Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen rond het doen van openbare belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen rond het doen van openbare belijdenis

Over Doop - belijdenis - Avondmaal

13 minuten leestijd

In de komende tijd hopen veel jongeren in onze gemeenten belijdenis des geloofs af te leggen. Een aangrijpend ogenblik als hun jawoord klinkt in het midden van de gemeente. Een ogenblik van blijdschap voor de ouders en voor de gemeente. Het is een bijzonder moment in een mensenleven als het zover mag komen, dat je uitspreekt de band met Gods Woord en Zijn inzettingen te bewaren en daarnaar te leven! Aan de hand van een aantal vragen die ik van de redactie kreeg, wil ik hier iets over zeggen.

Want waar gaat het om bij belijdenis doen?

In het antwoord op de vier vragen van Voetius klinkt de ernst in leer en leven door! Belijdenis doen is het uitspreken van datgene waarvan je gelooft dat het de waarheid is, met de bede of de Heere het in je hart wil toepassen. Het gaat toch om de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering. Die is niet vanzelfsprekend, maar die kunnen wij ook niet missen.

 

Terugzien en vooruitzien!

Enerzijds is belijdenis doen terugzien op wat de Heere gaf in Zijn goedheid. Namelijk dat je gedoopt bent en gebracht op het erf van het genadeverbond. Maar het is ook vooruitzien en dat geldt voor een ieder van ons: we zullen gesteld worden voor de rechterstoel van Christus.

 

Heilige Doop en belijdenis

Het was de voorzienigheid Gods dat je geboren bent uit christelijke ouders of in hun gezin gekomen bent. Je bent door de goedheid van de Heere in Christus geheiligd, dat is afgezonderd, en daarom gedoopt. De doop wijst ons op het grote voorrecht te leven onder de bediening van het verbond en onder de verkondiging van Gods Woord. De Heere gedenkt aan Zijn verbond tot in eeuwigheid en zal in de geslachten Zijn Naam verheerlijken. Elke doopbediening wijst ons op Gods onveranderlijke verbondstrouw en het volvoeren van Zijn eeuwige raad in Christus. De doop wijst ons ook op de grote verantwoordelijkheid die op ons ligt: hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht geven?

Ook wijst de doop ons op het offer van Christus en zegt ons: je moet gewassen worden en je kunt gewassen worden.

 

Wat hebben je ouders toen beloofd?

Er werd aan hen gevraagd om je In de voorzeide leer te onderwijzen en te doen onderwijzen. Dat betekent thuis onderwijzen, vertellen, spreken van de dienst des Heeren. Wat zo erg is, is dat dit in veel van onze gezinnen zo weinig gebeurt! Terwijl vader en moeder dit met een eed beloofd hebben!

Maar ook doen onderwijzen. Dit betekent meenemen naar de kerk, naar de catechisatie laten gaan en als vader en moeder daar aandacht aan besteden. En zeker ook, wanneer dit mogelijk is, de kinderen naar een reformatorische school laten gaan!

 

Wat is het doel van dit onderwijs?

Dat als de gedoopten straks zelf volwassen geworden zijn, zij zelfstandig en vrijwillig de verantwoordelijkheid overnemen van hun ouders voor het aangezicht van de Heere. En dat zij dit openlijk uitspreken in het midden van de gemeente. Om Zijn Naam ook te belijden in een post-christelijke samenleving! En dan moeten we natuurlijk bedenken dat verstandelijke kennis, hoe belangrijk ook, ons niet zalig maakt. Maar ook, dat de Heere die middelen wil gebruiken tot ons eeuwig behoud.

 

Waar leg je dan belijdenis van af?

Je moet antwoord geven op de volgende vier vragen van Voetius. Daaruit blijkt waarvan je belijdenis aflegt.

Vraag 1: Verklaart gij dat gij de leer van onze kerk, welke gij geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schriften?

