Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ware leefregel III (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ware leefregel III (Slot)

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Filippenzen 4 vers 6 en 7. Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken. met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus.

Den samenhang tusschen het zesde en zevende vers van onzen text legden wij bloot. Gods kinderen genieten hun levensvrede in den weg van dankzeggend gebed en smeeking met lofzegging.
De vrede Gods die hun deel wordt is de vrede, die God doet genieten zoodanig als Hij met de geloovigen is. De grondslag waarop zij rust is de verzoende staat van vrede met God door onzen Heere Jezus Christus.
De vraag komt nu aan de orde: wat veronderstelt deze vrede Gods in onzen text. Met een enkel woord wezen wij daarop reeds. Deze vrede Gods sluit zich aan bij en sluit ook in de vrede in de conscientie, den vrede met God door het offer van Christus. Zoolang wij dien vrede niet kennen is ons leven gebroken hoeveel vruchten der genade wij ook mogen genieten. Ja, het kan zeer wel zijn, dat oogenblikken van zaligen vrede worden doorleefd als Immanuël wordt aanschouwd door het geloof en dit heilvattend hem mag aangrijpen. Evenwel is daarmede geen vrede met God verkregen in den zin die daaraan toekomt in de rechtvaardiging des zondaars, gepaard met vergeving der zonden en recht op het eeuwige leven. Kortom, dit leven heeft tot grondslag den verzoenden staat met God toegepast aan het hart. Want hoe zal iemand bij en in den vrede Gods worden bewaard indien hij nimmer waarachtig vrede verkreeg met God voor eigen ziel en voorttobt jaar in jaar uit tusschen vrees en hoop? Doch dit laten wij thans rusten.
Nu gaat het om het heerlijke van onzen text.
Hetgeen hij leert moge velen heilig jaloersch maken, hen bewegen door den Geest hun leven los te laten om het te vinden in hem die het leven is.
Een mensch die zich zijn schuld en zonde bewust is kan geen vrede met God hebben zonder verzoening toegepast aan het hart; evenmin kan hij den vrede Gods genieten met bewuste klaarheid. Want de Heilige Geest loopt Christus niet voorbij in zijne bediening, noch den Vader in zijn heilig recht. God is een God van orde ook in het werk des heils.
Het moge dit jaar voor velen komen tot de bewustheid van de vergeving en verzoening. Even sterk, ja sterker, dan heden het besef is van de grootheid der schuld. Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.
Onze Azazel heeft onze ongerechtigheden gedragen; ze zijn in de woestijn niet meer te vinden.
Deze wezenlijke verzoening brengt een waarachtigen vrede. Dan mogen wij weten, doordat God het zelf heeft gezegd tot onze zielen: Ik zal niet meer op u toornen noch u schelden in der eeuwigheid.
Op dezen grondslag nu rust de vrede Gods in het hart als gerustheid des gemoeds in den Heere. De vrede Gods, een vrede dus, die van God niet is te scheiden. Vrede van den verzoenden God in Christus, van God drie-eenig.
Genieten van den vrede Gods sluit altijd gemeenschap met God in door het geloof. Het is geen bespiegeling des verstands noch een conclusie der rede, doch ervaring.
Van nature is alles in wanorde, in volslagen wanorde. De mensch is uit de orde, daarom is er geen vrede. Onvrede en verwarring, vrees en ellende zijn er het gevolg van. Hiervoor is maar één medicijn. Dat is de genade Gods. De Koning moet het huis bewonen, wonen in de stad menschenziel. Hij brengt orde in den chaos.
En nu in den weg van dankzeggend gebedsleven en lofbrengend smeeken wil de Heere zijne gunstgenooten vervullen met vrede, met zijn vrede.
Dan komt er rust ook ten opzichte van de uitwendige omstandigheden des levens. Want nu gelooven wij, dat de Heere alle dingen met wijsheid regeert en leidt tot ons nut omdat alle dingen moeten medewerken ten goede; dengenen namelijk, die naar zijn voornemen geroepen zijn.
Zijt gij arm naar de wereld? In dien vrede Gods wordt gekend: mijns is het goud en het zilver en het vee op duizend bergen. Alles is uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods.
Heeft de christen voorspoed? Dan ervaart hij in dien vrede Gods, dat heiligende genade hem kan bewaren om er het hart op te zetten.
