Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LEER VAN DE ERSKINES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LEER VAN DE ERSKINES

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het kort iets te zeggen over de leer van Ralph en Ebenezer Erskine is niet zo eenvoudig.

Je zou kunnen zeggen, dat hun leer genoemd mag worden de leer van de profeten van het Oude Testament, de leer van Johannes de Doper, de Heere Jezus en de apostelen van het Nieuwe Testament.

Hun leer is namelijk voluit bijbels en gegrond op het Oude en Nieuwe Testament van Gods Woord.

Bij het lezen van hun preken en verhandelingen zal het iedereen opvallen hoe zij alles vanuit de Schrift bewijzen en opbouwen.

Tegelijk zijn hun geschriften zo geestelijk en bevindelijk dat het verklarende en dogmatische tot een eenheid verweven is met het bevindelijke. Het is dus een voluit schriftuurlijkbevindelijke prediking.

Hoe komt het dan dat er toch nogal eens gesproken wordt over de „leer" van de Erskines? Brachten zij dan iets nieuws of afwijkends van het bekende en geijkte? Ik geloof van niet.

Veeleer brengen zij het oude en bijbelse van de christelijke leer op een zo nieuwe en frisse wijze, dat het overkomt als een totaal nieuw gegeven. In hun dagen klonk het wel als een „nieuwe leer". Men begreep niet dat juist de Erskines teruggrepen naar de oude leer der reformatie, vastgelegd in de Westminster Catechismus van 1647. Volgens velen echter brachten zij een nieuwe leer, die bestreden en veroordeeld moest worden. Als gevolg daarvan zijn zij door de synode van de Schotse Kerk veroordeeld en geschorst in hun ambtelijke bediening.

Hierdoor is de eerste afscheiding in Schotland ontstaan in 1734.

De Erskines werden de ziel van deze afscheiding, waaruit de Free Presbyterian Church is ontstaan.

Kenmerkend voor de leer van deze afgescheiden kerken is wel, dat de Erskines samen met J. Fischer zich beijverd hebben deze kerken op de Westminster Catechismus te funderen door deze in vragen en antwoorden te verklaren en onder het volk te brengen.

Het is dus allerminst een „nieuwe" leer.

Toch werd op hun leer neergezien als een „nieuwe" leer. Dit vindt zijn oorzaak in een boek, dat in de tijd van de Secession (afscheiding) een grote rol gespeeld heeft "en de naam droeg: „Marrow of Modern Divinity". Vrij vertaald is dit: Merg van de moderne godgeleerdheid.

In onze taal is dit boek verschenen onder de titel: „Merg des Evangeliums".

Tot een recht verstaan van de leer van de Erskines moeten wij hier aandacht besteden aan wat bekend is geworden als „The Marrow Controversy".

Het konflikt rondom liet Evangelie

De oorzaak van het konflikt is inderdaad terug te brengen tot een boek getiteld: . „Marrow of Modern Divinity".

Dit boek is door een onbekende predikant die Fischer heet geschreven en reeds in 1645 verschenen met een goedkeuring van de vermaarde reformator Caryl.

In Schotland was het vrij onbekend, tot de bekende Thomas Boston het in handen kreeg en er zoveel onderwijs en zieletroost uit verkreeg, dat hij het onder de aandacht van zijn vrienden bracht. Weldra werd het boek opnieuw gedrukt en van een voorrede door Bostons vriend James Hog voorzien.

In het boek van Fischer „Merg des Evangeliums" wordt door middel van een samenspraak gehandeld over de Wet, het Evangelie, de vereniging met Christus door het geloof en de heiligmaking. Vooral wordt sterk benadrukt het verschil tussen

de Wet als een eisende Wet in het Werkverbond en een regel des levens in het Genadeverbond.

Ook het verschil in wettisch en evangelisch preken wordt uiteengezet, waaruit blijkt dat iemand de Wet zeer evangelisch prediken kan en een ander van het Evangelie een eisende Wet kan maken. Vooral ook de vrije aanbieding van Christus en de beloften van het Evangelie aan alle hoorders van het Evangelie krijgt in dat boek de volle aandacht.

