Schutters, kracht en zenuwen van de stad
Expositie ter gelegenheid van 75-jarig bestaan Frans Halsmusetim
HAARLEM - Het ontstaan, de betekenis, 'de tradities en gebruiken alsmede de militaire en ceremoniële taken van de schutterij in de Hollandse en Zeeuwse steden van de middeleeuwen tot en met de zeventiende eeuw zij'n tot leven gebracht in het Haarlemse Frans Halsmuseum.
Het museum bestond onlangs 75 jaar. Ter gelegenheid daarvan wordt tot 17 juh de tentoonstelling "Schutters in Holland, kracht en zenuwen van de stad" gehouden. Onlangs werd ook de restauratie van vijf schuttersstukken van Frans Hals voltooid.
De tentoonstelling is opgebouwd rond een viertal kernthema's: Wie waren de schutters, wat waren hun taken, wat hun tradities en waar kwamen zij bij elkaar? Dat alles wordt in beeld gebracht met de erfenis van de schutterij: schutterszilver, historische documenten, penningen, prenten, wapens en vooral ook met alle belangrijke schuttersstukken (uitgezonderd de Nachtwacht) die er in Nederland zijn.
Zelf heeft het museum zeventien schuttersstukken, waaronder de vijf genoemde van Frans Hals, de rest kreeg het museum in bruikleen van andere kunstinstellingen. Tientallen musea in binnen- en buitenland hebben hun medewerking verleend aan de schuttersexpositie in Haarlem. Op de ruim veertig schilderijen zijn bij elkaar de portretten van honderden schutters te zien. Zij tonen het gezicht van de macht in de Hollandse stad van ongeveer 1400 tot en met de Gouden Eeuw.
Ontstaan
De schuttersgilden ontstonden toen de feodale samenleving, met haar nadruk op het platteland, definitief ten einde liep en de stad, met zijn kooplieden en ambachtslui, economisch centrum werd. De schutterij als stadsmilitie had als eerste taak, binnen de stadsmuren zorg te dragen voor orde, rust en veiligheid. Ofschoon elke burger van 18 tot 60 jaar schuttersplicht had, waren het voornamelijk de rijke burgers die de leden waren van de schuttersgilden. Men moest immers zelf zorgen voor een wapenuitrusting en in enkele steden moest men zelfs over een zeker vermogen beschikken om tot de schutterij te kunnen toetreden.
De schutterij onderhield nauwe banden met het stadsbestuur, dat ook bijdroeg in de kosten van deze stadsmilitie. Ook de rechten en plichten van de schuttersgilden werd neergelegd in ordonnanties van het stadsbestuur. Toch had de schutterij in feite een geprivatiseerd karakter. De relatie tussen stadsbestuur-schutterij was daarbij zeer dubbelhartig; de regenten steunden enerzijds op de kracht van de schutters, maar tegelijkertijd waren zij beducht voor deze gewapende macht binnen de stad.
Ook het keren van eventuele oproeren was voor de schutterij weggelegd, maar de stadsbesturen gaven er toch de voorkeur aan in dat geval huursoldaten in te zetten. Zo werden in 1566 en daarna de kerken bestormd en geplunderd en beelden neergehaald: de beeldenstorm. De stedelijke overheden moesten de beeldenstormers straffen, maar dat ging niet van harte. Bovendien weigerden schutters de wapens op te nemen tegen stadgenoten, familie en vrienden.
In 1580 hadden alle steden zich geschaard achter Oranje, de leider van de opstand. Het Spaanse leger had zich teruggetrokken uit Holland. Vervolgens werden de schuttersgilden gereorganiseerd naar het model van het Spaanse leger en de daarbij behorende hiërarchie, met korporaals, sergeanten, luitenants, kapiteins en kolonels.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 mei 1988
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 mei 1988
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's