Zijn de moeilijkheden vele? In dien vrede Gods, ervaren in het hart, worden zij opgelost. Want voor den Heere is toch geen ding onmogelijk.
Moet hij vrienden verliezen? Des te meer mogen wij er- Varen aan den Heere alles te hebben. In het gebed draagt hij den nood die hem klemt voor den Heere met dankzegging. Dan vloeit de vrede Gods weer in; innerlijke vergenoeging in den Heere is zijn deel. Wat wil hij nog meer? Zoolang hij daarin leeft kan hij niet bezorgd zijn noch gemelijk. Doch telkens wordt zijn vrede onderbroken door nieuwe zorgen.
Hier is het land der ruste niet. Altijd opnieuw moet hij werk hebben aan den troon om aldoor den vrede Gods te kennen.
Bij Paulus lagen ongetwijfeld begeerte en vervulling, smeeken met dankzegging en de vrede Gods dicht naast elkaar of beter, zij volgen elkaar voortdurend op. Daarom had de apostel zoo'n rijk leven door alle nooden heen, rijk in God en vervuld met den vrede Gods: ik heb geleerd vergenoegd te zijn met hetgeen ik ben.
De hoop der wederopstanding maakt zelfs de stervenspeluw zacht. Er is geen nood waarin de Heere niet kan en wil voorzien. Hij kan en wil en zal! Immers is mijne ziel stil tot God, van hem is mijn heil. Hoe onschatbaar in waarde is die innerlijke bevredigdheid in den Heere. Stille overgegevenheid aan onzen God is zijn metgezel. Dan hebben wij vrede met alles wat de Heere over ons beschikt. De stormsignalen zijn neergehaald. Weet dit, dat zware tijden zullen aanbreken, maar hebt goeden moed want Hij heeft de wereld overwonnen. Neen, zij zijn geen kinderen wier vader ver weg is op zee en nu zijn overgelaten zonder verzorging en van de wisselvallige liefdadigheid moeten leven. Wij kunnen niet in de toekomst blikken, niet gluren in het boek van Gods raadsbesluit, maar dit mogen wij toch zeker weten, dat op geen bladzij dingen zullen staan die in tegenspraak zijn met zijne vaderlijke zorgen over ons.,
Vrede ten opzichte van alle Gods geboden is in het hart door dien vrede Gods. De onherboren natuur en de oude mensch komen in opstand tegen Gods wil en gebod. De neiging van ons hart gaat uit naar het verbodene en weigert het gebodene. In den weg van dankzeggend smeeken komen Gods kinderen in de lijn der gehoorzaamheid. Zijn wil is wijs en goed en het smart ons steeds meer niet volkomen aan zijn wil gelijkvormig te zijn. Zijne geboden zijn niet zwaar; zijn last is licht en zijn juk is zacht. Voor een onderworpen hart is geen gebod zwaar. Uwe inzettingen zijn mij gezangen geweest ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
De vrede Gods is een rijk en zalig goed. Hij is meer dan alle genoegens der aarde.
De apostel bepaalt dien vrede Gods nog nader als hij zegt dat hij alle verstand te boven gaat. Hij gaat uit boven, overtreft alle begrip. Alle verstand wil zeggen: bevatting en overpeinzing. Niet zoozeer het denk- als nadenkvermogen wordt bedoeld .De denkende geest die de feiten juist afweegt, in hun ware wezen doorziet en uitvorscht.
De apostel kan bedoelen, dat deze vrede Gods zóó wonderbaar is en heerlijk, dat geen menschenverstand, hoe schrander ook, zich daarvan de zaligheid kan indenken, of haar wezen doorgronden. Deze gedachte is op zichzelf juist. Doch óók iets anders bedoelt toch de apostel te zeggen.
Hij heeft vermaand af te laten van bezorgdheid. Dan gaat de mensch zinnen en zoeken om middelen en uitwegen te vinden in zijn vrees en bekommernis. En hij faalt. Zoo moeten en mogen zij niet doen. Zij moeten met dankerkentenis hunne begeerten in alles door aanroeping en gebed met dankzegging bekend maken bij God.
Doen zij dit door genade des Geestes, dan komt de vrede Gods in hunne harten en deze bewerkt ware vrede en rust des gemoeds, innerlijke vergenoegdheid in den Heere.