De sterke zijde van het boek „Merg des Evangeliums" is, dat er vele reformatoren en nadere reformatoren in aan het woord komen. Het is onmiskenbaar dat de Erskines door dit boek mede gevormd zijn in-hun theologisch denken.

Antmomianen en neonomianen

In de tijd van de Erskines werd de schotse kerk gekenmerkt door een beinvloeding van de leer van Richard Baxter.

Als reaktie op de antinomianen, die het met de heiligheid van het leven zo nauw niet namen, stelde Richard Baxter de noodzakelijkheid van een heilig leven als voorwaarde om na het leven de eeuwige gelukzaligheid te genieten.

Alle nadruk werd gelegd op het onderhouden van de Wet en het voortbrengen van heiligheid.

Dit alles zou geen schade gedaan hebben als men maar niet geleerd had, dat goede werken en boetvaardigheid voorwaarden zijn om Christus te ontvangen. De neonomianen, want zo worden de volgelingen van Baxter genoemd, stelden dat wij door Christus worden aangenomen op grond van onze levensheiliging en boetvaardigheid.

Wat de reformatie gesteld had als de vruchten van een waar geloof in Christus, namelijk de levensheiliging en de boetvaardigheid, werd door hen gesteld als de voorwaarden om in Christus te kunnen en te mogen geloven.

De vrijheid en de genade van het Evangelie, dat leert dat de schuldigen en onreinen tot Christus geroepen worden om door een waar geloof in Hem van schuld ontheven en van zonde gewassen te worden, werd in wetticisme ten onder gebracht.

Onder invloed van het neonomianisme werd de prediking zeer wettisch en vertoonde niets meer van evangelische nodiging tot schuldigen en verontreinigden om tot Christus te komen zo zij waren, die zo kenmerkend was geweest in de prediking van de Schotse kerk in het verleden.

Er ontwikkelde zich, vooral bij hen die aan de leer van de geestelijke doodstaat van de mens en de noodzakelijkheid van het soevereine werk Gods, wilden vasthouden, een soort van hyper-; calvinisme. De prediking was bij sommigen nog wel bevindelijk en ging wel in op de wegen die de Heere met Zijn volk houdt, maar van een oproep tot bekering en een lieflijke nodiging tot Christus van de onbekeerden werd niet meer gesproken.

Het bijbelse evenwicht tussen de verantwoordelijkheid van de mens en het almachtige genadewerk van God, dat door de schotse oud-Vaders zo bijbels gehanteerd was, werd geheel uit het oog verloren. Zij redeneerden op een onbijbelse wijze, dat slechts de boetvaardige en reeds heiligmaking bezittende zondaar tot Christus en de genade genodigd mocht worden.

Tegenover de bezwaren door o.a. de Erskines ingebracht tegen zulk een afbreuk doen aan de vrije evangelie-nodiging, verhardden de hyper-calvinistische predikers alleen maar hun standpunt. Er ontstond een zelfde ontwikkeling als tijdens de scheuring in onze kerken rond 1953.

De trend der prediking werd hierdoor nog wettisch er dan zij al was.

Men vocht voor het woord „voorwaarde" en somde op aan welke voorwaarden er zo al voldaan moest worden, aleer iemand tot de genade en Christus zijn toevlucht mocht nemen.

De wet des geloofs, die leert dat men als een zondaar, die alleen schuld en vloek bezit tot de genade en Christus mag en moet komen, werd veranderd in een wet der werken die de mens in eigen kracht moet volbrengen.

Tegen deze wijze van prediken kwamen de Erskines en met hen vele anderen in verzet.

De oprechte vromen zuchtten onder dit soort prediking, waarin zij altijd maar weer werden teruggeworpen op zichzelf en de voorwaarden, die de mens eerst moest volbrengen.

Het neonomianisme overwoekerde de kerk.

De moraal werd gepredikt, de betrachting der heiligheid als voorwaarde tot zaligheid gesteld, de boetvaardigheid werd de prijs waarmee men zijn zaligheid kocht en de weg tot Christus stond

alleen open voor zondaren die heiligheid en boetvaardigheid bezaten.

Dit is de achtergrond van de leer van de Erskines.

