- tegen drie uur al het veld in. Op de brommer. Henk achterop; twee bussen met een touw over z'n knieën. Aardedonker was het dan, vooral in het najaar. Zo stoof ik eens, midden in de nacht, rakelings voorbij een aantal losgebroken pinken op de Conradsweg. Ja en dan, je ziet dan haast geen hand voor ogen, moet je de koeien ook nog bij elkaar zien te drijven... Ik kon m'n vader dan ook nooit garanderen of we alle koeien werkelijk gemolken hadden".
Misverstanden
Wanneer de gebroeders Mulder rond een uur of half vijf begonnen met het laden van de melkbussen, waren er altijd wel enkele boeren („Het waren steeds dezelfden hoor!"), die de bussen nog niet aan de weg hadden staan. De melkrijders reden echter niet verder alvorens hun komst met luider stem te hebben aangekondigd. „En dat gaf wel eens aanleiding tot misverstanden", herinnert Mulder zich. De Rouveense melkrijders wekten met hun voor de boeren bestemde alarmeringssysteem namelijk ook wel eens niet-agrariêrs. „Maar dat was onze bedoeling nooit", grapt Mulder, „want het ging ons immers uitsluitend om de veehouders die hun bussen nog niet aan de weg gezet hadden".
Mulder is nog niet vergeten hoe ooit iemand dreigde naar de politie te zullen stappen wanneer hij nog eens op een dergelijke wijze door de melkrijders gestoord zou woren. „'k Heb hem toen kort en bondig uit de doeken gedaan hoe ik erover dacht", laat Mulder met enige stemverheffing weten. „Ik zei: Nou, dan ga jij er komende maandag tegen een uur of vijf maar uit om de nog slapende boeren op te halen, houden wij onze mond wel". Dan houden wij onze mond wel".
Werk
Arend Mulder heeft het werk nooit geschuwd. Is hij niet bezig met de melkrit, dan is de kans groot dat hij onderweg is met veevoer. Ook heeft hij zich vele jaren -in de tijd van de graanoogst- beziggehouden met stro-rijden vanuit de IJsselmeerpolders. Wanneer het goed weer was, ging ik vaak na de melkrit nog weer naar de polder", vertelt de 49-jarige melkrijder. „En als alles dan vlot verliep kon je net voor middernacht weer thuis zijn. Maar 't gebeurde ook geregeld dat je de vracht stro eerst nog even bij een boer ging lossen. Dan werd het half twee, twee uur. Maar 's morgens tegen achten wel weer bij De Vlijt hè... en waarom werkte je zo hard? Nou, omdat je zo'n portemonnee had van siepelleer, weet je wel. Of ken je die niet?... Nou, elke keer als je hem opendoet, springen je de tranen in de ogen".
Mulder lacht even uitbundig en zegt dan: „Soms zeiden ze tegen me: man, pas toch op. Je werkt je nog kapot. Nou, hoe hard werken dat is, zou ik niet weten. Kapot werken? Daar geloof ik niet in. Of je moet je verwaarlozen, maar anders niet hoor! En ik geef toe, als je melkrijder bent, moet je heel wat verzetten. Ik heb er nooit een hekel aan gehad. Maar ik heb ook geen hekel aan werken".
Weer en wind
Toch was het niet altijd zonneschijn. Niet zelden was het weer zodanig dat een boer het niet in z'n hoofd zou halen zijn hond naar buiten te sturen. Mulder echter had niet te kiezen. Hij moest er door. „Maar ook daaraan wen je hoor", stelt hij nuchter vast. De gebroeders Mulder werden blootgesteld aan weer en wind en raakten er door gehard. „We hebben jaren in een houten huisje gewoond, hè. En dan hoorde je soms de hagelstenen over het dak heen rammelen", vertelt Arend ter illustratie. „Je keek naar buiten en dacht: sjonge, sjonge, moet ik er met dat weer door. Maar als ik dan buiten kwam, viel het altijd mee. Nooit tegen. Hoe dat kan weet ik niet, maar het weer is me haast nooit tegengevallen. De koude niet, de warmte niet, maar de regen ook niet. Ik heb in al die jaren met het laden en lossen van de melkbussen nooit handschoenen aan gehad. En ik heb ook nog. nooit hoeven te klagen over koude handen. En als het regende, liet ik me nog net zo lief natregenen dan dat ik een regenpak aantrok. Man, schei uit. Een regenpak? Daar wil de lichaamswarmte ook niet door, hè, want zo'n ding is potdicht. Nou, je bent dan goed en wel bezig, of de regenkleding is aan de binnenzijde net zo vochtig als aan de buitenkant. Schei toch uit...".
Ondeugden
Arend, die -naar hij zelf bekent- niet altijd geheel vrij van ondeugden is (geweest), heeft tijdens zijn werkzaamheden al heel wat Rouveense boeren en boerinnen tuk genomen. Al was het alleen maar door een briefje aan enkele lege melkbussen te bevestigen met de mededeling als zou de bus geretourneerde zure melk bevatten. „En die briefjes vielen nogal op. Je moest eens zien hoe snel de boeren dan aan de weg waren", lacht Mulder. Op 24 juli 1973 begon Mulder, naast zijn bussen-rit, met het ophalen van tankmelk, de zogenaamde rijdende melkontvangst (RMO). Het betrof toen slechts één boer. Met ingang van januari 1978 schakelde hij helemaal over op de RMO. En nog steeds verzorgt hij de RMO voor "De Vlijt". Over een maand start hij tevens met het ophalen van de tankmelk voor de Staphorster zuivelfabriek "Ons Belang". Het antwoord op de vraag of dat allemaal nog wel bij te benen is, doet Mulder af met de simpele mededeling: „Jawel, 'k heb volk zat". En voor een extra tractor, een splinternieuwe Massey Ferguson, heeft hij ook al gezorgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1987
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1987
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's