Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Simon van Dorp  (1880-1963),  een hervormde  kruisdominee.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Simon van Dorp (1880-1963), een hervormde kruisdominee.

46 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.P. Neven

Ds. W.L. Tulsker — die ds. Simon van Dorp vanaf zijn komst in Den Haag — gekend Keeft en met hem bevriend is geweest noemde zijn oudere vriend 'Een man van eigen aard'. 'Wat is toch het geheim geweest van deze prediker, ds. S. van Dorp? Is het zijn afkomst? Hij is inderdaad afkomstig uit het land en uit de kringen van ds. L.G.C. Ledeboer, die als zijn enige gemeente Benthuizen gediend heeft. Ds. Van Dorp is in de omgeving van die gemeente opgegloeid en kerkte als kind nog al eens in een door zijn grootvader gekochte Waalse kerk, die voor een kruisgemeente door hem bestemd werd.' We gaan op zoek naar het geheim van deze prediker, die we een hervormde kruisdominee noemen.

Ledeboeriaans gezelschap

In Hazerswoude, de geboorteplaats van ds. Simon van Dorp, onttrekt in 1838 Jacob van Beek, lid van de gemeenteraad van Hazerswoude, zich met zijn gezin als lid van de Hervormde Kerk. Op zijn hoeve aan het Westeinde preekt de uit Hazerswoude afkomstige maar in Bleiswijk woonachtige Ewoud Manheer. Volgens een kleinkind is Manheer 'een man met uistekende gaven en in aanzien en Godsvrucht en met een geest van zachtmoedigheid en geduld.' 'In die tijd kwam ds. Ledeboer op die woning ook nog wel preken, maar daar kunnen zij het niet eens worden. Ook is ds. Budding er nog geweest, maar daar kunnen zij het ook niet mee eens worden.' Kleinkind H. van Beek — een neef van de moeder van ds. Van Dorp vervolgt: 'Toen kwam er ene ds. Bekker opdragen en wel uit Amsterdam. Die kreeg zoveel invloed met zijn preken, dat na enige keren hier gepreekt te hebben, dat hij ook de sacramenten mocht bedienen, en zodoende ben ik op zesjarige leeftijd door hem gedoopt, in het jaar 1848.' Mogelijk is de moeder van ds. Van Dorp, Heiltje van Beek, ook door Woutherus Bekker gedoopt. Zij is geboren in 1851-Een andere voorganger uit die tijd die voor het gezelschap preekt is Laurens van Wijk. 'Maar van tijd tot tijd werd de opkomst al groter, want ze kwamen van heinde en verre, dat het tenslotte hoe langer hoe moeilijker werd voor mijn grootouders en allang de wet overtreden had, want er mogen toentertijd niet meer dan 19 personen voor de godsdienst bij malkanderen komen.' In 1848 stuurde het gezelschap een rekwest aan de Koning, met als doel ongestoord te kunnen samenkomen, in 1853 gevolgd door adres aan de Tweede Kamer en in 1856 opnieuw aan de Koning.

De oplossing voor het toenemend bezoek wordt snel gevonden: 'Toen besloot mijn grootvader met zijn twee zoons Jacob mijn vader, en Simon en zijn schoonzoon Jacob van Dorp en Jacob Zintel met zijn vijven een huis te kopen, af te breken en een kerk te bouwen, daar die nu (de nieuwe kerk in 1911, J-P.N) nog staat.' Die kerk is het eigendom van die vijf personen, onder wie de grootvader van Simon van Dorp, de heer Simon van Beek. In deze kerk kwamen diverse dominees, onder meer W.C. Huy-

ser, W.H. Gispen, J. Juch, D. Klinkert, N. Wedemeyer en W.G. Smitt en B. Sterkenburg, maar ook oefenaars als J. Schotel en L. van Wijk.

Kruisgezind Hazerswoude

Op 12 oktober 1861 overlijdt Jacob van Beek, de overgrootvader van Simon van Dorp. Twee of drie jaar later komt het tot institueren van een gemeente, de Gereformeerde Gemeente onder het kruis te Hazerswoude. In ieder geval wordt de gemeente in 1864 opgenomen in het kerkverband. Ouderling wordt grootvader Simon van Beek en Joh. Francken. De twee diakenen zijn J. Zintel en Jacob van Beek, de eerder genoemde broer van Simon van Beek. De eerste predikant is Jan Willem Andries Notten, een schoonzoon van docent Simon van Velzen te Kampen. Notten is er predikant van 1864 tot 1868. Na zijn vertrek worden beroepen ds. N.J. Engelberts, ds. W.G. Smitt, ds. L. van der Valk en opnieuw ds. Engelberts uit Zutphen, die naar Hazerswoude overkomt. De gemeente gaat — na tegenstand want men is bevreesd voor de overhand van de vele christelijke afgescheiden gemeenten in de nieuwe classis - door de oud-predikant Notten overtuigd - mee met de vereniging van 1869 en noemt zich Christelijk Gereformeerde Gemeente.

Ds. Engelberts heeft het in Hazerswoude moeilijk, want hij komt over de leer in conflict met Simon van Beek. Ook de prediking van ds. J.A. de Bruijn kan grootvader Van Beek niet bekoren. De klachten worden als volgt geformuleerd: 'In de Kerk wordt de leer van de vrije genade te kort gedaan; wordt de mensch op den troon gezet met het 'Doet dat en gij zult leven'; wordt gepredikt: Éérst geloven, en dan komt de Heere en Die gééft dat; en hoor, hoe de verkiezing wat opzij moet, omdat men bang is, dat daarop zal gezondigd worden; de leeraar biedt geen voedsel meer aan voor de ziel; men heeft niet genoeg aan de oppervlakkige waarheid; men hoort alleen de eenzijdige waarheid van de zijde des gebods, niet des besluits.' En tachtig jaar later horen we van kleinkind ds. Simon van Dorp in een meditatie dezelfde klanken:

'In de wil Gods, die één is, die niet is uiteen te scheiden in twee willen, daarin is wel voor ons op grond van Gods Woord te onderscheiden de wil des besluits en de wil des bevels.' 'De wil des besluits, daaronder is begrepen alles, wat de Heere in Zijn eeuwige raad heeft besloten. Die wil is het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.' En: 'De wil des bevels, de geopenbaarde wil van God, dat is de goede, welbehagelijke en volmaakte wil Gods. O, dat wij er op letten. Dat wij haar lief mogen krijgen.' Grootvader en kleinzoon zijn op dit punt een van geest.

Een eigen kerk

Grootvader Van Beek bedankt uiteindelijk toch als kerkenraadslid van de Christelijke Gereformeerde gemeente te Hazerswoude. De aanleiding is de bouwvan een nieuwe kerk. In februari 1873 besluit men een nieuwe kerk te bouwen, na vier maanden wil men niet naar het advies luisteren van Simon van Beek om leien op het dak te leggen, Vijftien jaar na dato blijkt het gelijk van Van Beek, het dak moet vernieuwd worden.

In april 1875 spreken negen bezwaarde leden met de kerkenraad onder leidingvan ds. J.H. Donner te Leiden. Het betreft de bezwaren tegen de prediking. De partijen komen niet dichter tot elkaar.