In een kerk, die beïnvloed was door Richard Baxter en waarin de vrijheid van het Evangelie verdonkerde door allerlei voorwaarden en restrikties, hebben zij geworsteld om de waarheid Gods die ze door de verlichting van Gods Geest hadden gevonden.

Waarin bestond dan hun leer? Wat stelden zij tegenover de dwaling van hun tijd? Het is niet gemakkelijk om in een kort artikel dit alles aan te geven. Ik zal niettemin een poging daartoe wagen.

Hoofdpunten uit hun leer

De leer van de Erskines was reformatorisch. Zij was volledig gegrond op de belijdenisschriften van de schotse kerk, zoals de Westminster Confessie en Catechismus. Zij gaan in het. voetspoor van de reformatie en tegelijk vinden we veel bij hen wat wij bij ons in de nadere reformatie gehad hebben.

We kunnen lijnen trekken naar Holtius en Comrie wat hun leer betreft en ook naar Van der Groe. Deze slotfiguur van de nadere reformatie heeft dan ook aan de uitgaven van de preken van de Erskines lange voorredenen toegevoegd, waarin hij zijn verwantschap met hen benadrukt. Er zou dus niets opmerkelijks in hun leer zijn.

Hun boodschap is reformatorisch en sluit aan bij de nadere reformatie. En toch is er wel iets bijzonders in de prediking van de Erskines. Zij hebben iets dat hun geestverwanten toch niet hebben. En wat is dat dan?

Ik denk, en zo ondervind ik het nog steeds bij het lezen van hun werken, dat in hun werken een frisheid en warmte doorstraalt, die niet te evenaren is. De ruimte en ernst waarmee zij het Evangelie in al zijn kracht prediken is waarlijk uniek. Zeer opvallend is altijd hoe zij Christus aanprijzen en uitstallen. De persoon en het werk van Christus is de grond van al hun spreken. Daarop gronden zij hun ruime nodiging, want Christus is een groot Zaligmaker en daarom is er in Hem ruimte voor grote zondaren.

Maar wat is nu eigenlijk hun leer? Hoe kan die in enkele begrippen worden samengevat?

Ik kan zeggen, dat ik reeds vanaf het begin van mijn genadige bekering veel in de Erskines gelezen heb. De ruimten en vergezichten door hen in hun preken geopend, hebben mij altijd sterk aangetrokken.

Wanneer ik dan zou moeten zeggen wat de leer van de Erskines is, zou ik willen zeggen: hun theologie konsentreert zich om de leer van de Verbonden.

Met Adam maakte God het werkverbond, waarin alle mensen door middel van Adam vertegenwoordigd zijn geweest. De weg ten leven in dit verbond was: „Doe dat en gij zult leven." De wet was in dat verbond de weg ten leven.

Toen dit verbond verbroken werd, maakte God het verbond der genade bekend. Dit verbond was in de eeuwigheid opgericht met Christus als de tweede Adam, die al de uitverkorenen vertegenwoordigde.

Vanwege het verzoenend werk van Christus zijn alle hindernissen die de zaligheid van Gods uitverkorenen in de weg stonden, weggenomen.

Er is aan Gods recht voldaan en de zonde is verzoend.

De wet heeft van Christus volmaakte gehoorzaamheid ontvangen en al haar eisen zijn vervuld.

Als gevolg daarvan wordt de zaligheid nu verkregen „om niet" en uit louter genade.

De weg ten leven is nu niet meer de Wet van doen en laten, maar „de wet des geloofs".

Geloof in Christus is de weg ten leven voor de gevallen zondaar. In plaats van de harde en nooit te volbrengen eisen van het werkverbond zijn nu de

beloften en genadige nodigingen van het genadeverbond gekomen.

Dit heeft tot gevolg, dat de zaligheid zo ruim en zonder prijs aan zondaren kan worden aangeboden.

De zaligheid is nu kosteloos, alleen door het geloof te halen bij een Zaligmaker, die meer dan bereid is haar te geven.

Werkverbond en genadeverbond

De Erskines bewegen zich in hun spreken en betogen tussen het werkverbond met zijn zware eisen en het genadeverbond met zijn ruimte en volheid van genade voor de grootste zondaren.

Tegenover Adam, die ons ellendig en verdoemelijk maakte, stellen zij Christus, die de verdoemelijke en ellendige zondaar redt en gelukzalig maakt.

