Over kerkelijke gescheidenheid en eenheid
Het jaar 2003 is het jaar van scheuring en samenspreking
"Vader, Ik wil dat zij één zijn", bad de Heere Jezus. De werkelijkheid op kerkelijk terrein is nogal anders: kerken zijn versnipperd en verbrokkeld. Dit jaar is het 50 jaar geleden dat zich de 'scheuring' voordeed in ons kerkverband. Toch is er ook beweging op kerkelijk gebied: er zijn officiële samensprekingen tussen vertegenwoordigers van kerkverbanden. Het SoW-proces is het bekendste voorbeeld.
Onenigheid in de kerk is slecht. In de eerste plaats omdat Christus om eenheid bad. Bovendien maakt de kerk er naar buiten een slechte beurt mee, een reden temeer om Christus' woord heel ernstig te nemen. Toch is nuchterheid wel op z'n plaats. De Heere Jezus had vaak andere gedachten over Gods Koninkrijk dan de toenmalige leiders van de 'kerk'. Hij dekte deze verschillen echt niet toe, net zomin als Paulus dat deed. In zijn brieven aan de gemeenten van Korinthe en Galatië gaat het vaak over strijdvragen, ook binnen de gemeente. De kerk op aarde is onvolmaakt. Ook kerkmensen zijn zondige mensen. En satan wil dwaling, verkeerde leefpatronen of onenigheid aanwakkeren. Maar de Geest twist met alles wat niet zuiver is. Daarom moeten we maar niet dromen van een zoetsappige vrede in de kerk. De Heere Jezus heeft juist het tegendeel geleerd.
Vijftig jaar geleden
Maar als het nu gaat over verdeeldheid tussen mensen die heel dicht bij elkaar staan? De Heere Jezus bidt in het hogepriesterlijk gebed voor de eenheid van Zijn volgelingen. Het is zonde wanneer zij die eenheid niet zoeken. Misschien is kerkelijke verdeeldheid wel één van de grote volkszonden van deze tijd.
In het Oude Testament bestonden er ook volkszonden, bijvoorbeeld het hebben van meerdere vrouwen. Hoe kon het dat Gods kinderen die zonden deden? Dat de Heere dat in hen verdroeg? Misschien is de verdeeldheid onder Gods kinderen vandaag ook zo'n ingewortelde zonde. De Heere keurt deze niet goed, maar verdraagt het blijkbaar. Dat moet ons bescheiden maken.
Helaas moeten we dicht bij huis beginnen: 50 jaar geleden had binnen de Gereformeerde Gemeente 'de scheuring' plaats. Die scheuring stond niet op zichzelf, maar kende een lange voorgeschiedenis. In de jaren '40 waren er aanmerkelijke spanningen gegroeid. Ds. R. Kok en dr. C. Steenblok waren er exponenten van. Soms waren er scherpe menselijke tegenstellingen, die heel verkeerd hebben gewerkt. Bovendien werd de centrale figuur van ds. G.H. Kersten gemist. Hij was een man van groot gezag, wist tegenstellingen te overbruggen en had het vermogen geestelijk leiding te geven. Nadat hij was overleden in 1948, slaagden kerkelijke vergaderingen er niet meer in het geheel vast te houden en te binden. Terugkijkend zijn er vragen genoeg te stellen. Heeft men echt geprobeerd eikaars bedoelingen goed te begrijpen en recht te doen? Wilde men er nog gezamenlijk uitkomen? Kon men dat nog? Breuken waren er in feite al, het naar buiten komen daarvan was onvermijdelijk. Deze vragen en veronderstellingen liiken zowel van toepassing op de gebeurtenissen rondom ds. Kok, die in 1950 werd geschorst, als rond dr. Steenblok, die in 1953 als docent werd ontslagen.
Fouten gemaakt
Intussen heeft de 'zwijgende meerderheid' koers willen houden tussen gevaren van verkeerd activisme enerzijds en dode lijdelijkheid anderzijds. Bij ds. Kok werd opgemerkt dat hij erg veel ruimte gaf aan de verantwoordelijkheid van de mens. Soms kwam zijn benaderingswijze ongewoon over; er ontstond verwarring rond zijn spreken en schrijven. Bij dr. Steenblok werd opgemerkt dat hij het aanbod van genade verdacht hield en de verantwoordelijkheid ten opzichte van het evangelie weinig plaats gaf. Zijn optreden droeg eraan bij dat dingen op scherp werden gezet.