Vier jaar later is het de kerkenraad opgevallen dat Simon van Beek en nog tien anderen niet meer in de kerk komen. Ze worden op 3 juli 1879 ter verantwoording geroepen. Zijn eerste bezwaar is, dat de leraar de mens voorop stelt en dat dan God pas werkt. Het tweede punt dat Van Beek noemt, is dat het stopwoorden voor hem zijn als de leraar de werking van Gods Geest voorstelt. Hij is het ook niet eens met ds. De Bruijn in de beschrijving van het genadeverbond. Het vierde punt is, dat als Van Beek ter kerke komt, dan wil hij gedetailleerd horen voorstellen de werkingen des Geestes in zondaarsharten, waaruit te vernemen is of hij erbij behoort of niet.' De kerkenraad schrijft de be­ zwaarden nog een brief, om hun onkerkelijke houding te staken. In de morgendienst van zondag 27 juli wordt bekend gemaakt dat de elf personen niet meer tot de gemeente behoren.

Grootvader Simon van Beek gaat zelf diensten leiden, in een schuur, waarschijnlijk op zijn eigen boerderij. Hij koopt vervolgens per opbod voor de bezwaarden de Remonstrantse Kerk — en niet de Waalse, zoals ds. Tukker schrijft — en gaat daar zondags met zijn familie en bekenden naar de kerk. Dit was een klein gebouw met toren en orgel, volgens het aardrijkskundig woordenboek van Van der Aa. Deze gemeente was opgehouden te bestaan, sinds januari 1883 worden daar geen diensten meer gehouden. Simon van Beek nodigt daar diverse sprekers uit die de inhoud hadden van wat de kruisdominees van weleer verkondigden. Onder die hoorders is dan ook kleinkind Simon van Dorp. Na het sterven van Simon van Beek op 31 mei 1886 valt de groep bezwaarden uit elkaar, de kinderen van Simon van

Beek gaan allen over naar de Hervormde gemeente Hazerswoude. Er komt daar verandering in de prediking, want in 1899 gaat ds. Arie Keers met emeritaat. Gekomen van Enschede in 1869 stond hij maar liefst dertig jaar in Hazerswoude, de kerkenraadnotulen van de laatste jaren geven aan dat er maar weinig ver­ gaderd werd. Jacob van Dorp, de vader van Simon van Dorp is diaken bij hem als hij vertrekt. Beroepen worden de rechtzinnige ds. P.J. Kromsigt uit De Bilt en ds. J.J. van Ingen te Hedel, die het op hem uitgebrachte beroep aanneemt. Hervormd Hazerswoude krijgt een gereformeerde prediking.

Geroepen tot het ambt

Jacob van Dorp is afkomstig uit Benthuizen, zijn ouders zijn Mijndert van Dorp (geboren in Zoetermeer) en Ingeltje Erkelens (geboren in Hazerswoude), beiden behorend tot de Hervormde gemeente Benthuizen. Het gezin Van Dorp telt zeven kinderen, vier meisjes en drie jongens. Jacob trouwt met Heiltje van Beek, de dochter van Simon van Beek. Het echtpaar gaat aan het Westeinde wonen. De naam Heiltje van Beek wordt na het huwelijk met Jacob van Dorp in de notulen van de Christelijke Gereformeerde kerkenraad nog genoemd: 'Sedert langer tijd zelf ontrokken hebbende aan de gemeenschap der kerk, en menigwerf daar over onderhouden zijnde, en daarin door de kerkeraad langmoedig gedragen, doordien hij gevoelde de omstandigheden in welke zij verkeerde, dewijl zij steeds verklaarde niets tegen de kerk te hebben of tegen hare opzieners, is eindelijk door den drang der omstandigheden bezweken. Zodat zij officieel door haren man, haar lidmaatschap heeft laten opzeggen.' Jacob van Dorp oefent het beroep van akkerbouwer uit. Er worden acht kinderen geboren; de vierde is Simon, die op 18 december 1880 het levenslicht ziet. Hij wordt naar eigen zeggen gedoopt in een schuur, wat er op wijst dat de ouders van Simon bij Simon van Beek ter kerke gingen. Simon van Dorp wordt geroepen tot het predikambt. Hij zal geen akkerbouwer worden, maar het zaad van het Evangelie mogen gaan zaaien. Een begeerte, die hij al in zijn jonge jaren kreeg. De prediking van ds. W. Zijlstra uit Waddinxveen — van 1895-1899

daar predikant - is daartoe tot zegen. Hij gaat op de fiets — in weer en wind - naar Leiden voor het gymnasium en studeert vervolgens theologie aan de Universiteit van Leiden. Hij is lid van de studentenvereniging 'Concordia res parva crescit' Hij houdt in Leiden zijn eerste proefpreek, die handelt over Filippensen 4 = 6 en 7^ 'Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.' Hij legt ook het doctoraal examen af en wordt in 1906 toegelaten tot de evangeliebediening in de kerkprovincie Utrecht. Samen met ds. H. Kraaij wordt hij geëxamineerd door onder andere ds. P. Bongers van Kamerik en dr. A.W. Bronsveld. Uit de beroepen die hij krijgt — het zijn de gemeenten Zoeterwoude (confessioneel), Moerkapelle, Oudewater en Zegveld - neemt hij onder Gods trouwe leiding het beroep naar het kleine, waterrijke Zegveld aan. Een rechtzinnige gemeente, onder meer gediend door ds. P. Kuijlman en ds. W.J. de Leeuw, die hij opvolgt. Simon van Dorp trouwt op 23 augTiStus 1906 — vlak voor zijn bevestiging en intrede - met Cornelia Arnoldina de Bruin. In de dorpskerk van Hazerswoude preekt ds. J.J. van Ingen uit Psalm 4 vers ']-. 'Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere.' Samen gaan zij de pastorie van Zegveld bewonen.

Van de bevestiging zei hij veertig jaar later: 'Op 2 september 1906, in het kerkje van Zegveld, lag een jonge man, huiverend en verblijd, zuchtend en biddend, geknield voor de Heere, omringd door de gemeente, familie en vrienden, in een kring van zes dienaren des Woords, die de rechterhand over hem uitstrek­ ten, (de predikanten P. Bongers van Kamerik, H.J. Baarslag te Abcoude, J.J. van Ingen te Hazerswoude, J. de Bruin te Groot-Ammers en ds. B. Batelaan van Waarder) Zijn bevestiger, ds. Hartwigsen van Leiden, legde

hem de hand op het hoofd en sprak: 'God, onze hemelse Vader, Die u geroepen heeft tot deze heiUge dienst, verlichte u door Zijn Geest, versterke u door Zijn hand, en regere u zo in uw bediening, dat gij daarin behoorlijk en vruchtbaar moogt waandelen, tot grootmaking van Zijn Naam, en tot uitbreiding van het Rijk van Zijn Zoon Jezus Christus. Amen.' Daarop vertolkten de andere dienaren hun bede of hun raad o.a. op deze wijze: 'Wordt geen dienstknecht van mensen' en: 'De Heere zij uw levenskracht' en: 'Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.'

Het was een onvergetelijke ure voor hem, voor zijn jonge vrouw, voor zijn vader en moeder, voor familie, vrienden en gemeente. 's Middags stond die jonge man op de kansel achter de geopende Statenbijbel. Hij stond daar als tolk van de gemeente bij God, in het gebed, als ambassadeur van de Koning der koningen bij de gemeente, in de prediking. Ontzaggelijke taak! Heerlijke roeping! Wie is tot deze dingen bekwaam? ' Ds. Van Dorp noteert in het notulenboek 'In de namiddaggodsdienstoefening mocht hij door 's Heeren goedheid in de gemeente beginnen met een leerrede over 2 Kor. 4:7 'Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons.'