Het is de ware zaligmakende leer, zoals de Heere die in de Bijbel heeft geopenbaard. Die spreekt ons van schepping, val, doodsstaat van de mens, verkiezing, twee verbonden, de zaligheid in Christus alleen en hoe de Heere dat door Zijn Geest in het hart van de Zijnen werkt door het ware geloof. De Heilige Schrift moet het richtsnoer zijn in al ons doen en laten. De dichter zegt in Psalm 119 Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. Het is een voorrecht om dit te belijden, bijzonder om door genade deze waarheden te verstaan.

Vraag 2: Belooft gij dat gij door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven en in haar zult leven en sterven?

Het is een eed om bij deze leer te blijven in leven en sterven. Het wijst ons op de diepe afhankelijkheid van de genade Gods. De hulp van de Heere is nodig om in die belijdenis trouw te blijven. Dat het toch het gebed van onze jonge mensen in het hart is: "Heere, wilt U dat uit genade geven?"

Vraag 3: Belooft gij dat gij overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten en dat gij uw belijdenis met goede werken zult versieren?

Het gaat hierbij om onze levenswandel. Daar geldt niet de norm van wat ik vind, maar de norm van Gods Woord. Het gaat over ons verborgen en openbaar leven: trouw zijn in ons werk, in onze levenswandel en in onze belijdenis. Om te leven met de bede: 'Laat de oprechtheid en vroomheid mij behoeden'.

Vraag 4: Belooft gij dat gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht wilt onderwerpen en onderworpen zult zijn, indien (wat God verhoede) het mocht gebeuren, dat gij u in leer en leven kwaamt te misgaan?

Paulus schrijft aan Timotheüs: Predik het woord; houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. De ambtsdragers zijn verplicht te vermanen en terecht te wijzen. Zij waken voor de zielen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. De belijdende leden beloven dat zij zich daaraan zullen onderwerpen, dat zij deze vermaningen ter harte zullen nemen. Het is bedoeld om de zondaar te behouden. Het is één van de drie kenmerken van de ware kerk.

Deze zaken zijn onderwezen en overdacht op de belijdeniscatechisatie. Maar als het goed is, is het vooral in het verborgene voor de Heere neergelegd en is gevraagd naar licht van Zijn Heilige Geest, Die in alle waarheid leidt.

 

Geen belijdenis doen?

Als je geen belijdenis doet, misken je de leiding van de Heere in je leven en doe je niet wat de Heere rechtmatig van je eist! Want dan ga je voorbij aan de voorrechten die de Heere je gaf! En je geeft er blijk van dat de ernst van het leven en de eeuwigheid niet bij je weegt.

 

Ik durf niet

Toch zijn er altijd weer jongeren die om verschillende redenen de belijdenis uitstellen. Een motief kan zijn: "Ik durf niet". Belijdenis doen is zo iets ingrijpends. Ik durf dat niet! En het is waar, het is een hoogst ernstige zaak.

Ds. Kersten schrijft ergens over belijdenis doen: Het is een vrijwillige en uitdrukkelijke toestemming aan en belijdenis van de in Gods Woord geopenbaarde en door de Gereformeerde Kerk samengestelde waarheden door hen die tot de jaren des onderscheids zijn gekomen.

Nu is de kerkenraad geen hartenkenner. Zij luistert naar wat geleerd is en wijst op de levenswandel. Het belangrijkste hierbij is dat het door genade een zaak van het hart mag worden of zijn. Want het is zo'n voorrecht als je mag belijden met de mond. Maar de Heere heeft recht op ons hart, ons hele hart. Hij zegt: "Mijn zoon, Mijn dochter geef Mij uw hart".

Het is dus niet alleen maar een uitspreken met betrekking tot het historisch geloof. En als je verder netjes leeft, dan is het wel goed. Nee, want het gaat ten diepste om ons hart!

Maar, het is ook niet zo dat we ervan uitgaan dat alle belijdende leden gelovigen zijn en ook als gelovige mensen moeten worden aangesproken. Nee, dat kan niet. Dan krijg je de grootste ontsporingen. Het antwoord tot hen die zeggen 'ik durf niet' is dus (en dat geldt tevens voor hen die al wel belijdenis doen): als je gedoopt bent en je hebt de leeftijd en je bent onderwezen, dan kan en dan mag je er niet onderuit!

Vraag dan maar: "Heere, wilt U Uw genade geven, zodat datgene wat ik nu (bij het belijdenis doen) beloof door Uw genade, door Uw Woord en Geest, waar mag worden of zijn in mijn hart. Opdat wat ik nu uitspreek als een eed niet een leugen zou zijn, wanneer ik voor Uw rechterstoel moet verschijnen." Dus, heel eenvoudig vragen of de Heere in je hart geeft wat Hij zei tegen Nicodemus in Johannes 3: 3 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

 

Ik wil niet

Er zijn er ook die zeggen: "Ik wil niet, want dan mag ik dit niet meer en dat niet meer". Dat is erg! Alsof je dat nu wel mag, met een gedoopt voorhoofd, de zonde en de wereld dienen! Dat is letterlijk heel kortzichtig!

Daar wil ik nog aan toevoegen dat, wanneer je wel belijdenis hoopt te doen, het dan niet zo mag zijn dat je belijdenis een vroom vernisje over je leven is. Even het moment, de ernst, indruk en dan: weer verder. Gedoopt, belijdenis afgelegd en vervolgens weer net zo gemakkelijk met de wereld meedoen! Of telkens maar proberen wat nog net kan. Op het randje van kerk en wereld. Vraag of de Heere je daarvoor bewaart, want belijdenis doen geldt wel voor heel je leven!!

 

Ik ben het niet eens met de leer

Nog een argument om (nog) geen belijdenis te doen kan zijn, dat je het met de leer niet eens bent. Gebruik dan juist deze (belijdenis-)catechisatietijd om met je vragen te komen. Je hebt recht op een eerlijk antwoord. Maar laat je ook onderwijzen. En zeker ais het gaat om de vraag van de vrije wil van de mens. Buig voor het gezag van de Schrift, die zegt dat zalig worden een eenzijdig Godswerk is. Daarom is een grondige Bijbelkennis, maar ook kennis van de belijdenisgeschriften, zo belangrijk. Denk bijvoorbeeld maar aan de Dordtse Leerregels, om ook deze onvoorwaardelijk te erkennen.

Belijden is immers toestemmen, instemmen en zeggen met de Kerk van alle eeuwen wat wij op grond van Gods Woord geloven.

 

Wat is het gevaar als je blijft uitstellen?

Dat van uitstel afstel komt. Je wordt ouder; je zult niet naar catechisatie blijven gaan. Of je gaat trouwen; je ontvangt van de Heere de kinderzegen. De kinderen kunnen toch niet ongedoopt blijven? Lid, namelijk dooplid, van de gemeente ben je al, maar door middel van belijdenis doen, word je mondig lid met rechten en plichten. Daarom zeg ik tegen allen die dit lezen en wel de leeftijd hebben, maar nog niet komen tot het doen van belijdenis, maar ook tegen hen die nu belijdenis hopen af te leggen: vraag of je door genade de keuze van Ruth mag doen. Ruth kon het in Moab niet meer uithouden. Door genade kon zij de Heere niet meer missen en wilde zij leven met het volk van Israël. Zoals zij dat beleed: "Uw volk is mijn volk en uw God mijn God". En wat heeft ze ervaren dat de dienst van de Heere nooit berouwt!

 

Belijdenis en Heilig Avondmaal

Een belangrijke vraag rond het thema belijdenis doen is de verhouding tussen belijdenis en het Heilig Avondmaal.

Voor alle duidelijkheid wil ik opmerken dat er twee uitersten zijn. Aan de ene kant is er het gevaar van onderschatting van de sacramenten. Waar dit gebeurt, krijg je het volgende: de doop was een bijzonder moment, een ritueel dat erbij hoort en meer niet. Belijdenis doen is eigenlijk ook niet meer dan een formaliteit. Je bent van de catechisatie af en meer niet. En als het gaat over het Avondmaal, ach eigenlijk denk je daar niet eens aan.

Maar zo oppervlakkig denken mag nooit!

Aan de andere kant is er ook het gevaar van overschatting. Als dit gebeurt, krijg je het volgende: de doop wordt op bepaalde wijze gezien als een voertuig van genade. Dan zou je dus meer of minder bewust deel hebben aan het ware geloof. Dit moet je dan bij het volwassen worden tot uiting brengen in het doen van belijdenis, om vervolgens ook aan het Heilig Avondmaal deel te nemen. Maar dit 'veronderstelde geloof' is een vreselijke misvatting! Het kan niet zijn dat er in deze zaken een soort verbondsautomatisme ontstaat.

 

Genade nodig

Wat nodig is, is dat de Heere Zelf het ware geloof werkt in ons hart door wederbarende genade. We moeten er dus enerzijds voor waken dat we alleen maar tevreden zijn met keurige, meelevende jonge mensen, hoe groot dat voorrecht ook is! Maar, we moeten bekeerd worden, omdat we reizen uit een verloren paradijs naar de grote Godsontmoeting!

Anderzijds moeten we toch ook niet mee gaan met de opvatting die uitgaat van enige vorm van verbondsautomatisme. Waar wij van alles moeten doen voor de Heere en waar we vergeten dat zalig worden van begin tot eind een eenzijdig Godswerk is!

Vanouds is er altijd de relatie tussen belijdenis en Heilig Avondmaal geweest en die moeten we laten staan!! Dan weten we dat het afleggen van belijdenis ons een kerkelijk recht geeft. Maar, om aan de bediening te kunnen deelnemen, is een goddelijk recht, door waarachtige bekering ontvangen, onmisbaar.

 

Want wat gebeurt er nu als de Heere ons bekeert?

Dat begint niet met werkzaamheden met het Heilig Avondmaal. Maar, dan ga je door de zaligmakende overtuiging van de Heilige Geest als een onbekeerd mens over de wereld. Dan krijg je met God te doen. Met een heilig, rechtvaardig en goeddoend God. Door de liefde Gods in je hart uitgestort komt er een zoet, heilig heimwee in je hart naar de Heere.

Het wordt de bede van je hart of je Hem mag kennen, vrezen en liefhebben. Dat geeft een roepen tot de Heere of Hij Zich aan je ziel wil openbaren. Met een heilige jaloersheid zie je dan op dat volk, dat de Heere mag kennen. Dat volk, dat in het aangaan aan het Heilig Avondmaal mag betuigen Wie de Heere in Christus voor hen geworden is.

Dan komt er een verlangen om bij dat volk te mogen horen. Ook komt er een betrekking op het Heilig Avondmaal. Maar, aangaan kan niet vanwege je zondenschuld en je onwaardigheid. Je gaat dan temeer vragen of je mag delen in dat geluk, dat de Heere voor Zijn kinderen bereid heeft. En jonge mensen, dan kan ik je zeggen dat Diezelfde God, Die Ruth bracht op de akker van Boaz en daar de ontferming van Boaz deed ervaren, leeft en Dezelfde is! Hij brengt nu nog al de Zijnen als arme, verloren zondaren tot de kennis van de Heere Jezus in het verliezen van alle rechten en waardigheden. En op Zijn tijd brengt Hij Zijn arme Ruths aan Zijn tafel, aan de heilige dis om de dood des Heeren te verkondigen en Zijn liefde te ervaren. We houden dus de verhouding belijdenis - Heilig Avondmaal vast, maar wel in de Schriftuurlijke weg.

Daarom wens ik de jonge mensen die de komende tijd hun ja-woord hopen uit te spreken toe, dat ze de Heere in waarheid nodig mogen hebben. Dat Hij in hun leven vervult - uit genade - wat we lezen in Romeinen 10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 2002

Daniel | 30 Pagina's

Vragen rond het doen van openbare belijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 2002

Daniel | 30 Pagina's