Waren de verschillen echt zo groot dat kerkscheiding moest volgen? In kerkelijke vergaderingen waar beslissingen vielen, zijn fouten gemaakt. Er had zorgvuldiger gehandeld moeten worden, zowel in 1950 als in 1953. En niet pas toen het tot confrontatie kwam. Maar dat kun je achteraf makkelijk zeggen. Overigens blijkt uit de verdere opstelling van zowel ds. Kok als dr. Steenblok dat het onderlinge vertrouwen kennelijk zo zeer weg was, dat men niet verder met elkaar naar oplossingen zocht.
Een echt beeld krijgen van toen, is niet gemakkelijk. Men notuleerde bijvoorbeeld heel beperkt. Soms motiveerde men meer achteraf dan dat men beslissingen nam op grond van tevoren zorgvuldig overwogen argumenten. Voorzichtigheid in het oordelen is ons geboden. Zo moet ds. Kok niet zomaar op grond van '1950' worden getypeerd als een halve remonstrant, noch dr. Steenblok op grond van '1953' als een hyper-calvinist. Maar we moeten wel oppassen voor 'drijven' en 'doorredeneren'.
Vanuit kerkelijke liefde en verbondenheid terugkijkend, is duidelijk dat er toen naar twee kanten klippen waren. Gemeenten en synoden hebben, op welke gebrekkige wijze dan ook, een lijn gevolgd die nog steeds als goed en schriftuurlijk aangemerkt mag en moet worden. Aandacht voor de volle verantwoordelijkheid van de mens, zonder tot activisme te vervallen, dat aansluit bij de vermogens van de mens. Nadruk op het eenzijdige werk Gods in dë bekering, zonder dat het aanbod van genade achterwege blijft. Een hartelijke schriftuurlijk-bevindelijke prediking die opkomt vanuit het welbehagen Gods en het heil van de mens zoekt. Een eenvoudige levensopenbaring die het stempel draagt van de vreze des Heeren.
Lijn doorgetroken
De lijn, die ook in 1931 is verwoord, is in 1953 doorgetrokken. Dat mogen en willen de Gereformeerde Gemeenten ook vandaag doen. Wat dogmatisch verwoord: het wezen van het genadeverbond staat onder beheersing van de verkiezing. Dat betekent dat God Zelf het heil zeker toepast aan de uitverkorenen. En de bediening van het genadeverbond betreft alle hoorders. leders verantwoordelijkheid tegenover de goede Schepper is groot. Deze wordt nog groter door de aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in de prediking.
Daarom mag het niet zo zijn dat het appel ontbreekt en er alleen maar in wensende zin tot onbekeerden gesproken wordt. Ernst, gunning en nodiging mogen niet ontbreken. Maar de verantwoordelijkheid en de aanbieding moeten niet zo veel nadruk krijgen dat de doodstaat van de mens en de noodzaak van het wonder Gods niet functioneren. Want daarin ligt juist de vastheid van het verbond, dat de Heere Zelf dode zondaren levend maakt. Het is Gods welbehagen Zijn verkorenen in Zijn gemeenschap te herstellen. Dat werkt Hij door Zijn Geest en Woord in de weg van ontdekking aan zonde en overtuiging van schuld en van openbaring van het heil in Christus. Het wonder van dit eenzijdige werk, ook in de persoonlijke toepassing, mag en moet verklaard worden. Zo immers wordt Christus door het geloof gekend. En zo wordt God verheerlijkt.
Repeterende breuk
Natuurlijk mogen er nuances zijn. Gemeente A is altijd een beetje anders dan gemeente B. Dat was vroeger zo, dat is nu ook zo. De één voelt zich meer thuis bij Smytegelt, de ander bij Van der Groe. De één leest het kerkblad van de Oud Gereformeerden, de ander Bewaar het Pand of Gereformeerd Weekblad. Als we maar één zijn in de schriftuurlijk-bevindelijke kern, in leer en leven.
Je merkt echter onder ons dat deze eenheid onder spanning komt te staan. Sommigen oriënteren zich ook buiten de klassieke schriftuurlijk-bevindelijke lijn. Men wil sterker het appel en minder het accent op geloofsbeleving en toepassing. Hierop reageren door oude accenten extra te leggen, is het antwoord niet. En bestaande vormen alleen maar vasthouden baat niet. Maar hier is wel zorg, dat moeten we eerlijk onder ogen zien. De Heere beware ons bij en geve ons krachtig een eerlijke Bijbelse boodschap, die uitleving en doorleving raakt. Met de bede om de Heilige Geest.