Zegveld: Broederlijke liefde

Al lezend in de notulen valt op de broederlijke liefde in de kerkenraad. Er zijn vier kerkenraadsleden, twee ouderlingen en twee diakenen. De jonge predikant noteert op 14 rnaart 1907= 'Daar er niets meer aan de orde is wordt de vergadering na nog enkele ogenblikken van broederlijk samenzijn met dankzegging besloten.' Op I december 1909 schrijft ds. Van Dorp: Na nog enkele ogenblikken van broederlijke en stichtelijke samenspreking wordt de vergadering door de voorzitter met dankgebed gesloten.' Naast de broederlijke liefde in gemeente en kerkenraad, valt de ootmoed van de voorzitter op. Over het begin van de kerkenraadsvergadering van 26 februari 1909 lezen we: De vergadering wordt geopend onder het afsmeken van Gods zegen.' Eén tuchtzaak wordt besproken tijdens de periode Van Dorp in Zegveld. Op huisbezoek waren beledigende en onware woorden gesproken tegen één van de ouderlingen. Op voorstel van de voorzitter wordt het gemeentelid geroepen. 'De zaak wordt besproken. Hij belijdt schuld omdat hij teveel heeft gezegd. En nadat de voorzitter hem er op heeft gewezen, dat hij lichtvaardig laster had geloofd en verbreid en dat terwijl de Schrift zegt: Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen. (l Tim.5:19)' Erkent hij ook, als is 't niet opzettelijk zich schuldig te hebben gemaakt aan laster. Daarna reikt men de broederband, waarmede deze zaak dus was afgehandeld.' In Zegveld wordt ds. Van Dorp geconfronteerd met het plotseling overlijden van scriba W. van Doorn. 'Aan zijn gedachtenis worden door de voorzitter enige waarderende woorden gewijd, ' zo schrijft Van Dorp op 5 november 1909-Huisbezoek bij ds. Van Dorp is hartenbezoek. Eén van die huisbezoeken maakt diepe indruk: Mijn ouderling en ik waren bij een boer, die weduwnaar was, en bij wie zijn zuster nu de huishouding deed. Die zuster was een zoekende, een oprecht bekommerde ziel, die met warmte, met heilbegerigheid mocht spreken over het ene nodige, over de enige en volkomen Zaligmaker, onze Heere Jezus Christus. Nadat ik met het hoofd van het gezin had gesproken over wat er gekend moet worden tot zaligheid, kwam haar beurt voor een hartenbezoek, voor zover wij dat onder de leiding van Gods Woord en Geest kunnen brengen. Ik zal nooit vergeten, wat die biddende zuster toen zei. Zij klaagde: Och dominé, dat is het, waarmee ik zo'n moeite heb, dat ik nog zo weinig mijn zonde en ellende ken. Dat benauwde mij ook weer, toen ik u met mijn broer hoorde spreken over dat eerste stuk, nodig om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven.' Ik mocht haar toen op goede gronden bemoedigen met de waarheid, dat de ontdekking meestal trapsgewijze gaat, en dat de Heere zo goed de tijd en de mate weet. Toen we eenjaar later ook in dat gezin huisbezoek mochten doen en ik, terugdenkende aan wat de zuster het vorige jaar had gezegd, haar vroeg of zij nu al wat verder was gebracht in de kennis van haar zonde en ellende, toen mocht zijn antwoorden: Ach ja, het gaat mij meermalen zo, dat ik moet klagen: k ga voor mijn besef meer achteruit dan vooruit. Ik heb zon arglistig hart, ja dodelijk is het; wie zal het kennen? ' 'In Zegveld' — zo zei ds. Van Dorp later — 'wist hij zich gedragen door de vele gebeden van de kinderen Gods.' Voor de jonge pre-

dikant is Zegveld een leerschool. Bij een gesprek met één van zijn krachtdadig bekeerde vrienden, wordt de vraag gesteld: 'Waarom zing je toch geen gezangen in de kerk? Omdat ik de psalmen nog niet door ben', krijgt hij als antwoord. Zelf ervaart de predikant dat ook, 'verreweg het meeste blijft voor de eeuwigheid bewaard', schrijft hij ergens.

Op 9 december 1908 verschijnt zijn eerste preek in druk: De Doorbreker, een preek over Micha 2 vers 13. Deze preek komt voor in de derde jaargang van de serie Tot de wet en tot de getuigenis, gedrukt door de Maassluische Boekhandel en drukkerij. Vervolgens staat er in iedere jaargang één of twee preken van ds. Van Dorp.

Ds. Van Dorp krijgt diverse beroepen: n 1908 Ouddorp, in 1909 Balk, Doornspijk, Hedel, Moerkapelle en Hendrik-Ido-Ambacht. In het begin van het jaar 191O beroept Bodegraven. De beroepen predikant bericht op II maart 19lO de kerkenraad van deze gemeente dat hij het beroep na biddend overleg heeft aangenomen. Van Dorp preekt op 5 juni 191O Afscheid uit Hebreeën 13:20 en 21: De God nu des vredes. Die den groten Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus Christus, Die volmake u in in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen' De preek verschijnt in de serie Tot de wet en tot de getuigenis. Van Dorp zegt tot de Zegvelders: En nu geliefde gemeente, wij hebben u menigmaal voor mogen stellen het leven en den dood, den zegen en den vloek. Harde en scherpe woorden zijn van onze lippen tot u gekomen. Maar, gij weet het: w leraar, die u liefheeft, zocht het heil uwer ziel.' De innige band blijkt ook bij dit afscheid: Gemeente van Zegveld, wij danken u voor alles wat gij voor mij en rnijn vrouw zijt geweest. Wij woonden hier in het midden onzes volks.'

Bodegraven: strijd en vooral geestelijke zegen

Bodegraven is een grotere gemeente met twee stromingen: ie van de hervormd-gereformeerden en de confessionelen. De kerkenraad beriep voor ds. Simon van Dorp ds. W. Bieshaar, maar hij bedankte. Tijdens het beroepingswerk wordt een verzoek door maar liefst 85 lidmaten ingediend, om toch rekening te houden met de breedte van de gemeente en het zingen uit het Gezangenboek naast de psalmbundel te handhaven. Tevergeefs, de kerkenraad legt dit verzoek naast zich neer en beroept ds. S. van Dorp, met zes stemmen voor ds. Van Dorp en een stem op de confessionele Te Winkel uit De Meern. De Heere leidt ds. Van Dorp naar Bodegraven, de predikant krijgt de belofte: Mijn oog zal op u zijn'. Het zouden jaren worden van strijd, zoals hij later zei, 'maar toch vooral van geestelijke zegen, veel hartelijke liefde en hechte banden met velen, die als een garde om mij heen stonden.' Ds. S. van Dorp wordt op 5 juni 191O bevestigd door ds. C. Hartwigsen te Leiden met als tekst 2 Tim. 4:1 en 2. 's Avonds doet hij intrede met Jakobus I vers 2lb: Ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat ingeplant wordt, hetwelk uwe zielen kan zaligmaken.'

De gemeente is erg belangstellend, leeft mee met de predikant en zijn vrouw, komt trouw ter kerk. De kerkgang vertoont in Bodegraven zelfs een stijgende lijn, al snel wordt op de kerkenraad gesproken 'over het gebrek aan plaatsen in de kerk. Besloten wordt het kerkbestuur hier op te wijzen.' Pas drie jaar later vindt de uitbreiding van zitplaatsen plaats.

De ouderlingen gaan met de predikant op huisbezoek. Ook de godsdienstonderwijzer dhr. Christiaan Muller gaat met een ouderling op stap. Ds. Van Dorp noemt het huisbezoek 'een van de moeilijkste, toch ook een van de nuttigste werkzaamheden in de gemeente.' Over zijn kerkenraad is ds. Van Dorp zeer te spreken. De samenwerking is uitstekend. Later noemt hij zijn kerkenraad

'die trouwe broeders (...), van wier trouw en liefde ik nog geniet. Daar was het een schone tijd van strijd en zegen.' Ds. Van Dorp toont zich een principieel man als het gaat om de bediening van de sacramenten. Op I december 1911 besluit de kerkenraad de Heilige Doop uit te stellen als geen van beide ouders naar de kerk gaat. In 1912 stelt voorzitter ds. Van Dorp aan zijn 8-hoofdige kerkenraad voor om de eis te stellen dat iemand die belijdenis doet tenminste twee jaar catechisatie gevolgd moet hebben.

Voor de viering van het Heilig Avondmaal wordt Gensura Morum gehouden. Meestal verschijnt niemand, maar op 28 april 1911 verschijnt een broeder uit de gemeente met de vraag: 'Mogen ook tegenstanders van de waarheid aan het Avondmaal komen? ' Voorzitter Ds. S. van Dorp is duidelijk, we geven zijn uitgebreid verslag weer: 'Geantwoord wordt neen, voor tegenstanders van de waarheid, voor tegenstanders van Gods Woord en van de Belijdenis onzer Kerk is aan het Avondmaal geen plaats.

Verder wordt aan (dit gemeentelid) opgemerkt: als gij u verongelijkt acht, als men u ten onrechte heeft geplaatst onder de tegenstanders der Waarheid, toon dit dan zoveel mogelijk door trouw bij te wonen de prediking der Waarheid, door het buigen voor Gods Woord, dat de Waarheid is, door de begeerte om onder biddend opzien tot God naar dat Woord uw leven in te richten, door in de gemeente te strijden voor de Waarheid en tegen de leugen in alle opzicht, vooral ook als men de invloed der ambtsdragers tracht te breken door laster.' En — voegt ds. Van Dorp dit gemeentelid toe, het Heilig Avondmaal is een zaak tussen God en zijn ziel. Een aantal jaren later, wordt een broeder die in grove zonden leeft afgehouden van het Heilig Avondmaal.

Veel overgangen uit andere gemeenten zijn er niet. Wel noteert hij dat een zuster 'behorende tot een gemeente onder het kruis, heeft haar wens te kennen gegeven terug te willen keren tot de Nederlandse Hervormde Kerk.' Kennelijk is er herkenning van de kruisgezinde bevinding in de preken van ds. Simon van Dorp. In 1916 stelt ds. Van Dorp voor om een bidstond te houden voor de Gereformeerde Zendingsbond. Ook in zijn eerste gemeente Zegveld kwam van hem een dergelijk voorstel. En ook in Bodegraven stemmen de broeders hiermee in. De zending had

in al zijn gemeenten de liefde van zijn hart.

Tijdens de oorlogsjaren zijn er veel Amsterdammers in Bodegraven gemobiliseerd. Eén van hen herinnert zich een tij dp reek van ds. Van Dorp: 'Uit die oorlogsjaren is mij bijgebleven de preek, welke Van Dorp hield in de eerste weken over de Klaagliederen, 'Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken en wederkeren tot de Heere', zoals men wel ziet, 'n tijdpreek, een opwekking tot boetedoening.' Vermeldenswaard is dat van 1912 tot 1916 ds. Gerard Wisse de Gereformeerde Kerk van Bodegraven dient. Wie verwacht dat zij veel contact hebben, vergist zich. De vrijzinnig-lutherse dominee Ph.L.G. Steenbeek heeft met Wisse meer omgang dan met ds. Van Dorp. Dit is het gevolg van het feit dat Van Dorp zijn eigen weg gaat. Zelfs een verzoek van de kerkenraad van Wisse, om de kermis af te schaffen, krijgt geen steun van de kerkenraad. De voorzitter is van mening dat de rechtse broeders in de gemeenteraad daarvoor hun taak hebben. In 1916 treedt ds. Van Dorp toe tot het hoofdbestuur van de Gereformeerde Zendingsbond, waarvan hij zijn verdere leven lid blijft en trouw de vergaderingen bijwoont.

Boetbazuin, heilsbazuin of krijgsbazuin

De beroepen komen in menigte los. In die dagen kon men haast geen krant opslaan of men las: eroepen ds. Van Dorp. Ter illustratie:1912 tweemaal Oud-Beijerland, in 1913 beroepen Hasselt, Rijssen, Doornspijk, Lunteren, Veenendaal, Monster, in 1914 Hoogeveen, Staphorst, De Bilt, Ameide en Vlaardingen. In 1915 Rijssen, Leerdam, Ouderkerk aan den IJssel en Dirksland; in 1916 Hasselt en Wezep. Voor deze tijd met weinig vacatures een respectabel aantal. Soms krijgt hij geen beroep, in de veronderstelling dat hij toch wel in Bodegraven zal blijven. Aan het verblijf in het welvarende kaasdorp Bodegraven komt toch onverwachts een einde. Ds. Van Dorp neemt een beroep aan naar de Maasstad. Op 13 mei 1917 neemt hij afscheid met Openbaring 21 vers 6: En Hij sprak tot mij: et is geschied. Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.' Van Dorp van de kansel van Bodegraven: Een voorrecht is het mij ook geweest de bazuin aan den mond te mogen zetten in uw midden, geliefde gemeente van Bodegraven, nu eens de boetbazuin dan weer de heilsbazuin of ook wel de krijgsbazuin.' Tegen de onbekeerden zegt Van Dorp: oe vreselijk zou het zijn, als deze prediking, als al mijn arbeid aan u besteed u moest wezen tot een eeuwig oordeel. Maar o, leeft dan ook niet langer zo rustig voort. (...)Vraagt om de Geest der ontdekking. Leert vluchten naar het kruis van Golgotha met al uwe zonden. Om het heil uwer ziel, o stelt, o stelt toch niet langer uit.

Tot de bekommerden zegt de scheidende herder en leraar: 'Gij durft uw bekommering niet voor de ware te houden. Gij meent: dan zouden mijn zonden mij nog wel dieper smarten, dan zou ik wel vuriger, oprechter om vergiffenis smeken, dan zou ik er wel meer tegen strijden. Maar ach, zo zucht gij, ik houd ze nog zo aan de hand. Het komt niet tot een beslist breken. O, geliefden, vraagt dan den Heere maar om beslistheid, opdat ge ten bloede toe moogt tegenstaan, strijdende tegen de zonde. Vergeet ook vooral niet, dat de Heere Jezus zondaren ontvangt, zoals zij zijn. Hij wil een volkomen Zaligmaker

Zij die zeker zijn van hun aandeel in Christus krijgen ook een woord: 'Gij dit dit moogt weten, blijft toch maar veel vragen om zielendorst. Verzekering wordt niet geschonken om daarop te gaan rusten. Steeds meer moet gij van uzelf worden ontledigd. Steeds meer moet ge van den Christus worden vervuld. Al nader tot God moet gij komen. Van uzelf zijt gij een afwijker, een bederver, maar God is getrouw. Het einde dat wij hebben bereikt in deze ure van scheiden, het wijst ons heen naar het einde aller dingen, dat nabij is. Zijt dan nuchteren en waakt. Wie weet hoe

spoedig volkomen in vervulling gaat het woord: 'Het is geschied. Ik ben de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstigen geven uit de fontein van het water des levens voor niet. Amen.'

Rotterdam: een grote en arme wijk

Consulent A.C.G. den Hertog bevestigt ds. S. van Dorp in de morgendienst van 19 rnei 1917. die gehouden wordt in de Grote Kerk, de Laurenskerk. In dezelfde kerk doet ds. Van Dorp zijn intrede. Hij is er de opvolger van ds. Hermanus van de Hagt, die 36 jaar de gemeente gediend heeft.

De start in het grote Rotterdam valt ds. Van Dorp moeilijk. Deze boerenzoon woont wat onwennig in het bovenhuis op de Hoge Oostzeedijk 32a. Hij voelt zich wat eenzaam in deze grote gemeente met de vele wijken. Er zijn maar liefst IJ predikanten, men zamelt geld in voor de achttiende predikantsplaats. En zijn wijk is groot: wijkgemeente O ligt tuseen de Binnenweg en de Kruiskade. Ds. Van Dorp trekt er 's zondags op uit, er zijn maar liefst zeven preekplaatsen: de Grote Kerk, de Koninginnekerk, de Zuiderkerk, de Westerkerk, de Oosterkerk en het Lokaal Vijverhofstraat 97. En dan het drukke gewoel van de stad. De stad waar 't alles leeft en werkt om de Maas. Bij ds. Van Dorp rijst de vraag: 'Wat zijn deez' onder zo velen? ' Gaandeweg verandert dit, vooral door de woorden die hij van de Heere krijgt: 'Ik heb veel volks in deze stad.' Ds. Van Dorp bemerkt dat er een kring van warm meelevende mensen in zijn grote werk zijn. Hij bemerkt bij zijn ambtsdragers ook de gezegende invloed van ds. G.B. Oorthuijs, die 17 jaar lang in dezelfde wijk gearbeid heeft. Ook ziet hij na enige tijd ook de zegen onder zijn trouwe leerlingen, de catechisanten. 'Grote catechisaties met vele belangstellende leerlingen.' Met vreugde doet hij dit werk. Eén van deze catechisanten is een in het hart gegrepen jongeman, die vervolgens ook bij ds. Van Dorp aan huis komt. Het is H.C. Heusdens, een arbeiderszoon, die als zendeling namens de Gereformeerde Zendingsbond naar Paloppo op Midden-Celebes gaat. Hij krijgt in 1942 te maken met een aantal Islamieten, die hem voor de keuze stelden: Mohammedaan worden of sterven. Hij mocht door Gods ondersteunende genade het laatste kiezen. Door middel van De Roüerdamsch Kerkbode weet ds. Van Dorp vee sociale nood te lenigen. Hij roept mensen op tot milddadigheid, in september 1917 plaatst hij een oproep voor 62 kinderen in zijn wijk, die te weinig kleding hebben om de school te bezoeken. In september 1918 vraagt de predikant om giften: 'Het is zo hard nodig. De winter staat voor de deur. En mijn wijk is zeer arm.' In december 1918 schrijft hij: 'Ik hoop, dat ik ook in de komende dagen nog menigmaal een verras-

sing voor onze arme wijk zal ontvangen.' Als hij de laatste keer zijn financiële verantwoording schrijft, merkt hij het volgende op: 'Dikwijls heb ik het met blijdschap mogen doen, omdat ik van verschillende zijden met zoveel liefde zo beschamend werd geholpen. Het heeft ons aan niets ontbroken.' Een beroep naar Utrecht neemt ds. Van Dorp aan. Niet dat hij graag de Maasstad wil verlaten, maar hij krijgt van de Heere de lastbrief: 'Geef gij hun te eten.' Voedsel voor zielen in de Domstad.

Afscheid

Afscheid met het oog naar boven is de titel van zijn afscheidsrede. In de Grote Kerk van Rotterdam preekt hij op 4 september 1921 als scheidend predikant. De tekst die ds. S. van Dorp bepreekt is Romeinen Ig vers 13: 'De God nu der hope vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes.' 'Blijdschap en vrede in het geloven, weinig wordt het gevonden, gemeente van Rotterdam, ook in uw midden. Er is veel oppervlakkigheid (wij spreken nu maar alleen over onze kerkelijke kringen). Er is veel gejubel, waaraan geen tranen van boete en berouw zijn voorafgegaan. Er is veel vleselijke rust en valse, ingebeelde vrede. Meermalen troffen wij ook aan bekommerde zielen, tussen hoop en vrees, of ook verachterde gelovigen, maar weinig blijdschap en vrede in het geloven. Toch ontbreekt het niet. Wij hebben wel eens mogen beluisteren, tor roem van Gods genade, het: 'Komt, hoort toe, gij allen, die God vreest, en ik zal vertellen. wat Hij aan mijne ziel gedaan heeft.' Van blijdschap en vrede is het hart dan vervuld. Van blijdschap en vrede spreekt dan de mond. Van blijdschap en vrede trilt dan de stem. Van blijdschap en vrede straalt dan het gelaat. Dat geve de Heere veel in uw midden, geliefde gemeente. Hij schenke u een ware opwekking. Hij make u jaloers.' De scheidende dominee richt zich tot zijn ambtsbroeders: 'Er zijn in ons ministerie kleine verschillen, maar er zijn ook zeer grote, die gaan over de belangrijkste vragen. Meermalen hebben wij daarover met elkander gesproken en ik vermoed, dat sommigen uwer mij wel wat strak en steil hebben gevonden, een mens meer passend in vorige tijden. Mar toch hebben wij, als personen en als collega's altijd goed met elkaar omgegaan. Met niemand uwer leef ik op gespannen voet. Onze vergaderingen waren vrij en gezellig. (...) Ons ambt blijft, ondanks alles, het schoonste dat ik ken. Wat is er heerlijker dan dit, gezanten te mogen zijn van Christus Jezus, alsof God door ons bade, en het medezondaren toe te roepen; 'Wij bidden u van Christuswege, laat u met God verzoenen? ' Predikt het Woord, het Woord alleen, het Woord geheel. Verkondigt al de raad Gods. Vernedert de mens. Verheerlijkt den Heere. Weest gezegend en tot een zegen.'

Utrecht: Een opwekking op kleine schaal

Ook de Domstad heeft een groot arbeidsterrein. Er zijn veel wijken, maar liefst twaalf en veel kerken. De wijk die hij gaat bearbeiden is wijk rond de Geertekerk. Officieel 'wijkverenging Geertekerk'. De pastorie staat aan de Jan van Scorelstraat.

De bevestiging in de Domkerk vindt door de Gereformeerde Bonder ds. J. Goslinga, predikant van de wijkvereniging Nicolaïkerk te Utrecht plaats op zondag II september 1921. Woensdag 14 september doet ds. Van Dorp zijn intrede en gaat dan ook voor in de Domkerk.

Ds. Van Dorp denkt al vrij snel dat deze stad de plaats is voor zijn verdere leven. Hij zei later: 'Daar woonden wij in het midden onzes volks.' En over zijn arbeid daar: 'Daar mocht veel zegen vallen onder de prediking. Meerderen werden toegedaan tot de gemeente, die zalig wordt. De Heere wrocht kennelijk mede. Er was een opwekking, al was het dan op bescheiden schaal.' Bij zijn werk voelt ds. Van Dorp de steun van Aarons en Hurs, van moeders in Israël! Ds. Van Dorp stelt zich actief op. Hij bemerkt dat het wijkgebouw aan de Springweg, waar hij

spreekuur houdt, ongeschikt is voor het vele verenigingswerk. Hij schrijft op 27 mei 1922 in het Utrechtsch Predikbeurtenblad: 'Ons tegenwoordige, gehuurde wijkhuis is veel te klein. Het kan geen middelpunt zijn van wijkarbeid. Een flink degelijk wijkgebouw, waar ook catechisaties en misschien Bijbellezingen gehouden zouden kunnen worden, zou onze wijkarbeid ten goede komen' Hij vraagt vrijmoedig om giften. Grote giften zijn welkom, van 100, 200 of 1000 gulden, maar ook de kleine. Een week later is de eerste gift van lOOO gulden binnen. In september 1922 start hij de 2 cents actie. Maar liefst IIOO mensen leggen per week twee cent apart voor het nieuwe wijkgebouw. Het levert IIOO gulden per jaar op. In de wintermaanden houdt ds. Van Dorp de Bijbellezingen. Op 28 oktober 1922 schrijft hij: 'Wij hopen, dat deze Bijbellezingen zullen mogen delen in dezelfde belangstelling als die van de vorige winter.' Het wijkgebouw komt er niet tijdens de periode Van Dorp. Tegen alle verwachting in — ook tegen zijn eigen zin in — neemt hij een beroep aan naar Den Haag. 'O, wat heb ik geworsteld', zei ds. Van Dorp later, 'zelfs na het aannemen van het beroep, om er weer van af te komen. Maar, de Heere heeft er mij voor bewaard.' Op 22 maart 1925 houdt ds. S. van Dorp zijn afscheidsrede in de Buurkerk. Hij preekt daarbij uit I Korinthe 15 vers I en 2: 'Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat; Door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze, als ik het u verkondigd heb; tenzij dan dat gij tevergeefs geloofd hebt.'

's Gravenhage: gewillig gemaakt

Ds. Van Dorp wordt door zijn vriend ds. H.A. Heijer te Vlaardingen op 29 maart 1925 bevestigd en op I april doet hij zijn intrede met de woorden van Johannes 19 vers 5= 'Ziet, de Mens!' Ook hervormd Den Haag heeft vele wijken en maar liefst zeventien predikanten. En daaronder zeer bekende: de hofpredikant W.L. Weker, de 'Haagse Spurgeon' D.A. van den Bosch, K.H.E. Gravemeijer en E.J.W. Posthumus Meyjes. Van Dorp is de enige Gereformeerde Bonder, de opvolger van ds. W. Bieshaar.

Ds. Van Dorp is predikant van de wijk Laak-Spoorwijk, maar dat verandert na enkele jaren in de wijk Kloosterkerk-Bezuidenhout, waar hij vooral in de historische Kloosterkerk mag voorgaan. Hij raakt er in 1925 bevriend met de jonge Wouter Leendert Tukker uit Hoek van Holland, die bij hem onder het gehoor komt. Het wordt een vriendschap voor het leven.

In Den Haag moet deze onwillige dienstknecht gewillig gemaakt worden, hij mag ervaren dat de Heere hem toch gebruikt in Zijn dienst. De Heere schenkt goede jaren met onverdiende zegen. Hij krijgt vele trouwe vrienden en veel catechisanten, ook uit andere kerken. Ook in Den Haag voert Van Dorp actie voor een eigen wijkgebouw. Het komt er, er is veel offervaardigheid bij het stichten van het wijkgebouw 'Elim', dat in september 1929 ge~ opend wordt als hervormd-gereformeerd centrum voor de wijk Kloosterkerk-Benoordenhout.

Op 6 september 1931 herdenkt ds. S. van Dorp in de Grote Kerk van Den Haag dat hij vijfentwintig jaar geleden in het ambt bevestigd werd. Hij preekt uit Habakuk 3 vers 2: 'Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven!' De jubilaris zegt in de volgestroomde kerk: 'Hoe zullen wij hier te samen zijn? Klagende?

Neen, neen! Hoor ik iemand zeggen, nii geen klacht. Mijn vriend of vriendin! — ik ben 't niet met u eens. Ik begeer naar de klacht. Ik wilde wel, dat ik juist in deze dagen meer verstand had van kermen. De diepe klacht over afmakingen, over het betalen van weldaden met zonde en schuld, de klacht van een verbroken hart en een verslagen geest over zo ontzaglijk veel, waarvan ik in 't openbaar maar zwijgen zal. Maar, geen klacht over den Heere, die ook heden vraagt, en naar recht vragen mag: 'Waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij' Hoe zullen wij te samen zijn?

Dankende? Daarvoor is alle reden.' Ds. Van Dorp ziet terug op zijn ouders, die niet meer zijn, onderwijzers, leraren, professoren, vooral ook het studentengezelschap, aan oude gemeenten, aan zijn tegenwoordige gemeente. 'Er zijn zoveel mensen, aan wie ik dank en liefde verschuldigd ben, het allermeest wel aan rnijn vrouw, die voor mij meer is geweest dan ik zeggen wil en zeggen kan. Maar bovenal is er

reden tot ootmoedigen dank aan Hem van Wien alles, alles kwam, ook de mensen, die Hij op niijn weg plaatste. Hij is het. Die onwaardigen, Die armen met goederen wil vervullen.'

Boete en bede

We noemen ds. Van Dorp een hervormde kruisdominee. Ds. Van Dorp is voluit hervormd en voluit gereformeerd. Hij gaat in de Regentessekerk voor op zondag 7 oktober 1934 ^^ gedenkt lOO jaar afscheiding. De tijdrede over Daniël 9: l5~l7 heeft als titel Boete en bede. Hij vestigt de aanwezigen op de vaders der afscheiding, ds. H. de Cock, ds. H.P. Scholte en ds. L.G.C. Ledeboer die het niet eens konden worden op een synode te Amsterdam. Van Dorp: 'Zien wij hier niet duidelijk het oordeel, dat is meegegaan? Ds. Ledeboer kreeg wel geen verheffende indruk van de toestand onder de vaders der scheiding. Spoedig is hij ook uit hun midden heengegaan. Het oordeel kan men niet ontlopen. Als wij zien, hoe de toestanden nu zijn, dan kan dat onze begeerte niet opwekken. Hoeveel verscheuring, hoeveel oppervlakkigheid, wat een formalisme, welk een verwerpen van elkander, een zich afscheiden van de Hervormde Kerk, maar geen getrouwe separatie, geen scheiding voor de eigen kring, in de prediking. Als wij dit alles opmerken, dan zien wij: het oordeel blijft, ook al trachten wij het van ons af te werpen, zolang de schuld niet van harte is beleden, zolang het recht Gods niet in de ziel is erkend.' Bij de gescheiden kerken ziet ds. Van Dorp dat het oordeel blijft, de Hervormde Kerk ziet hij als een vervallen kerk. Hij stelt de aanwezigen de vraag: 'Zij het ook uw begeerte in de diep vervallen Kerk van Nederland te strijden tegen de leugen, tegen alle bederf, te strijden voor de waarheid, en die te verbreiden, zoveel als in u is. De Heere binde u de schuld van de kerk op de ziel, opdat gij haar betreurt en belijdt, en smeekt: 'Laat Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom dat verwoest is.' Zal er weer eenheid komen onder de belijders? Zal Gods volk weer samen worden gebracht, misschien door de nood der tijden heen? Zullen, als in de vallei, waarin Ezechiël werd gesteld, de beenderen weer naderen, elk been tot zijn been? ' Wij weten het niet. Als wij op alles zien, dan vervult grote zorg ons hart. Dan vrezen wij, dat de scheuren al groter, al menigvuldiger, al dieper worden. Maar, de Heere is zo machtig! Wij mogen nog bidden. Wij mogen nog werken, ook op dit terrein. En zij het maar een bidden en een werken in overgegevendheid, in onderworpenheid aan de Heere, met het: 'Heere, Heere, Gij weet het'.' Een week later houdt hij weer een tijdrede, nu over Openbaring 20 vers 1-5-Het is een vervolg, en heeft als titel De triomferende Kerk. Van de strijdende kerk op aarde, waarvan hij een week eerder gesproken heeft, spreekt hij nu over de triomferende Kerk. Zijn punten zijn: I. Eeuwig levend in het herwonnen Paradijs; 2. Dienend staande voor den troon Gods en des Lams; 3-Vrolijk wandelend in het licht van het Goddelijk aangezicht. Van Dorp over het herwonnen Paradijs: 'Daar zal geen nacht zijn. Daar zal het eeuwig licht zijn. Daar zal God Zelf de triomferende Kerk verlichten. Daar zal geen nacht zijn van geestelijke en zedelijke en lichamelijke, en huiselijke, en maatschappelijke, en kerkelijke ellende, of van welke ellende dan ook!'

Persoonlijke troost

Ds. Van Dorp wordt ouder, de werkzaamheden zijn ook in Den Haag vele. De vele catechisanten, de vele begrafenissen, de vele trouwdiensten, die hij met vreugde mag doen. Het wordt hem teveel, hij stort in september 1936 in en moet enkele weken rust houden. 'Enige weken daarna' — schrijft ds. Van Dorp — 'zou ik voor het eerst weer preken. Dit zou gebeuren in een kleine beurt, een middag-doopdienst. 's Morgens was ik zeer onrustig doordat ik gevoelde, dat hoofd en lichaam nog zo zwak waren. Voor de dienst ging ik nog een paar uur rusten om onder Gods zegen kracht te vergaderen. Onrustig lag ik te zuchten en te klagen. En toen gebeurde het grote wonder, dat ik op verborgen wijze met kracht bepaald werd bij Psalm 23-Ik mocht die Psalm langzaam enkele malen opzeggen en overden-

ken. En ook toen bleek het weer: 'Waar het Woord des Konings is, daar is heerschappij.' De golven van onrust en angst, die in mij op en neer rolden, gingen liggen. Er kwam zoete, weldadige rust in hart en hoofd. O, wat was mij tot troost dat: 'De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken!' Hoe de Heere het maken zou, wist ik niet, maar ik mocht geloven, dat Hij het goed zou maken. En dat heeft Hij gedaan door Zijn kracht in mijn zwakheid te volbrengen. Zo is Psalm 23 voor mij persoonlijk een onvergetelijke Psalm geworden.' Hij preekt over deze psalm, en gebruikt de inhoud later voor zijn meditaties.

De overwerktheid grijpt diep in bij ds. Van Dorp, zelfs zo, dat hij in de zomer van 1939 ^iet preekt. Hij is dan net verhuisd naar de Wassenaarscheweg. Samen met zijn vrouw loopt hij op zondag 16 juli door de bossen van Oranje Nassau's Oord. De Heere is het Die door Zijn Woord en Knecht laat zien: Israël, gij zult van Mij niet vergeten worden. 'Daar en toen heb ik — schrijft Van Dorp — de schets van deze preek mogen maken, nadat ik een tijdlang geen gedachte had gehad over enig deel van Gods Woord. Mijn hoofd was zo op, en in mijn hart was het zo donker, dat de gedachten voor een preek zo ver weg waren. Ik wist niet, hoe er ooit weer toe te komen. En ziet! Nu werd dit alles door Gods wondere genade weer anders. O, die onnaspeurlijke bemoeienissen des Heeren!' Van Dorp denkt de preek voor de eerste zondag te bestemmen dat hij weer voor zal gaan. Maar het wordt anders, de woorden uit Jesaja 44 ^SYS 21 worden zijn afscheidstekst van Den Haag. Ds. Van Dorp gaat I januari 1940 met vervroegd emeritaat. De scheidende predikant zegt tot op oudejaarsavond 1939 tot zijn gemeente: 'Het valt ons bijzonder zwaar van u afscheid te nemen. De Heere bearbeide uwe harten door Zijn Geest alzo, dat gij de Waarheid, waarin gij zijt onderwezen, en waaronder gij hebt geleefd, ook innerlijk zult liefhebben.' Aan het einde van zijn preek wijst de aanwezigen er op de Heere niet te vergeten: 'Israël, gij zult van Mij niet vergeten worden. Daarvan door de Geest verzekerd, is het in uw binnenste: 'Wij vergeten Hem niet, omdat Hij ons niet vergeet. Wij denken aan Hem, omdat Hij het eerst aan ons gedacht heeft, en denkt, en denken zal. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft lief gehad. Ja, zo is het. Dat troost ons bij dit afscheid, dat de Heere verzekert naar twee kanten, naar de uwe, en naar de onze: Israël, gij zult van Mij niet vergeten worden! Amen.'

Op 2 januari 1940 verhuist het echtpaar Van Dorp naar Zeist, naar een woning met de naam Eben-Haëzer.

Een groter publiek

De predikant in ruste krijgt een groter publiek. Zijn preken zijn bekend uit de series Tot de wetentot de Getuigenis en Genade voor Genade. Hem wordt nu gevraagd de meditaties te schrijven voor het Gereformeerd Weekblad. Daarmee bereikt hij duizenden lezers door heel het land. De meditaties zijn meestal gemaakt naar aanleiding van zijn preken. Veel van deze meditaties worden gebundeld en na zijn leven uitgegeven. Het boekje Leer ons bidden, meditaties over het 'Onze Vader', in de serie 'Banier Bibliotheek' voor het gezin. In 1967 verschijnt Het reislied van Sionspelgrims, een boekje de meditaties over Psalm 84. In 1970 volgt Het heil des Heeren, over Psalm 23 en 130. Bij Bout en Zonen te Huizen verschijnt in 1972 Bij Bout en Zonen te Huizen verschijnt in 1972 2^lig-..l Wie...?

Negen overdenkingen over de ^ligsprekingen. Ze zijn van een woord vooraf voorzien door ds. W.L. Tukker. Deze boeken worden allen herdrukt. Diverse lezingen worden ook uitgegeven, zoals De stad Gods en De Eenzaamheid. Ook enkele gedachtenispreken zien het licht: Onveranderlijk dezelfde, bij gelegenheid van zijn 40-jarige ambtsjubileum op zondag I september in de Regentessekerk te 's Gravenhage en Ik schaam mij des Evangelies van Christus niet, predicatie ter herdenking van zijn 50 - jarige evangeliebediening, uitgesproken in de Janskerk te Utrecht, op 2 september 1956.

Ds. Van Dorp blijft - zo hij in staat is - preken. Ook daarvan verschijnt er één in druk, onder de titel Gebed om den Geest.

In 1961 mag ds. Van Dorp zelfs zijn 55"j^rig ambtsjubileum herdenken. Hij deelde de lezers van het Gereformeerd Weekblad dit mee en schreef onder zijn bericht: 'De Heere is toch zo goed voor een zondig mens.'

Sterven en begrafenis

Het echtpaar Van Dorp wordt ouder. Ds. Van Dorp krijgt te maken met een verminderend gezichtvermogen. Hij wordt in 1962 vanwege staar aan één van zijn ogen geopereerd, maar de oogoperatie heeft geen resultaat. Het is de bedoeling om ook het andere oog te laten opereren, maar onverwachts gaat ds. Simon van Dorp op 83-jarige leeftijd heen op 6 december 1963-Zijn laatste woorden zijn: 'De genade van de Heere Jezus Christus is voor een arme zondaar genoeg.' Op II december vindt de begrafenis plaats. Ds. H. Harkema van Zeist leidt een rouwdienst aan huis, voor de familiekring. In het overvolle gebouw Galvijn — waar veel predikanten aanwezig zij - wordt 's middags om half twee de kist binnengedragen. Ds. Harkema laat zingen Psalm 68 vers 2 en leest vervolgens Jesaja 55-Vervolgens spreekt ds. K. van de Pol te Lunteren namens de Gereformeerde Zendingsbond, ds. H. Talsma van Den Haag namens zijn laatste gemeente. Ds. Talsma trekt een vergelijking tussen Simeon en Anna: 'Van de over-leden predikant kan getuigd worden, dat hij de Heere vreesde; Het leven was hem Christus en het sterven gewin. Zo was ook Simeon be­ reid om heen te gaan. Maar Anna leefde nog verder nadat zij de Christus gezien had. Mevrouw Van Dorp moet ook alleen verder, maar de Heere zal genade en kracht geven.' De heer Keers, een neef van de overledene, spreekt ook een persoonlijk woord: 'Ook voor de familiekring heeft 'oom Simon' veel betekend. Want ook zijn familie heeft hij gewezen op het enige nodige. Zelfs aan het graf van zijn jongste broer heeft hij veertien dagen geleden zijn familieleden nog op het hart gebonden om de Heere te zoeken, terwijl Hij te vinden is. Er was een nauwe familieband en ds. Van Dorp heeft voor de famlie ook geestelijk veel betekend.' Ds. Harkema staat vervolgens stil bij Hebreeën 13 vers 7' 'Gedenkt Uw voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben en volg hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel.' 'Het eigenlijke geheim' — zegt de Zeister predikant — 'van zijn leven was, dat hij zich van zijn jonge jaren af van Christus getrokken wist. Hij kon er zo warm over spreken als het licht der genade in zijn hart scheen. Maar hij had ook zijn donkere dagen. En als hij het licht miste was hem dat bitterder dan de dood. Maar als het aangezicht van de verzoende God in Christus er was, dat was zijn leven. Hij kon het met zijn keus niet doen, maar Gods goedheid, die neerziet op de armen en ellendigen, die de kleinen vertroost en verkwikt, dat was zijn vreugde. Dat wonder dat God op hem neerzag, dat was zijn leven.' Aan het einde van de rouwdienst zingen de aanwezigen het vers de overledene zo dikwijls gezongen had. Psalm 130 vers 4-Hoopt op de Heere gij vromen, waarbij ds. Van Dorp de nadruk legde op de laatste regel: 'Zo doe hij ook aan mij.' Op de Algemene begraafplaats te Zeist leest ds. Harkema aan het graf Psalm 23 en Openbaring J: ^-IJ. Een zwager van ds. Van Dorp dankt voor de grote belangstelling.

Eén van de ouderwetse soort

Diverse reacties komen na het overlijden van ds. Simon van Dorp. Ds. J.T. Doornenbal schrijft in de Veluwse kerkbode: 'Mijn eerste gedachten, na het ontvangen van de doodstijding, gingen terug naar wat ik eens hoorde uit de mond van een ouderling in een gemeente in de classis, dat een preek van Ds. Van Dorp in een winteravonddienst het middel was geweest om zijn hart te openen. Ik weet, dat hij de enige niet is voor wie de prediking van de ontslapen leraar tot een eeuwige zegen is geweest. Alleen de eeuwigheid zelf zal openbaren voor hoevelen. Toch was hij een eenvoudige man, die niets bijzonders had dan alleen zijn eenvoud. Maar hij heeft een volle oogst gearbeid, en hij is daarin voortgegaan tot in zijn ouderdom toe. In de verkondiging des Woords. Maar ook het werk der zending had al zijn liefde. Hij heeft zich gegeven in de dienst des Heeren met alles waarover hij beschikte. Persoonlijk heb ik hem niet zo vaak ontmoet. Een enkele maal slechts ben ik onder zijn gehoor geweest. Enige jaren geleden zat hij opeens op een zondagmorgen onder het mijne, in de kerk van Oene, samen met zijn vrouw, want die twee waren in de laatste tijd onafscheidelijk, temeer omdat zijn ogen het begonnen te begeven. Hij was

een echte herder en leraar, overal waar hij heenging, één van de ouderwetse soort, maar die in het volle leven bleef, omdat hij in eenvoud liefhad, en zich gaf in alles wat hij ontvangen had. Zo zal hij in de herinnering blijven en zal zijn nagedachtenis tot zegen zijn.' Ds. A. Vroegindeweij schrijft in het Gereformeerd Weekblad een uitgebreid 'In memoriam'. Hij schrijft: 'Deze markante persoonlijkheid — want dat was en is hij gebleven tot zijn einde toe — is in zijn liefde voor de waarheid Gods en voor de gereformeerde belijdenis dezelfde gebleven.' Veel veranderde er in kerk en wereld, ds. Vroegindeweij schrijft echter: 'Maar ds. Van Dorp is gebleven een liefhebber van de gereformeerde leer, zoals die is neergelegd is in de belijdenisgeschriften onzer kerk en gegrond is op Gods Woord. Daarbij openbaarde hij zich als een oprecht kind van God. Hij dacht niet groot van zichzelf, maar was klein voor de Heere.' Verder schrijft de Veenendaalse dominee: 'Hij heeft trouw gearbeid in de gemeente, die hij gediend heeft en in ander kerkelijk werk, zoals ook de Gereformeerde Zendingsbond, waar hij al zijn krachten aan gegeven heeft. Nu mogen wij hem echter weten bij zijn Koning en Zaligmaker, want het leven was hem Christus en het sterven was hem gewin. Nu mag hij rusten van al zijn arbeid. Nu mag hij de Heere loven en het Lam, dat geslacht is.' Ds. W.L. Tukker — die de meditaties van het Gereformeerd Weekblad sinds 1963 in plaats van ds. S. van Dorp verzorgde — deelt in het Katwijkse kerkblad Om de Oude Kerk het overlijden mee van zijn oude vriend. 'Mijn hart sloeg mij om toen ik dat hoorde.' 'Veel wist ds. Van Dorp van ds. Ledeboer en diens vrienden. Met dit volk heeft de overledene geleefd, gestreden, gehoopt, persoonlijk en kerkelijk. Veel heeft hij met dit voorgeslacht gemeen gehad. Trouw aan de Hervormde Kerk, trouw aan de gereformeerde leer en gereformeerde zede, trouw aan zijn God, is hij zijn weg gegaan en hij is niet meer. Heengegaan — ingegaan. Hij was geen buitenstaander, en hij bleef ook niet buiten. Met eerbied zien wij dit geslacht, dat ons voorging, en waaraan wij zoveel te danken hebben.'

Boven de kruisdominees uit

Ds. W.L. Tukker stelt in 1972 - in een ten geleide voor het boekje ^lig...! Wie...? - dat de kruisdominees uit de jeugd van dominee Simon van Dorp hem mede vormden. Door de universitaire opleiding — schrijft ds. Tukker in 1972 — bracht hij de bevinding op een hoger plan. 'De bevinding werd meer in Bijbelse bedding geleid en uit de tekst zelf getrokken: ze werd van gemoedswerk meer geloofswerk. In veredelde stijl en zonder allegorische schriftuitleg werd de bevinding des geloofs, de ervaring des geloofs, vanuit de tekst in de gemeenten gelegd.' Daarnaast stelt ds. Tukker dat de dienst in de twee dorpsgemeenten en de drie grote gemeenten en zijn opleiding aan de universiteit hem boven de kruisdominees deden uitsteken. 'En toch', schrijft ds. Tukker, 'dezelfde warme Godsvrucht. En toch dezelfde bescheiden en ingetogen levenswandel.' Ik meen dat dit het geweest is, dat de persoon van ds. S. van Dorp gestempeld heeft en dat zijn woord zo deed ingaan bij het volk, zelfs nu reeds tot in geslachten.' Nog eenmaal ds. Tukker over het werk van zijn oud geworden vriend: 'Het volk dat God vreesde voorheen en vreest nu, beide in de gescheiden kerken en in de oude kerk, hoorde en hoort hier klanken, die nu zo veelszins gemist worden en die dit volk, hetzij jong, hetzij oud, lief zijn.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008

Oude Paden | 64 Pagina's

Ds. Simon van Dorp  (1880-1963),  een hervormde  kruisdominee.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008

Oude Paden | 64 Pagina's