Het geloof waardoor deze Zaligmaker ontvangen wordt is geen voorwaarde van het verbond, die door ons vervuld moet worden, maar een gave van het verbond der genade, door Christus verworven.

Boetvaardigheid en zondegevoel is wel onmisbaar om Christus uit. een goed motief te zoeken, maar de mens wordt niet aangezet om die uit zijn eigen ingewand voort te brengen, maar naar Christus gewezen die verhoogd is in d.e hemel om te geven bekering en vergeving der zonden (Hand. 5 : 31).

Zeer opmerkelijk voor de leer van de Erskines is dan ook het volgende, dat ik aanhaal uit de geweldige verhandeling over „Christus het Verbond des volks": „Aangaande uw recht nu om tot dit verbond te komen, wat recht zoudt gij anders willen hebben, dan zonde en ellende aan uw zijde, en de aanbieding, de

roeping en het hevel Gods aan Zijn zijde? Dit is al het recht om te geloven, dat ik weet.

Gij zoudt een recht willen hebben, dat op enige gerechtigheid van uzeiven gegrond was; gij zoudt uw wegwerpeiijKe klederen met Zijn volmaakte gerechtigneid tezamen willen mengen, maar God wil uw onreine gerechtigneid niet. Het recht is nu: WeiKom, hard harte! om verootmoedigende genade te ontvangen uit dit verbond! Welkom, schuldige ziel! om vergevende genade te ontvangen uit dit verbond! Welkom, vuil en onrein zondaar! om heiligende genade te ontvangen uit dit verbond! Welkom, voornaamste zondaar! om zaligheid te ontvangen uit dit verbond!

Zult gij dan tegenwerpen en zeggen:0, ik kan mij van de zonde niet beKeren en dat moet ik immers eerst doen eer ik tot Christus kom? Maar zeg mij eens, wie heeft u anders dan de duivel zelf, geleerd, om het werk uit Christus' hand te nemen? "

De gebroeders Erskine zijn hier vooral steric in, om met evangelische betoogtrant de aanstoot uit de weg te ruimen en de mens zo alle onschuld te ontnemen, dat er niets anders overblijft dan: ik wil niet dat Christus Koning over mij zij.

Wat leggen zij de ware kwaal van het mensenhart duidelijk bloot. En hoe blijkt dan steeds weer dat de hindernis tot onze behoudenis niet is gelegen in de grootheid of veelheid van onze zonden, maar in de hoogmoed van onze gevallen natuur, die Christus alleen de eer van de zaligheid niet geven wil.

Hun preken

In het geheel genomen mogen wij zeggen dat de gebroeders Erskine de ganse Raad Gods van zaligheid verkondigen. De hierboven aangegeven zaken zijn typerend voor hun wijze van prediking. Ik zou willen besluiten met op te merken, dat de leer van de Erskines gekenmerkt is door de volgende zaken:

1. Zij nemen hun uitgangspunt in de soevereine Raad Gods tot zaligheid van zondaren. Gods liefde is aan onze liefde voorafgegaan. Niet de mens maar God heeft eerst liefgehad en wel met een eeuwige liefde. Zeer bijbels en ondervindelijk wordt dit bijvoorbeeld uitgewerkt in de preek over 1 Joh. 4 : 19, getiteld: De voorkomende liefde". Gods liefde, zo betoogt Erskine, is een oude liefde. De datum is van eeuwigheid. Zeer nadrukkelijk leert hij hier dat de liefde eerst van God in een mensenziel nederdaalt en daarna pas uit een mensenziel tot God opstijgt.

2. De zaligheid komt tot de mens in de weg van een verbond, namelijk het genadeverbond. Onnavolgbaar scnoon en bijbels weten zij deze genadeweg waarlangs God zondaren door Christus' borgtocht zalig maakt te tekenen. Het genadeverbond wordt in hun verhandeling nooit een verkapt werkverbond. Genade biijft de overhand houden. Daardoor kan de mens nooit iets worden, maar hoeft ook niet meer te zijn dan een bankroet zondaar. Te vermeiaen valt hier de preek over Jes. 42 : 6, getiteld: Christus het Verbond des volks".