Wie geen lering trekt uit de geschiedenis, moet deze overdoen. We moeten leren niet op mensen te bouwen; niet achter iemand en zijn specifieke accenten aan te gaan. Daarvoor moeten we ook onder ons oppassen vandaag. We moeten verder vooral ook goed naar elkaar luisteren. En maar eens vaker kritisch naar onszelf kijken: waarin zou ik mezelf kunnen corrigeren? Dat is in veel gevallen misschien wel belangrijker dan te kijken naar welk gevaar er bij een ander dreigt.
Afscheiding is een repeterende breuk, wordt wel gezegd. Zit daar niet veel waars in? Onder degenen die in de 19e eeuw buiten de Hervormde Kerk raakten, is de eenheid niet groot. Zij vormen meerdere kerkgenootschappen; er waren scheuringen. Hoewel anderzijds de Gereformeerde Gemeenten in 1907 niet door scheuring, maar door vereniging bijeenkwamen.
SoW-proces
Nu is behoren tot één kerkverband nog niet hetzelfde als eenheid. Er zijn vele soorten hervormden: bonders, confessionelen, vrijzinnigen, en dan de veelkleurige midden-orthodoxie-stroom. En binnen hervormd-gereformeerde kring zijn op veel plaatsen scheidingen ontstaan. Soms ontstond een gemeente met moderner liturgie en andere ligging. Elders splitste men af in Gekrookte-Riet-richting. En binnen wat eigenlijk Gereformeerde Bond heet, zijn de verschillen tussen wijkgemeenten in één plaats soms ook nogal groot. Is de verscheidenheid binnen de Hervormde Kerk niet groter dan in de Gereformeerde Gezindte buiten de Hervormde Kerk?
Samen-op-Weg (SoW) trekt diepe sporen. SoW is dat de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Lutherse Kerk één kerk gaan vormen. In december 2003 valt de definitieve beslissing. Dit proces zorgt voor enorme spanningen en tegenstellingen in hervormd-gereformeerde kring. Sommigen zullen, met tegenzin, wel meegaan. Zij wijzen erop dat de Hervormde Kerk al pluriform was en dat de kerk niet mag scheuren. Anderen gaan beslist niet mee. Zij willen de Hervormde Kerk voortzetten. Voor hen is een kerk die pluriformiteit tot uitgangspunt heeft onmogelijk. Hoe dit afloopt is niet alleen boeiend. Het is vooral ernstig. Niet alleen voor hervormd-gereformeerden. De Gereformeerde Gezindte buiten de Hervormde Kerk kan er niet vrijblijvend naar kijken. Het gaat over een deel van het lichaam van Christus in ons land. Onenigheden en scheuren daarin kunnen ons nooit koud laten, laat staan verblijden.
Hoe moeten we straks staan tegenover hen die niet met SoW meegaan? Vormen zij de wettige voortzetting van de Hervormde Kerk? Dat wordt van SoW-zijde betwist. Ook door hervormd-gereformeerden in deze Protestantse Kerk in Nederland.
De groep die niet opgaat in de PKN zal zichzelf zien als de voortzetting van de Hervormde Kerk. Zal deze groepering besluiten gaan nemen zodat hun kerk terugkeert naar de Hervormde Kerk van voor 1816? Want het regeermodel, dat toen van buitenaf de vaderlandse kerk werd opgedrongen, zorgde mede voor zoveel narigheid en verdeeldheid. En hoe moeten wij ons dan opstellen? Gaan we straks gezamenlijk proberen, in de werkelijkheid van vandaag, terug te keren naar de principes van grondslag en kerkregering volgens de idealen van Dordt? Wij moeten onszelf de vraag stellen of wij daaraan willen meewerken en bijdragen. Uiteraard is er meer nodig. Voor 's Heeren aangezicht nood en schuld beleven. En bij elkaar iets zien van de openbaring van Christus' lichaam. Vandaaruit moet het gesprek komen. De Heere werke Zelf.
"Als échte hervormden de Hervormde Kerk in de een of andere vorm zouden voortzetten, begeren wij samen met hen én allen die in de lijn van Reformatie en Nadere Reformatie staan, die weg te gaan. Dat heeft ons voorgeslacht beleden in de Acte van Afscheiding of Wederkering van 1834: "En verklaren tevens gemeenschap te willen uitoefenen met alle ware Gereformeerde ledematen, en zich te willen vereenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering". Een dergelijke vereniging is echter geen mensenwerk. De Geest van Christus zal over Zijn erfdeel in de Hervormde Kerk én over ons vaardig moeten worden. Dan zal in de binnenkamers en op de kansel het gebed worden vermenigvuldigd om elkaar te mogen zoeken en vinden: Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op (Psalm 51: 20).
