Broeder Mattheus heeft nooit geweten ...

De officier van justitie, mr. R. A. Schimmel, achtte de kans groot dat „deze zwakke broeder" zich aan zijn detentie zal willen onttrekken, omdat hij plannen zou hebben zich in een klooster in Frankrijk of België terug te trekken. Mr. Schimmel vroeg de rechtbank daarom ter zitting de onmiddellijke gevangenneming van broeder Mattheus te bevelen, doch de rechtbank zag daartoe geen aanleiding.

Broeder Mattheus erkende voor de rechtbank twee pakjes te hebben overhandigd, waarvan hij veronderstelde dat er twee pistolen in zaten, zo zei hij. Jan Brouwers had de broeder om de wapens gevraagd. „Hij wilde oorspronkelijk een leeg wapen, om een bewaker mee te bedreigen en zo te kunnen ontsnappen. Later vroeg hij twee wapens. Maar ik wist niet, dat in deze twee pistolen munitie zat, anders had ik ze nooit en te nimmer overhandigd."

ZWAKKE BROEDER

Broeder Mattheus bezwoer de rechtbank nooit te hebben geweten, dat de wapenlcvering op een gijzeling zou uitlopen. Toen de gijzeling een feit was, meldde hij zich bij de justitie om de plaats van de gesijzelde pater De Bot in te nemen. Zijn verzoek werd echter niet ingewilligd. Achteraf zei broeder Mattheus te hebben begrepen, dat Tineke B. wel vermoedde dat de wapens voor een gijzelingsactie zouden worden gebruikt. Blijkens het psychiatrische rapport heeft de broeder een sterke behoefte zich te vereenzelvigen met de „underdog".

De raadsman van de monnik, mr. W. A. M. J. Meijer, vroeg de rechtbank de dagvaarding nietig te verklaren, omdat deze niet voldoende duidelijk zou zijn. Voorts bepleitte hij vrijspraak voor Mattheus terzake van medeplichtigheid aan de gijzeling. Dit 'oandat volgens hem niet overtuigend is bewezen dat Mattheus wist dat er pistolen in de aan Brouwers geleverde pakjes zaten, en niet bewezen is dat Mattheus wist dat er een gijzeling met deze in de pakjes verborgen voorwerpen zou worden uitgevoerd.

ONAANVAARDBAAR

De raadsman van Daan Denie, mr. N. A. M. Schipper, zei dat een straf van zes jaar voor Daan ernstige gevolgen zal hebben. Hij uitte kritiek op de behandeling van Daan in de strafcel na de gijzelingszaak; hij noemde die behandeling inhumaan, en evenals de eis „onaanvaardbaar".

Koudaches raadsman, mr. D. J. Schravendijk, vond dat justitie had moeten voorkomen dat er wapens voor gijzelingsactie de gevangenis binnengesmokkeld konden worden. Hij vond de tegen Koudache geëiste straf veel te hoog, gezien diens geringe aandeel in de gijzeling.

Mr'. P. Smidt van Gelder, raadsman van Jan Brouwers, meende dat uitzichtloosheid voor Brouwers een van de hoofdoorzaken geweest is om de gijzelingsactie te beginnen. Het gevangenissysteem hier werkt dat volgens de advocaat ook in de hand. Hij zei dat Brouwers heeft verklaard niemand persoonlijk van de gijzelaars te hebben willen bedreigen. Een straf van zeven jaar zou de zaak nog uitzichtlozer maken, aldus de raadsman. Hij vroeg voor Jan een volledig voorwaardelijke straf.

De rechtbankpresident bepaalde de uitspraken in de vier zaken op dinsdag 11 maart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen