Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leefregel der kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leefregel der kerk

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Filippenzen 4 vers 6 en 7. Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus.

Een leefregel voor dit jaar, zoo schreven wij boven onze overdenking. Gij hebt wellicht vele zorgen in dezen voor velen zoo zwaren tijd ook op stoffelijk gebied; gij zijt bezorgd voor het heden en den dag van morgen. Maar hebt gij wel zorg voor de nooden uwer ziel? Want wij willen eraan herinneren nu wij weer voortgaan met de behandeling van onzen text, dat de apostel schreef aan zijn zeer geliefde broeders in den Heere. Zonder kennis van het leven der genade kunt gij dezen regel niet opvolgen en is u noodig uw zonde en schuld te leeren kennen. Ga dan met uwe nooden tot den troon der genade, want bij den Heere onzen God zijn milde handen en vriendelijke oogen. Vergeet echter niet, dat zonder ontdekking aan uwe schuld geen vergeving mogelijk is. Jezus is gekomen om te roepen zondaars tot bekeering.
Wees er eveneens op bedacht, dat wij geen twee heeren kunnen dienen, Christus en Belial. Laat uwe begeerten in alles bekend worden bij God. Uwe begeerten in alles.
Wij moeten onze nooden kennen, zullen wij ze kunnen voordragen aan den troon der genade. Een Mohammedaan heeft zijn gebedsmolen en een Roomsche zijn rozenkrans. Zij prevelen veel woorden maar bidden niet. Zij oefenen zich in het spreken van woorden maar zij hebben geen begeerten, geen behoeften of nooden, die hunne ziel benauwen. Of wel zij begeeren door hun vormelijk bidden zich verdiensten te verwerven bij God, aflaten te verdienen en zichzelf te behagen.
Zóó echter wordt de Heere onze God niet gediend. Hij vraagt naar waarheid. Velen maken misbaar, spreken zwaar en leven toch licht. Zij vermenigvuldigen hun och en ach, evenwel zonder nood in hunne ziel te kennen. En zoo zijn zij hoogmoedig en opgeblazen.
Vergeten wij toch nimmer, dat de Heere de harten doorzoekt en de nieren proeft. Ken mijn hart en beproef mij, en zie of bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op den eeuwigen weg! Stort den Geest der genade en der gebeden over ons uit, opdat wij waarlijk begeerten hebben en door den nood gedreven ons tot U, o Heere, om uitkomst begeven. Gij toch hoort het gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.
Wanneer wij al biddende en smeekende onze requesten neerleggen aan den voet van zijn troon mogen wij ons verliezen met onzen nood in God en onze bezorgdheid is verdwenen. De verademing des gebeds is eene verkwikking des harten voor het benauwd gemoed. Dan kunnen wij weer verder op het vaak doornige levenspad.
Het kan ons gebeuren, dat ons gebed geen doorgang vindt aan den troon. Dit kan een bewijs zijn dat onze begeerte niet recht is of wel, dat een betamelijke begeerte Gode toch niet behaagt omdat zijn raad anders heeft bepaald.
Laat uwe begeerten in alles bekend worden bij God.
Vaak spreken wij onze begeerten uit in eigen hart, belastert onszelf met eigen last. Het is een opladen van pakken op eigen rug. Maar dat is geen bekend maken bij God. De dichter mocht dit wel doen als hij hijgende nadert tot den Heere en diens komst inroept:

Zie mij. Heer', wien elk moet duchten,
Tot U vluchten;
O mijn God, verlaat mij niet;

En dan laat hij volgen:
Heer', ik voel mijn krachten wijken
En bezwijken;
Haast U tot mijn hulp, en red
Red mij, Schutsheer, God der goden,
Troost in nooden,
Groote Hoorder van 't gebed.

Wie nu tot God komt moet gelooven dat Hij is, en een belooner dergenen die hem zoeken. Vaak blijft het bidden soms zelfs 't smeeken in eigen hart besloten; er is geen uitgang noch minder doorgang tot God. We zijn vaak als iemand die bij vergissing den brief buiten de bus werpt. Geen wonder, dat hij den geadresseerde niet bereikt. Zet toch het adres juist op uw brief, op uw smeekschrift, en schrijf duidelijk. Onduidelijk schrift is overigens niet zoo erg als het adres maar duidelijk is, want de Heere kan de smeekschriften der zijnen altijd lezen, daar is Hij Vader voor. Zelfs als het aan woorden ons ontbreekt, hoort Hij wat de overdeninkg in ons spreekt; als het adres maar duidelijk is. Laat bekend worden bij God.
Leg den pijl goed op uw boog en zoek eerst het wit van de schijf. Span dan en schiet af. Hij hoorde uit de aanspraakplaats zijner heiligheid mijn gebeden.
Laat ons nu voortgaan met een bijzonder punt van onzen text nader te onderzoeken: de dankzegging. Reeds merkten wij op, dat aan de dankzegging in het bidden en smeeken vaak veel ontbreekt.
Wees in geen ding bezorgd maar laat uwe begeerten in alles in bidden en smeeken met dankzegging bekend worden bij God.
De apostel vordert dus van 's Heeren wege ook in nood en zorg een dankbaar hart, dat den Heere offers brengt van liefde en lof.
Hij gaf anderen geen voorschriften waaraan hij zelf niet beantwoordde, want hij schreef naar waarheid: wij roemen ook in de verdrukkingen.
Terwijl de verdrukking er was roemde hij, ja zelfs de verdrukking hoewel op zichzelf geen zaak van vreugde, werd een bron van geneugten wanneer hij opmerkte dat de Heere hem waardig achtte voor zijn naam te lijden en te strijden. Zoo ging Petrus uit van den raad verblijd zijnde, dat hij om den naam van Christus smaadheid had mogen dragen. Ik zal U loven in mijn leven, in uwen naam zal ik mijne handen opheffen. Zoo zullen met de smeekingen dankzeggingen gepaard gaan.
Zelfs al stijgt het gebed op uit den diepsten nood, toch zijn de vleugels gezilverd met dankzegging. In de wet werd voorgeschreven dat alle offers met zout zouden gezouten worden. De dankzegging is ook een zout bij het offer des gebeds.
Deze bevinding moge u niet bevreemden veeleer hare noodzakelijkheid en gepastheid bekooren.
Wanneer de bruid opklimt uit de woestijn is zij berookt met poeder des kruideniers. De mirre des gebeds is gemengd met den wierook van lof. Zoo was het ook met het offer in het Heiligdom. Hoe eindigt het onze Vader? Nadat de nooden zijn voorgedragen volgt: want Uwe is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Hoeveel nood er zij, hoe zeer het leed ons prangt, wij hebben met een goedertieren God te doen. Zelfs als de angsten der hel u treffen is er oorzaak te dankzeggen, dat gij niet in de hel ligt; te belijden: Heere, hoe kunt Gij mij dragen, Gij zijt wel een Sinaï in heiligheid omringd van bliksemstralen, maar Heere toch is uw goedheid hemelhoog. Hier ben ik nu Heere enkel nood en ellende, maar Gij hebt toch gezegd U over ellendigen te willen ontfermen. Heere, gedenk mij dan naar uw Woord.
De ware bidder heeft goedertieren gedachten van den Heere, zelfs dan als hij wordt vermorzeld door een onweder Gods.
David, de dichter-zanger voor de Kerk aller eeuwen, legt zijne smeekingen neer voor Gods aangezicht en bidt: Wees mij genadig, o God, want de mensch zoekt mij op te slokken... dan zal ik U offeren offeranden der dankzegging. In het vuur des gebeds warmt hij zich aan den lof. Hij begint laag. in gebroken klanken, en straks juicht hij weer: Ik riep den Heere aan, die te prijzen is en ik werd verlost van mijne vijanden.
Als gij bij een mensch wat gedaan wilt krijgen dan zoekt gij uw verzoek aannemelijk te maken en doet een beroep op iemands milddadigheid. Vaak steekt hierin vleierij om eigen begeerte vervuld te krijgen. Doch zóó is het niet in het gebed met dankzegging Den Heere kunt gij nooit teveel eer toebrengen, nooit te groot denken en spreken van zijne goedertierenheid.
Onze broeder Paulus schrijft: Ik danke God in mijne gebeden.
In deze verbinding van smeeking met dankzegging is eene bijzondere bediening des Geestes. Anders zijn wij vervuld van onszelf en onzen nood.
Welke zijn nu de redenen om het gebed te verbinden of liever nog te doorweven met dankzegging, met goed spreken van den Heere?
Het ligt geheel in de natuur der zaken om dit te doen. Wij komen niet tot den Heere in het gebed omdat Hij ons geheel verlaten of omdat wij geen enkelen zegen meer van hem genieten. Dat is uitgesloten. Want reeds het feit dat de ellendigste zondaar, de meest benauwde van hart, over wiens hoofd de golven zijner ongerechtigheid heen slaan zoodat zijn levensschip dreigt te zinken, nog leeft, geeft reden tot dankzegging. En hoeveel temeer zal dan de dankzegging betamen aan degenen die welbewust mogen toegaan door den verschen en levenden weg van Christus' bloed. Hij neigt zijn oor, legt het te luisteren om de sprake, het zuchten zijner gevangenen te hooren en het kermen van zijne gunstgenooten. Er was niemand die mij kende er was geen ontvlieden voor mij: tot U riep ik, o Heere, en gij hoordet de stem mijner smeekingen. Wij bidden en smeeken niet alsof wij nooit eene weldaad hadden ontvangen. Evenmin alsof Hij ons nu zal afwijzen. Geen van beide is het geval. Voor dankzegging is er altijd plaats niet alleen maar er moet immer behoefte aan zijn.
Waren wij niet het voorwerp van oneindige ontfermingen? Te mogen naderen is een gunst om eeuwig van te zingen. Zijne hand was zwaar op ons maar Hij had ons kunnen vernielen. Daarbij komt, als het geloof werkzaam is, het besef dat Hij ons kastijdt tot ons nut. Ons geroep klom op uit angst en vreezen tot het eeuwig Opperwezen die in ons ongeval het oor tot ons neigen zal. Hier is het geloofsvertrouwen, daarin ligt dankzegging opgesloten. Beter nog wanneer zij openlijk wordt uitgesproken.
Hoe menigmaal heeft Hij ons zijn gunst betoond. Hetzij Hij water uit een rots deed springen dan wel het manna deed regenen in de wildernis. Daarom zal Hij ook nu zorgen. Redde Hij niet dikwijls van de wreede trotschheid der vijanden.
Daarom zal Hij ook nu mijn hoofd verheffen boven de benden des vijands en in de schaduw zijner vleugelen zal ik vroolijk zingen.
Gij hebt, o Heere, uwen eenige niet gespaard hoe zoudt Gij ons dan met hem niet alle dingen schenken. Heere, Gij waart zoo oneindig goed voor ons. Gij zult ons het goede in nood niet onthouden, zelfs niet in den dood.
Dag aan dag overlaadt Hij ons, die God is onze zaligheid. Wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen? Ja, de dankzegging is betamelijk, moest vanzelfsprekend zijn. Toch kan zij alléén den Heere behagen en kan er alléén zijn door de bediening des Geestes. Is het geen wonder zijner goedertierenheid, dat een schuldig dwaas schepsel tot God mag naderen, dat Hij een weg baande die voert tot zijn troon, in den Zoon zijner liefde. Wat zijn wij toch snood ondankbaar. Het worde in dit jaar steeds meer onze zorg bij dage en bij nachte om hem te eeren en in allen nood het gebed te mogen verbinden met dankzegging; met goed spreken van den Heere.
Roep mij aan in den dag der benauwdheid, Ik zal er u uit helpen en gij zult mij eeren. De dankzegging is vrucht van de voorbidding van Christus in zijne verdiensten.
Hij heeft een genadestoel opgericht, een bedienaar des Heiligdoms gegeven.
En de Geest komt onze zwakheden mede te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behooYt.
Het gebed kan opklimmen ten hemel. Hij zelf zorgde voor de ladder Jacobs. De voet van dezen ladder staat nog bij het hoofdeinde van den eenzamen schuldigen, behoeftigen Jacob. Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat zijne barmhartigheden geen einde genomen hebben.
Nog mag de zinkende Petrus, die in overmoed de golven betrad, roepen: Heere, behoud mij, ik verga. Nog strekt Hij zijne hand uit om den zinkenden geloovige te grijpen en hem veilig aan boord te brengen of op het strand.
Wanneer gij met David niet kunt opgaan naar zijn Huis mogen toch de gebaande wegen in uw hart zijn en uw smeeklied opklinken: Bij LI, mijn Koning, en mijn God verwacht mijn ziel een heilrijk lot. Als zij gaan door het baka-dal stellen zij hem tot eene fontein, ook zal de regen hen gansch rijkelijk overdekken.
Tot wien van den huize Jacobs heeft Hij ooit gezegd: zoek mij te vergeefs!
Wanneer de nooden zich vermenigvuldigen dan is het goed te gedenken hoe de Heere ons vóór dezen gunsten heeft bewezen. Het gadeslaan zijner wonderen, die Hij van ouds gedaan heeft kan moed doen scheppen in de zwaarste nooden.
Hebben wij niet reeds lang oorzaak hem eeuwig met dankzegging tegemoet te treden, heeft Hij zijne wonderen niet groot gemaakt?
Mijn ziel, hoe treurt gij dus verslagen, wat zijt g' onrustig in uw lot. Berust in 's Heeren welbehagen. Hij doet welhaast uw heilzon dagen. Ja, houdt moed God-vruchte schaar; hoop op den Heere gij vromen, want als Israël in nood is zal er verlossing komen. Zijn goedheid is zeer groot.
Met dankzegging... Laten onze requesten niet slechts eindigen met dank doch ermee beginnen. De Heere geve dit jaar, wat het ook brenge, door welke diepten wij ook zullen gaan, meer ootmoedige dankerkentenis gelijk de apostel ons hiertoe maant in opdracht van den Koning der Kerk, die haar biddende en dankende Hoogepriester is. Gij hebt veel goeds bij uwen knecht gedaan, hem naar uw Woord gered uit al ziin nooden. Israël mocht nooit ledig verschijnen voor het aangezicht des Heeren. Laten wij, hoe vol nood wij ook zijn, nooit wezen zonder dankbaarheid, zonder goed te spreken van den Heere. Want dat beteekent het woord: dankzeggen hier.
Wanneer wij aldus verschijnen voor zijn aangezicht waakt in ons hart het besef op, dat de huidige nood en beproeving uit liefde ons toekomt.
Hij slaat nooit uit lust tot slaan, doch Hij zit om de kinderen van Levi te louteren gelijk een goudsmid het goud loutert in het vuur. Zoo moge dit jaar zijn beeld dieper in onze ziel worden ingedrukt, Christus rijker gestalte in ons verkrijgen, opdat wij, der wereld gekruist, Gode leven.
Gij zult in kracht des gebeds winnen wanneer gij uwe nooden kunt zien als liefdeskastijdingen, die u nut en noodig zijn. Heere, het valt mij wel zwaar, maar ik dank O voor de kastijding. Geef, naar uwe rijke barmhartigheid, dat ik ze godvruchtig mag dragen dan zal uw naam ter eere de vrucht, de vreedzame vrucht der gerechtigheid, gevonden worden die U zal toekomen. Ja, zalig wanneer onder het bidden en smeeken de dankzegging is gemengd voor den nood die Hij oplegt, want Hij wil de stem der zijnen hooren. Gewen u toch aan hem en heb vrede.
Heere, ik leg mijn smeekschrift aan uwe voeten, met de bekentenis dat Gij mij dikwijls hebt gered. Uwe kracht werd menigmaal in mijne zwakheid volbracht.
Heere, leer ons dit jaar meer deze heilige oefeningen des geloofs; neem ons op uwe school, dierbare Geest van Vader en Zoon; neem het uit Christus en leer ons van uwe wegen. Paulus verhaalt een bijzonder geval uit zijn leven aan de gemeente van Corinthe. Een engel des satans sloeg hem met vuisten en hij bad driemaal dat de Heere dit kruis van hem wilde wegnemen. Maar hij kreeg ten antwoord: Mijne genade is u genoeg; mijne kracht wordt in zwakheid volbracht. Wanneer de last op een zolder te zwaar is, zoodat de balken dreigen te breken kunt gij dit verhelpen door een deel van den last weg te nemen maar ook door een stut onder den balk te zetten.
Als gij mij deze smart niet kunt onthouden, Heere, geef dat ik ze in uwe kracht mag dragen. Dat kunt en wilt Gij toch doen. Heere, want uw naam is Ontfermer! Ik zal mijn God psalmzingen terwijl ik nog ben. Hij weet hoe wij zwerven op aarde, maar Hij zal niet begeven noch verlaten. Gij hebt mijn smart verdreven en uw dierbare gunst verliet mij nooit. Met dankzeggingen, goed spreken van den Heere.
Want wat geschiedt als wij in onze smart sprakeloos neerzitten? Als wij zwijgen van het goede? David zegt het ons: mijne smart werd verzwaard en het werd als een vuur in mijne beenderen.
Het is zoo diep ondankbaar en zoo zondig wanneer in het gebed de dankzegging ontbreekt.
Het is zelfzucht als in de smeeking geen dankzegging is gemengd. Dan denken wij alleen maar aan onszelf en niet aan de goedertierenheid des Heeren die toch eiken morgen nieuw over ons is.
Door dankzegging wordt het gebed openbaar als vrucht des geloofs. Ga de bidders in de Schrift maar na. Hem komt ook ons nachtegalen-lied toe.
Het gebed is dan de schaduw van de besluiten des Eeuwigen. Verheug u in den Heere, en Hij zal u geven de begeerten uws harten.
Indien gij in mij blijft en mijne woorden in u blijven, zoo zult gij vragen wat gij wilt en het zal u geschieden.
Welk resultaat brengt de dankzegging in het hart? Vrede en onderworpenheid. Soms kunnen wij niet bidden, ons hart is zoo hard, zoo koud. zoo dof, bijkans dood. Luther zou zeggen: laten wij eerst eens zingen, dan ga ik weer leven.
Dankzegging met gebed en smeeking verbonden is de zekere weg om zegeningen te ontvangen. Ja, draagt een zegen in haar schoot.
Die bidt die ontvangt, die klopt dien zal open gedaan worden. Laat de klopper al zingende op de genadedeur vallen.
Toen Josaphat uittoog ten strijde en de nood groot was lezen wij dit gedachteniswaardige woord van hem: En zij maakten zich des morgens vroeg op en togen uit naar de woestijn van Thekoa. En als zij uittogen stond Josaphat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij inwoners van Jeruzalem! gelooft in den Heere uwen God, zoo zult gij bevestigd worden; gelooft aan zijne profeten en gij zult voorspoedig zijn.
Hij nu beraadslaagde met het volk en hij stelde den Heere zangers, die de heilige Majesteit prijzen zouden; vóór de toegerusten uitgaande en zeggende: Looft den Heere, want zijne goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
En wat gebeurde? Zij behaalden een volkomen overwinning op Ammon, Moab en Edom, namen veel buit en dan? In het dal van Beracha loven zij opnieuw den Heere.
De tijden zijn donker, de onheilen dreigen van alle zijden, maar het wereldbestuur is in wijze handen en de Kerk leeft onder zegenende handen.
Voor ge begint te lezen moet ge eerst uw bril nog eens schoon maken, dan zal elke regel, zelfs van den rouwbrief, vol zijn van zegeningen.

Heeft de apostel gehandeld over een voorgeschreven heilige plicht hij laat er opvolgen een onuitsprekelijke weldaad.
En de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus.
In den weg van dankzeggend gebed en smeeking, waarin de begeerten in alles bekend worden gemaakt bij God zal hun vrede worden geschonken en bewaard.
Vrede is een hemelsch woord. Toen het Woord vleesch werd zongen de engelen van dien vrede. Wij mogen den Heere erkennen voor den uitwendigen vrede dien wij nog genieten, ook al moeten wij bekennen, dat de vrede niet ongemengd is doch van oordeel is doortrokken. Wat zal dit jaar brengen? Wij weten het niet, behoeven het ook niet te weten. De oorlogstoerusting gaat onverminderd voort en in de lucht, op de zeeën, en op het land woedt de krijg, die zijn duizenden verslaat. Daarbij komen nog aardbevingen en overstroomingen, pestilentiën en bittere armoede, ja, hongersnood over het rond der aarde. Het is geen vrede dien wij genieten in den diepen zin des woords, want die is er alléén als de ware godsdienst in hare schaduw zit. Wat vrede? zoolang onze zonden als volk en overheden van Nederland, als Kerk des Heeren, zoo machtig vele zijn.
Als het vrede was, wat was het toen? Zou er dan geen versmadende roede zijn? Wij mogen nog neerzitten onder het Evangelie des vredes maar een groot deel van ons volk wil het niet meer hooren en zoekt zijn vermaak in herberg, bioscoop en danszaal. Hoe zou er dan vrede kunnen zijn?
De Kerk des Heeren gaat voort van den Heere af te hoereeren, hoe zou zij dan als geheel vrede hebben en bevestigd worden door gerechtigheid.
Vrede door recht! Alléén het Evangelie des vredes geeft rust wanneer de strijd wordt bijgelegd door recht tusschen God en den mensch. De vrede die opwelt uit het kruis van Christus. Een bloedige slag is geleverd op het oorlogsveld tusschen God en het vleesch-geworden-Woord.
Paulus spreekt hier van den waren vrede der ziel. in hem die de Vredevorst is. Hoeveel onvrede is er onder de menschen, onrust en gejaagdheid.
Wellicht is er ongenoegen in uw gezin; gaat gij heden op met smart in uw hart, door onvrede geknakt om alles wat u omringd. Zelfs de rustdagen hebben hun onrust van verdriet, zorgen, gemis en leed. En wanneer wij vrede vonden in Gods oogen door den Middelaar die den strijd heeft beslecht, dan nog wordt *oo gemakkelijk die vrede in hare genieting verstoord. V r e d e is een kostelijk goed. Onze tijd is vol onrust, de geneesmiddelen er tegen zijn vele, maar zij baten slechts kort en als wij eraan gewoon raken helpen zij niet meer en wordt ons gestel erdoor ondermijnd. Dat doet G o d s middel niet, en het verliest ook nooit zijn kracht. De gemeenschap met den vredevorst alléén kan dien vrede bewerken en doen genieten.
Ik denk aan de geschiedenis van een martelaar die tot zijn beul zeide, toen hij den dood inging: leg uw hand nu eens op mijn hart. Gevoelt ge wel hoe rustig het klopt. Ik heb vrede door het bloed des kruises. Leg het nu eens op uw eigen hart. En de beul zweeg en volbracht zijn werk ditmaal bevend. De zee v a n ons hart is licht bewogen. De goddelooze, zegt mijn God, hebben geen vrede zij werpen slijk en modder op, maar zij die vrede verkregen met God •— in den staat des vredes hersteld — weten wat het zegt naar den s t a n d van hun leven vrede te missen in de ervaring huns harten. De ervaring van onzen text zal alléén onze levensgezellin zijn wanneer wij kennen hetgeen v o o r a f g i n g over gebed en dankz e g g i n g ; wanneer wij zijn ingeplant in den waren wijnstok. In hem alleen kunnen wij vrede en v r e u g d e smaken door het geloof.
Paulus, aan wien de Heere Christus verscheen in de heerlijkheid des hemels, ervoer hoeveel hij zou moeten lijden om zijnen naam. Hij is een sprekend voorbeeld van wat onze text bedoelt. Z o o was het bij hem toen hij dezen brief schreef a a n de gemeente van Filippi. Hij zat in de g e v a n g e n i s ; E p a - froditus was bij hem ziek geworden, een a f g e v a a r d i g d e van Filippi. Hij is voor het gericht geweest en zit in de boeien, Hij weet nog niet hoe het proces zal a f l o o p e n ; heeft wel hoop op vrijspraak, maar hoe het ga hij heeft v r e d e in God, ja, de vrede G o d s doorstroomt zijn ziel. W a n t hij schrijft; het leven is mij Christus, het sterven gewin.
Hij beminde dezen vrede, genoot hem, predikte dien vrede, l e e f d e erin, is erin gestorven en geniet hem nu eeuwig ongestoord.
En de vrede Gods die alle verstand te boven gaat zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus.
Het is niet gemakkelijk hierover te prediken, omdat het eene w e l d a a d is die alle v e r s t a n d te boven g a a t . Zij g a a t ook uit boven alle beschrijving.
E e n kind op de zendingsschool, ergens in het heidenland, kreeg een klontje suiker van den zendeling. H o e zoet smaakte het. Thuis gekomen vertelt hij het zijn vader. Deze wil weten hoe het dan wel smaakte. Het kind bedenkt zich en snelt naar den zendeling om een klontje suiker voor zijn vader en g e e f t het dien. W i e weten wil hoe zalig deze vrede is moet haar smaken, genieten.
Smaakt en ziet, dat de Heere goed is.
Doch wij v r a g e n nu: wat wil hier de vrede Gods zeggen? W a t wordt ermee bedoeld? De vrede Gods zou kunnen beduiden: de vrede die G o d zelf heeft en geniet in zijn volzalig wezen. W a n t het is wel waar, dat God vertoornd is op de zonde maar wij kunnen zijn vrede, zijn innerlijke harmonie, niet verstoren, dan ware G o d geen G o d meer. D e vrede G o ds kan zijn de innerlijke harmonie in het v o l z a l i g e wezen Gods. Doch dezen innerlijken vrede is goddelijk, behoort tot het wezen Gods.
I s het dan de vrede met God door de rechtvaardigmaking verkregen? De vrede G o d s in dezen zin: die van God komt, door God is bewerkt? Kent gij dien vrede?
Dan wordt bedoeld de herstelde rechtsbetrekking tusschen God en mensch. vrijgesproken van schuld en straf, met recht op het eeuwige leven.
De vrede Gods is hier de vrede die G o d geeft en werkt, in die betrekking van verzoening, die zij verkregen hebben in C h r i s t u s .
E e n vrede, die God doet. a f d a l e n , een goddelijke vrede, waarin G o d is met zijn vrede. De vrede G o d s is de innerlijke bevrediging der ziel in den Heere en zijn doen en een rusten in de levensharmonie van God zelf.
In vers 9 wordt gezegd: en de G o d des vredes zal met u zijn. Die God, die vrede is en heeft en geeft! Z o o d a n i g als Hij met zijne kinderen is. L a t e n wij dit nu nader onderzoeken.
K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De leefregel der kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's