Laten we vooral niet aan onszelf voorbijzien. Ons vlees kan zo hechten aan met veel zorg en offers opgebouwde kerkelijke structuren en aan de betrekkelijk comfortabele positie die wij in kerkelijk Nederland innemen. Dat alles moet worden losgelaten, heroverwogen en herschikt bij een gezamenlijk voortzetten van de Hervormde Kerk. En toch: wat zal een dergelijke hereniging een zeer blijde dag zijn! Wat zal het Gods kinderen tot diepe verwondering en ootmoedige dankbaarheid stemmen jegens de Koning der kerk. Dan krijgt immers de éénheid van de kerk van Christus in een ontkerstende samenleving in ons land wéér en méér op een zichtbare wijze gestalte."
Ds. M. Golverdingen
Elkaar zoeken
Er is meer gaande in de Gereformeerde Gezindte. De Christelijke Gereformeerde Kerken zijn serieus in gesprek met de Gereformeerde Kerken (vrïjgemaakt). Er warén, en zijn, christelijke gereformeerde contacten met de Nederlands gereformeerden. Er zijn contacten tussen vrijgemaakten en Nederlands gereformeerden. Hoe gaan deze ontwikkelingen verder? De behoudende groepering in de Christelijke-Gereformeerde Kerken beleeft deze zaken niet zonder zorg. Juist met hen voelen wij verwantschap. Ook door onze laatstgehouden Generale Synode is een belangrijk besluit genomen. Er is een commissie ingesteld die namens ons kerkverband spreekt met de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Toen daarbij een verzoek tot gesprek kwam van de Christelijk-gereformeerde synode, is besloten ook met hen te spreken. Van deze gesprekken moeten we niet te gauw van alles verwachten. Toch is het belangrijk dat ze plaatsvinden. Ds. G.H. Kersten begeerde dat "de Heere moge samenbrengen al degenen die GodsWoord recht beminnen (....), opdat Hij verenigen moge, wat nu gedeeld is". Er is voor ons alle reden ernstig en biddend met deze zaken bezig te zijn. Op zoek naar de goede eenheid. Beseffend dat de Heere die alleen kan bewerken, maar tevens dat wij onze verantwoordelijkheid hebben, in gebed en daad.
Overigens gaat het niet alleen om formeel-kerkelijke eenheid. Geestelijke eenheid is minstens zo belangrijk. Gelukkig mag die er zijn. Binnen de kring van onze gemeenten, maar ook met mensen daarbuiten. In diverse verbanden is er samenwerking vanuit dezelfde grondslag: SGP, RMU, reformatorisch onderwijs, RD, Woord en Daad, Eleos, Ontmoeting, enz. Over kerkmuren heen; dat is verblijdend en noodzakelijk. Tegelijk komt de vraag op: waarom kan, wat op deze terreinen gebeurt, niet in kerkelijk opzicht? Moest éénheid niet allereerst daar gezocht worden?
Een belangrijke, maar niet zo gemakkelijke vraag. Ten eerste moeten we letten op de geschiedenis. Van verder of minder ver terug. Kerken hebben hun wortels en, op bepaalde punten, eigenheden verder terug liggen. Nu zijn er wel gesprekken. Maar veranderen, wat in tientallen jaren groeide, gaat niet in korte tijd. Genoemde organisaties ontstonden veel later, en werden van meet af aan interkerkelijk opgezet. Soms werd voor samenwerking gekozen omdat het niet anders kon. Dat is dus heel anders dan bij de kerken. Overigens voeg je vandaag bijvoorbeeld Woord en Daad, HOE, KOEH en ZOA ook niet zomaar even samen. Bovendien: bij het zoeken naar kerkelijke eenheid luistert het veel nauwer. Daar beleef je temeer dat de Heere erin moet meekomen.
Verlangen naar echte eenheid
Geestelijke eenheid gaat over eenheid van belijden rondom het onfeilbare Woord. Daarbij nemen de belijdenisgeschriften een heel belangrijke plaats in. Het gaat niet alleen om de woorden van de belijdenis maar vooral ook om het beleven van de belijdenis en de daaraan verbonden uitleving. Eénheid wordt ervaren over kerkmuren heen, maar ook worden breuklijnen gezien. Omtrent het absolute gezag van de totale Schrift; en aanvaarding van heel de belijdenis. Er sijpelen zomaar vragen de Gereformeerde Gezindte binnen. Over de wijze waarop in de Dordse Leerregels over de predestinatie gesproken wordt; en over de wedergeboorte. Over de heilsordelijke volgorde van de Heidelbergse Catechismus, Ook inzake de praktische ethiek, wat blijkt in heel de levensopenbaring, en de houding ten opzichte van wereldgelijkvormigheid.