En deze bewerkt wat zij anders door verstandelijke overwegingen en berekeningen tevergeefs zouden zoeken, namelijk: innerlijke rust, kennis en zekerheid van veiligheid door en in den Heere. Niemand kan zeggen wat deze vrede Gods is dan die hem ervaart. Hij gaat alle verstand te boven, ligt boven onze denkgrens in het nagaan van oorzaak en gevolg en het berekenen van mogelijkheden.
Nu gelooven wij, dat het waarheid is als de Heere vraagt: Zou voor mij iets te wonderlijk zijn? Ik weet niet hoe ik al deze rampen en plagen, aanvallen van den vorst der duisternis zal te boven komen. In ons is geen kracht tegen deze groote menigte die tegen ons komt, maar onze oogen zijn op U. Gij hebt van ouds wonderen gedaan en doet die nog. Ja, Heere, Gij zijt Israëls verwachting ten tijde van benauwdheid.
Deze vrede hangt niet aan het aanschouwen der tegenwoordige, zichtbare dingen noch die wij gevoelen in ons hart als tegen ons, maar hij welt op uit de innerlijke verbondenheid des geloofs met den almachtigen God die in Christus een genadig Vader is. ,,Daar is niets het menschelijk vernuft meer tegen, dan te hopen waar geen hope is; om rijkdom te zien waar groote armoede en benauwdheid is en in groote zwakheid niet overwonnen te worden; te gelooven, dat wij aan niets zullen gebrek hebben, als wij van alles verlaten zijn", merkt Calvijn ergens op.
Zelfs hij, die dezen vrede Gods geniet kan hem niet verklaren noch begrijpen. Het is een wonder, een werkelijkheid des wonders, die dieper fundament heeft en meer zekerheid biedt dan hetgeen wij met onze handen tasten en met onze oogen zien.
Hoe kan ik nu zoo gerust zijn, mij zoo veilig gevoelen terwijl stokebranden mij omringen? In dien vrede ervaren wij, dat over alles wat heerlijk is eene beschutting is. In den nacht is de Heere een licht om ons en in de zonnehitte een verkoelende schaduw. Ik heb geen gebrek, ik heb geen gevaar te vreezen. Welk een genade, dat zooiets mogelijk is in dit ondermaansche bij een mensch die in zichzelf is als een riet van den wind bewogen. In de oude wijsbegeerte der Stoa leerde men een gevoellooze rust, eene apathie des kwaads; een zichzelf rustig houden onder alle omstandigheden, maar hier is een rust des geloofs in den Heere, de vrede Gods in het hart. Zij is beter dan koren op den zolder en geld in de kast. De Heere zegt: mijne gedachten zijn hooger dan uwe gedachten, mijne wegen hooger dan uwe wegen. Nu mogen wij ingaan in die hoogere, in die goddelijke gedachtenwereld en smaken het vermaak Gods in zijne werkelijkheid die door het geloof de onze wordt. Ik mag uitrusten in den Heere!
Letten wij nu nog nader op de kracht van de werking van dezen vrede Gods.
En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.
Die vrede Gods heeft een bewarende kracht. Zij bewaart hart en zinnen in Christus Jezus, zegt de apostel.
Staan wij eerst een oogenblik stil bij de beteekenis der gebezigde woorden: bewaren, hart en zinnen.
Het woord bewaren beteekent: bewaken, beschermen. De toekomende tijd van stellig gevolg wordt gebruikt: zal bewaren. Deze vrede Gods is een behoedmiddel tegen alles wat verderf, ontbinding bewerken kon in hart en zinnen.
Het hart is centrum van alle leven der ziel, ook van denken en willen en gevoelen. Ons innerlijk bestaan wordt erdoor aangewezen.
Het woord voor zinnen gebruikt wijst eigenlijk op het product van het denken, de gedachte. Doch het onderscheid tusschen de actie van het denken en de geproduceerde gedachte wordt niet altijd vast gehouden, zoodat beide woorden in beteekenis in elkander overgaan. Zoo worden dan hart en zinnen naast elkaar genoemd om het geheele innerlijke zijn en leven aan te duiden. Het gevoelsleven en wilsleven in zijn ganschen omvang en diepte, benevens het bewustzijnsleven in ondergrond en werkingen van het denken.
De apostel wil dus de werking van dien vrede Gods op ons gansche innerlijke zijn tot uitdrukking brengen als hij zegt: en de vrede Gods zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus.
Hier is een zeer wonderbaar geheim der goddelijke genade in Gods kinderen blootgelegd, dat ons ontroerd doet staan over zooveel ontferming, bewezen aan een alles-verbeurd hebbend menschenkind.
