Studie naar catechese in (Nadere) Reformatie
Promotie W. Verboom in Utrecht
UTRECHT — De toenemende aandacht van de Nadere Reformatie voor de catechese gaat gepaard met kwalitatieve waardevermindering. Dat is een van de conclusies uit het proefschrift van dr. W. Verboom. Ds. Verboom, hervormd predikant te Hierden, promoveerde gisteren in Utrecht tot doctor in de godgeleerdheid op „De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie," Promotor was prof. dr. C. Graafland. Tot de opponenten behoorde onder anderen de Apeldoornse hoogleraar dr. W. van 't Spijker.
De catechese van de Reformatie kent volgens dr. Verboom geen intellectueel kennisbegrip. Het gaat erom de catechisant geloofskennis bij te brengen. „Het kleine kind dat gedoopt wordt, wordt geacht in het bezit te zijn van de gave van de Heilige Geest. Het kind gelooft op een wijze die bij zijn leeftijd past". In het leren en opzeggen van de antwoorden maakt het kind zich de beloften en geboden van God eigen, aldus dr. Verboom. De leerstof in de catechese is die van het Woord. Dat „geeft aan de catechese een stuk eenvoud en damt het gevaar van al te sterke polemiek in".
Scheiding
Dr. Verboom onderscheidt in de Nadere Reformatie twee fasen. In de tweede fase is de visie op kennis veranderd, zo stelt hij. Dan gaat er een scheiding optreden tussen intellectualistische en geloofskennis. Enerzijds gaat het dan om een uitwendig christelijk leven, anderzijds om een innerlijke vernieuwing van het hart.
Door de genoemde scheiding verschraalt de belijdeniscatechese tot een uitwendig, onpersoonlijk leerproces, gevolgd door een andere visie op de geloofsbelijdenis en de avondmaalsgang. „Het kind maakt zich nu niet meer door middel van vragen en antwoorden Gods beloften en geboden eigen, maar leert verstandelijk welke beloften en geboden er voor de christen in het algemeen zijn."
Wedergeboorte
In de tweede fase van de Nadere Reformatie heeft ook de spanningsvolle eenheid tussen de zichtbare gemeente en de uitverkorenen plaats gemaakt voor een scheiding tussen de zichtbare en onzichtbare kerk, tussen uitwendig en inwendig Verbond, aldus dr. Verboom. Daardoor is er sprake van tweeërlei catechisanten, wedergeborenen en niet-wedergeborenen. De catechese van de Nadere Reformatie gaat er niet van uit dat de catechisant al wedergeboren is, zo concludeert dr. Verboom.
Predestinatie
Daarmee komt dan ook het leerstellig element naar voren. De leer is een samenstel van waarheden met de Schrift als bewijsbron en dat gaat gepaard met een polemisch element. De catecheten van de Nadere Reformatie hebben niet zelf op deze „kwalitatieve degradatie van de catechese" aangestuurd, zo meent Verboom. Het „verschralingsproces" heeft echter oorzaak in de verschuiving van theologische opvattingen, die deze catecheten bevestigd zagen in de praktijk van het kerkelijk leven.
Dr. Graafland vroeg de promovendus naar de verschuiving in visie op de predestinatie in de tweede fase van de Nadere Reformatie, die ds. Verboom geconstateerd had. Kenmerkend voor die verschuiving noemde ds. Verboom het dat bijvoorbeeld door Aegidius Francken de predestinatie niet meer wordt behandeld bij de kerk, maar bij de besluiten Gods. In de eerste periode van de Nadere Reformatie is de predestinatie nog troostvol en bron van verwondering, in de tweede fase is die betrokkenheid er niet, omdat er geen sprake meer is van die spanningsvolle eenheid van de zichtbare gemeente en de uitverkorenen.
Dr. Van 't Spijker vatte de visie van ds. Verboom als volgt samen: de Reformatie zei, geloof kun je leren; het proefschrift suggereert, je moet de leer geloven, maar het vertrouwen is een zaak van de Heilige Geest. Dr. Van 't Spijker vroeg zich af of ds. Verboom Ursinus wel recht deed door bij hem nadrukkelijk het uiteenvallen van kennis en vertrouwen te constateren. Ds. Verboom wees erop dat Luther kennis zonder vertrouwen afwijst, dat Melanchton aan kennis zonder vertrouwen wel enige waarde hecht, maar dat Ursinus zegt dat kennis zonder vertrouwen kan bestaan, zoals ook bij de duivelen.
Andere factoren
Dr. M. J. G. van der Velden wilde weten of er ook buitentheologische en culturele factoren aanwijsbaar zijn voor het veranderde kennisbegrip. Was wantrouwen tegen kennis niet een gevolg van de opkomende Verlichting? Ds. Verboom bevestigde dat, tot op zekere hoogte, maar antwoordde dat zijn studie die zich toespitste op de theologische facetten. Bovendien, aldus de promovendus, zijn er ook theologen geweest die zich gehouden hebben aan de gedachte van de Reformatie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1986
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1986
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's