3. Christus heeft alle eisen en voorwaarden van het verbond der genade vervuld. God kan nu zonder af te doen van Zijn heiligheid en rechtvaardigheid de gevallen mens vergeven en rechtvaardigen. En wie van Gods kinderen, vooral van de oudere generaties, kennen wat dit onderdeel betreft niet de schone en hartvertroostende preken over Ps. 85 : 1, getiteld: De overeenstemming der goddelijke eigenschappen" en de preek over Matth. 27 : 51, getiteid: Het gescheurde voorhangsel". Wat een ruimte en zekerheid wordt hier voor de arme, hongerende en schuldverslagene geopend.

4. De genoegdoening van Christus is de grond van de Evangelieprediking. Vanuit dit uitgangspunt wordt de genade Gods groter dan de macht van zonde en ongeloof. Hoeveel kracht er ook in onze zonden is om te verdoemen, in Christus' genoegdoening is altijd meer kracht om te behouden. Vol van kracht en frisheid zijn hier de preken over Jes. 27 : 13, getiteld: De grote bazuin des Evangelies" en over Lukas 14 : 23, getiteld: Evangeliedwang".

5. Het werk van de Heilige Geest staat Christus tot Zijn beschikking in de vergadering der uitverkorenen. De

kracht van die Geest is sterker dan allé macht van Satan en zonde. Het Gods werk schittert in preken zoals over Ezechiël 16 : 8 en over Joh. 5 : 25, getiteld: De gelukkige ure". De droeve staat waarin de mens van nature is, wordt hier getekend. Maar daartegenover staat de kracht van de Heilige Geest, waardoor de doden horen de stem van de Zone Gods en leven.

6. Men moet sterven aan de wet, teneinde door het evangelie te mogen leven. Krachtig wordt dit geleerd in de preek over Gal. 2 : 19. Hoe bijbels en bevindelijk wordt hier getekend hoe de Heere Zijn kerk van de wet der werken vrijmaakt en aan de wet als weg tot zaligheid doet sterven.

7. De strijd van de waar gelovigen wordt in vele preken duidelijk en bevindelijk beschreven, met de troost dat in Christus de overwinning is. Hoevelen van Gods kinderen hebben hartssterkingen en zieletroost gevonden in de preek over Gen. 49 : 19, getiteld: Gans het overwonnen en nochtans overwinnende geslacht" en de preek over Deut. 7 : 22: De trapsgewijze overwinning".

8. Ik wil besluiten met te wijzen op de plaats die het geloof inneemt in hun theologie. Het geloof als de heerlijkste en God meest verheerlijkende genade wordt beschreven in vele preken, vooral over Rom. 3 : 27, getiteld: De Wet des Geloofs". Hierin wordt verdedigd en betoogd, wat ik vooraf als zo kenmerkend voor hun prediking aanwees, namelijk, dat deweg waarlangs zondaren tot het leven komen, nadat het verbond deiwerken gebroken werd, nu bestaat in een weg de-s geloofs. Het ongeloof wordt als de schrikkelijkste en niet te verschonen zonde aangewezen in de preek over Joh. 3 : 18, getiteld: Het ongeloof gedagvaard en veroordeeld". Ieder die deze preek leest, zal nooit meer durven zeggen: k heb er alles aan gedaan en kan. het niet helpen nog onbekeerd te zijn. De kinderen Gods wordt de weg naar geloofszekerheid geleerd in de preek over Hebr. 10 : 19-22: De verzekering des geloofs". Hoe worden we hier op bijbelse gronden geleerd om die zekerheid niet in onszelf, maar in Gods Verbonden en beloften te zoeken.

Nog veel meer zou ik willen aanwijzen. Maar het beste is om het zelf te lezen, wat deze gebroeders Erskine te bieden hebben. „Tolle Lege", neem en lees! Indien dit door de bespreking van de Erskines in Daniël door onze jonge mensen zou worden gedaan, zou dit mij nog het meest verblijden.

Hier is zielevoedsel. Hier worden vragen opgelost. Hier wordt de genade Gods al de eer gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

Daniel | 28 Pagina's

DE LEER VAN DE ERSKINES

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

Daniel | 28 Pagina's