Ons hart, ons gevoel, onze wil en gedachten-wereld wordt in beslag genomen en onder bewaking gesteld en in bescherming genomen niet alleen, maar doordrongen van den vrede Gods. Ik heb zoo'n vrede, zoo n rust in mijn ziel. Hoe het gaan moet en zal weet ik niet, maar Hij die uit zes benauwdheden heeft verlost zal in de zevende niet achter blijven. Hij baande menigmaal door woeste baren en breede stroomen ons een pad, zoo zal Hij blijven doen totdat wij onzen voet zetten over de grens van het land onzer vreemdelingschappen in het Vaderland.
Onze harten behoeven bewaring; bewaring voor moedeloosheid. Onze zinnen om niet verward te geraken in ae strikken en netten die ons worden gespannen. Bewaring ook voor verwarring, zoodat wij niet meer denken kunnen en dof versuft neerzitten. Of wel wij gaan ongeloovig overleggen en moeten ten einde raad zeggen: ik weet het niet meer, ik kan er niet doorzien en dan bekruipt het ongeloof ons. Gij weet hoe een wezel een haas in den nek grijpt en bloed zuigt zoodat het angstig voortgejaagd toch zijn levenskracht verliest en weldra ineenzinkt. Zoo grijpt het ongeloof en satans beet put ons uit.
Deze vrede Gods bewaart ons, stelt ons veilig en houdt den vijand der ziel verre van ons, zoodat wij niet vreezen ten dage des kwaads.
Indien wij niet werden bewaard zouden wij zelfs onder lichte verzoekingen bezwijken. Hoe weinig is er ook noodig te worden afgetrokken van den Heere in ons zinnen en overleggen. Wie zelfkennis bekwam weet dit maar al te goed. Welk een schat is toch een kalm rustig hart in den Heere. Als dan de storm het levensschip doet kraken, de golven over het dek slaan blijven wij toch rustig en vreezen niet te zullen vergaan, want de vrede Gods is aan boord; God in zijn vrede en met zijn bewaring in dien vrede. Ja, al slaan wij over boord dan is deze vrede Gods ons ten gordel midden in de kokende golven. Ik zal zijn lof zelfs in den nacht, zingen daar ik hem verwacht; en mijn hart, wat mij moge treffen tot den God mijns levens heffen.
Op de sarrende spottaal van den vijand: zegen God en sterf, antwoorden- zij dan: Ga achter mij satan. Mijn hart, wilt gij een trouwen liefhebber prijs geven voor een verrader? Voor geen duizend werelden, nooit! Zinnen, wilt gij uittrekken om nieuws nu gij de oude eeuwige waarheid kent? Conscientie wilt gij dan uw ouden last opnemen? Neen, neen, zij is gereinigd van doode werken om den levenden God te dienen.
Ons hart is omstrengeld met banden zoowel sterk als zacht. Laat in U vroolijk en verblijd zijn, die U kennen en laat de liefhebbers uws naams gedurig zeggen: de Heere zij groot gemaakt.
Uw hart en uwe zinnen. Gij weet hoe verward onze zinnen kunnen zijn, hoe afgetrokken van den Heere onzen God. Ja, met schaamte moet het worden beleden, dat vaak de dierbaarste waarheden worden verdacht. Donkerheid en dwaling komt over onze ziel.
Wanneer wij in verwarring geraken over het alom verlaten van Gods wet en wij zuchten over het erfdeel des Heeren wordt in dezen vrede Gods ervaren wat de profeet Ezechiel zag geschieden: Teeken een teeken op de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al de gruwelen die in het midden van Jeruzalem geschieden.
Lang voor de dagen van Judas waren er verraders; aan verleiders der schare ontbrak het nimmer, maar zij zullen toch de uitverkorenen Gods niet kunnen verleiden, want zij worden bewaard temidden van den voortschreidenden afval. Hebben wij geen vrede in de eeuwige waarheid die alom wordt veracht en verminkt? Gij zult allerlei vrede bewaren; bewaard in den vrede Gods. Bewaard te midden van de problematiek dezes tijds. vol van onoplosbare vragen en raadsels.
Gods kinderen mogen aldus verwachten zijn heil; wachten op hetgeen Hij gebiedt. Het geloof leert stille te zijn en te merken op de daden des Heeren. Aan dat volk ontbreekt het maar al te zeer in onzen tijd. Alleen als wij stille zijn en hopen op het heil des Heeren kunnen wij zijn naderende voetstappen in het wereldgericht hooren en met vreugde inwachten.