Aan welke breedte zou je dan concreet kunnen denken? We zullen niet alleen terug moeten naar 1907, maar ook naar voor 1834. En dan stellen wij de grenzen niet. Als de Heere gaat werken, zal Hij dat doen. Overigens sluit dat onze verantwoordelijkheid niet uit. Die hebben wij te verstaan in de actuele werkelijkheid. Kerkelijke eenheid over de volle breedte van de Gereformeerde Gezindte is geen geestelijke eenheid. En dat laatste is van beslissend belang. We verlangen hartelijk naar eenheid van alle bevindelijk-gereformeerden. In de lijn van Heidelberg en Dordt. Dat zou verwonderen en verblijden.
Onze voorvaderen uit de 19e eeuw, Ds. De Cock en ds. Ledeboer, wilden hervormd blijven. Zij moesten zich wél afscheiden van hen die van de kerk niet waren, maar wel het bestuur van de kerk in handen hadden. Zo werd werkelijkheid dat de ware kerk niet meer één verband vormde. Intussen de ware kerk overal daar te vinden waar deze zich openbaart volgens art. 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Ds. Ledeboer geloofde een omkeer ten goede in de Hervormde Kerk. Gaat de Heere, langs welke wegen dan ook, daar iets van vervullen? Wij ervaren dat het kerkelijk niet is zoals het zijn moest. Binnen eigen kerkmuren niet, en lettend op de verscheurdheid van Christus' lichaam niet. Wij hebben niets om ons op te verheffen. Tegelijk geeft de Heere nog veel goeds. Dat schept verantwoordelijkheid. De Heere ontferme Zich. Hij zende Zijn Geest in rijke mate. Tot bekering van onbekeerden en tot verlevendiging van wat Zijn hand begon. Ook tot bevordering van de nodige kerkelijke eenheid. Wij weten niet goed hoe dat zou moeten. Onze verlegenheid over onszelf en over de kerkelijke situatie, moge maar zijn Gods gelegenheid. Wij hebben geen enkele verdienste of waardigheid. Wel armoede en schuld. Maar om Jezus' wil gedenke de Heere. De Geest doorwaaie de hof van Zijn kerk in ons land. Dan zullen dorre takken weggewaaid worden. Als dat aan onszelf of onze verbanden gaat raken? Maar als de Geest echt werkt, is er ook verwachting voor de kerk. Dat is ons gebed. Zo zal Zijn Naam eer krijgen.
Ds. K. ten Klooster, hervormd predikant te Ridderkerk-Slikkerveer
Het is een zeer te betreuren zaak dat de gereformeerde belijders in dit land zich in verschillende kerken bevinden. Dat neemt overigens niet weg dat er verschillende persoonlijke contacten zijn. Ook heb ik meer dan eens dankbaar kennis genomen van de voorbede vanaf kansels van de Gereformeerde Gemeenten gedaan voor de moeilijke positie waarin de gereformeerden in de Hervormde Kerk zich op dit moment bevinden. Onzerzijds is er het hartelijke gebed of de Heere bijeen wil brengen wat bijeen hoort.
Gereformeerd zijn, is ook katholiek zijn. Dan beperken we ons niet tot het eigen kerkverband, maar zullen oog hebben voor allen die een even dierbaar geloof deelachtig zijn (2 Petrus 1: 1). Waarbij ik me ervan bewust ben dat je een geschiedenis van meer dan 150 jaar niet zo maar ongedaan kunt maken. Toch is het mijn overtuiging dat we als kerken in dit land op een kruispunt staan en meen dan ook dat op alle gereformeerde belijders de verplichting rust elkaar te zoeken - hoe moeilijk dat ook is! - , met elkaar mee te leven - hoe verkwikkend kan dat soms al zijn - en er in De Saambinder op een openhartige en eerlijke wijze over te schrijven, zoals ds. M. Golverdingen heeft gedaan. Hoe het verder zal gaan, is moeilijk te zeggen. Speculaties daarover hebben ons (ook intern) meer kwaad dan goed gedaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 2003
Daniel | 32 Pagina's