Het ongeloof maakt rumoer en verstoort den vrede en doet eigen wegen kiezen. Door dezen vrede Gods blijft niet alleen de bovenstroom van ons zieleleven in rust, doch wat meer zegt de onderstroom, het meest innerlijke van ons wezen. Het kan toch zijn, dat wij naar buiten nog betrekkelijk rustig zijn zonder slechts den schijn aan te nemen, terwijl het innerlijk bewogen is en er maar weinig meer behoeft te gebeuren of wij zijn ontsteld ook naar buiten. Doch door den vrede Gods worden hart en zinnen bewaard. Alles laten we los door den Heere omvangen als met armen der liefde en ledig van onszelven zijn wij vervuld met zijn vrede, terwijl wij ons gelegd weten aan den boezem zijner oneindige liefde.
Neen, wij willen niet alles begrijpen, ook niet weten hoe alles zal gaan in de toekomst. Waarom deze beproeving, waartoe die smart en dat verlies. De Heere is wijs en goed. De apostel mocht schrijven, met de hand op zijn hart: Ik heb geleerd vergenoegd te zijn met hetgeen ik ben. Ik heb geleerd overvloed te hebben en gebrek te lijden. Elders maant de apostel: benaarstig u stil te zijn.

Verban dan al uwe vreezen,
Hij zal uw redder wezen.
Hij zal zijn hulp u toonen,
U met zijn goedheid kronen.

Mijn ziel, hoop steeds op God,
In 't hagelijkst levenslot;
Hij, die uw tranen telt,
Wiens gunst u steeds verzelt.

De Heere zij zoo het doel van ons leven; het hoogtepunt van al onze begeerten, het voorwerp onzer inspanning om hem te mogen behagen. Ja, de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging.
Wanneer wij dit alles uitspreken mag de vraag niet ter zijde gesteld: kent gij dit leven? Moogt gij op den grondslag van den vrede met God, vervuld van den vrede Gods u zóó bewaard weten in het hagelijkst levenslot?
Een andere vraag willen wij doen en afdalen tot velen die niet vreemd zijn aan het leven der genade doch hun voeten niet gezet weten op den rotssteen der eeuwen, noch weten dat hunne zonden zijn vergeven en hun leven is verlost van het verderf. Wat willen wij hen dan vragen? Vragen eigenlijk niets maar opmerken: ziet gij nu wel hoe noodzakelijk de verzoening Gods is om vrede te smaken? Om niet alleen te vertrouwen in een land van vrede doch ook te staan in de verheffing van den Jordaan? Gij zoudt het zoo veel beter kunnen hebben, niet slechts een toeknik van Gods vriendelijk aangezicht genieten — dat is genieten — noch ook alleen een blik des geloofs slaan op Immanuël, doch ingaan in den vrede en zoo in de rust.
Leg u neer aan de voeten des Heeren om te pleiten op zijn ontferming, om zijn afbrekende genade in te roepen opdat het kome tot volle overgave uwer ziel in de handen Gods. Hij is toch gekomen opdat zij het leven en overvloed zouden hebben. Wanneer gij nog voortleeft zonder God, vervreemd van het leven, weet dan, dat de tijd der genade opkort en elke dag de laatste kan zijn. De deur der genade wordt weldra voor u gesloten. En dan... is het te laat, te laat voor eeuwig. Verneder u dan onder de krachtige hand Gods en Hij zal u te zijner tijd verhoogen.
Hoe veilig weten wij ons bewaard wanneer de vrede Gods onze harten en zinnen vervult. Dan kunnen wij onze zorgen den Heere overlaten. In duren tijd en hongersnood blijven hunne harten in den Heere gerust.
Die den Heere verwachten zullen geen gebrek hebben aan eenig goed. Zijne waarheid is een schild en beukelaar, zoodat de vijand ons niet kan vernielen, want Hij dekt ons met zijne vlerken. De Heere zelf is de grond van ons vertrouwen. Zie, zijne heerlijkheid en grootheid. Hij hangt de wereld aan een niet en toch blijft zij op haar plaats in het midden van het heelal. Nu dan een zuilenloos vertrouwen past Gods beminden, hangende aan den eed en trouwe Gods. Laten zij mogen drijven als de sterren in den aether van de verbondstrouw van den God van Abraham, Izaak en Jacob.
Zoo nu, door dien vrede Gods als verbondsweldaad worden hart en zinnen bewaard. Waakt niet telkens de behoefte op aan gebed en dankzegging om al onze nooden hem op te dragen en hem te erkennen als de Fontein aller goeden.
Nog ééne zinsnede van onzen text bleef onbesproken:
en de vrede Gods die alle verstand te boven gaat zal uwe harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.
In Christus Jezus.
Behooren deze woorden bij bewaren of staan zij in meer los verband met het overige van den zin? Bewaart de vrede Gods hart en zin zoodat wij in Christus Jezus blijven, of is de bedoeling deze: omdat gij in Christus Jezus zijt. Gij, die in Christus Jezus zijt, gij ware christ-geloovigen?
Hier zal zeker wel het eerste zijn bedoeld. Christus Jezus is als het ware de citadel waarin wij zijn en waar het garnizoen ligt. Hier wordt ons dus deze voorstelling gegeven, dat God ons bewaart in Christus. Het is een locale voorstelling. Waar bewaart God ons en in wien? Het woord bewaren toch, hier gebruikt, wordt meermalen gebezigd voor soldaten in een garnizoen. Z o o is dan Christus de garnizoenplaats van het ware leger des heils. Wij kunnen door God niet worden bewaard buiten hem, maar moeten dan door zijn oordeel worden getroffen. God was in Christus de wereld met zichzelven verzoenende, hun hunne zonden niet toerekenend.
In wien merkt God de zijnen aan? In Christus Jezus, den verordineerden Middelaar Gods en der menschen. Alléén in hem kan Hij ons liefhebben en vrede beschikken. Christus staat hier vooraan om ons te wijzen op zijne goddelijke zending door den Vader als ambtsdrager. Om als onze hoogste profeet ons den weg der zaligheid te leeren dien Hij zelve is. Hij wilde onze eenige Hoogepriester zijn om onze schuld te verzoenen en met zijne voorbidding tusschen te treden bij den Vader. Onze eeuwige Koning wilde Hij zijn om ons te vergaderen uit het midden der wereld, te bewaren en te beschermen tegen alle vijanden. Zoo is Hij onze Jezus, Zaligmaker, die ons verlost van het hoogste kwaad, de zonde, en ons brengt tot het hoogste goed: de zalige gemeenschap met den verzoenden God.
Buiten hem kan de Heere ons geen vrede noch vreugde bereiden, maar moet Hij als vertoornd rechter ons ontmoeten in wraak.
Die slotwoorden: in Christus Jezus raken dus elk woord van onzen text. Spreekt hij van de ware geloovigen. Zij zijn in Christus, nabij gebracht door het bloed, met hem vereenigd door het geloof. Ik leef. doch niet meer ik, Christus leeft in mij.
Hij is het Hoofd des lichaams en wij zijn de leden van dat verborgen lichaam. In Gods kinderen is niets dat werken kan buiten hem. Maar Christus is alles. En uit zijne volheid hebben wij ontvangen ook genade voor genade.
Let gij op den vrede Gods. Deze is alléén in en door hem, die de vrede zijner Kerk is. Gods garnizoen kunnen wij alleen zijn in Christus Jezus onzen Heere. Hij kan alleen intrek nemen in het hart waar Jezus woning maakte. Zij komen, naar Jezus woord, samen inwonen en de Geest rust in hem en den Vader. Het hart en de zinnen.
Het hart heeft lief en de zinnen bedenken door zijn tegenwoordigheid wat Gode aangenaam is door den indachtmakenden Geest die in ons woont.
In hem moeten wij zijn, anders hebben wij geen heil bij God. Gij in mij en Ik in u. Blijft in mij, zoo draagt gij veel vrucht. Gelijk een rank buiten den wijnstok verdort alzoo wie in den waren wijnstok niet is en blijft.
Mogen velen dit leven leeren kennen, tot verheerlijking Gods. Het is een leven waarin onze diepe armoede wordt vervuld door den rijkdom Gods in Christus Jezus.

Gena, gena alleen is de oorzaak van mijn vrede;
Door Christus aangebracht, brengt God haar mede;
Hem zij alleen de eer, die met onwrikbre trouw,
De vaste hoeksteen is van het eeuwig Gods-gebouw.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De ware leefregel III (Slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's