Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verwonderd over Gods schepping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verwonderd over Gods schepping

Prof. dr. Johan Bruinsma: „Het evolutionisme is geen wetenschappelijk onderbouwde theorie, maar een ideologie''

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor zijn bekering had prof. dr. Johan Bruinsma al grote vragen bij het evolutionisme. Sinds hij christen is, beseft de bioloog dat deze term onbedoeld het levensbeschouwelijke karakter ervan verraadt. „Darwin heeft een theorie opgesteld, mensen na hem hebben er een leer van gemaakt.

„Elke dag las ik een stukje, allengs meer met gebed. Aan het eind van Mattheüs 28 was ik een wedergeboren christen. Het was helemaal een geleid proces. Graag liet ik mij ook door Gods hand leiden naar mijn kerkelijke gemeente sindsdien: de Vrije Evangelische Gemeente te Bennekom.

Wat betekende uw bekering voor uw werk?
„Mijn dagelijkse praktische wetenschapsbeoefening veranderde er niet door. Wel werden de gesprekken met collegas anders. Ik ging altijd al heel collegiaal met mijn medewerkers om. Vanaf die tijd spraken we ook meer over levensbeschouwelijke zaken.

Was u voor die tijd in uw denken een evolutionist, actief of passief?
„In mijn studententijd had ik al problemen met de evolutietheorie, vanwege alle gaten die ik erin tegenkwam. Toen ik christen werd, zon dertig jaar later, raakte ik er opnieuw in geïnteresseerd. Gezien de enorme wetenschappelijke vooruitgang in de achterliggende decennia zou je verwachten dat heel veel gaten inmiddels waren gevuld. Zoals dat ook op andere terreinen van de wetenschap het geval was. Om maar één voorbeeld te noemen: toen ik studeerde, dacht men nog dat het DNA in de celkern een afvalstof was, zonder verdere functie in de cel.
Ik ging ervan uit dat men ook met de onderbouwing van de evolutietheorie veel verder was gekomen. Dat bleek helemaal niet het geval. Alle wezenlijke vragen stonden nog steeds recht overeind.

Toch wordt van iedere natuurwetenschapper expliciet of stilzwijgend verwacht dat hij deze theorie aanhangt.
„Darwin heeft een theorie opgesteld. Mensen na hem hebben daar een léér van gemaakt: de evolutieleer. Een soort geloof. In zn meest extreme vorm zelfs een isme: het evolutionisme. Dat is de achtergrond van de vraag: Wat ben je, evolutionist of creationist? Die tegenstelling deugt niet. Het gaat in het onderzoek niet om een geloof, het gaat om wetenschap.
De kwaliteit van Darwin is boven alle twijfel verheven, zijn waarnemingen staan als een dijk. Maar je moet hem wel zien in zijn tijd. In de 19e eeuw was men van mening dat de aanpassingen van organismen aan hun omgeving erfelijk waren. Gaan die aanpassingen steeds meer in de goede richting, dan kun je van lager tot hoger ontwikkeld komen. Dat was de grondgedachte van Darwin. Die is onjuist gebleken. We weten nu dat erfelijkheid in je genen zit. Die deel je met je partner en ze komen zo in het nageslacht terecht, zonder enig effect van de omgeving.
De beroemde vinken van Darwin hadden verschillende snavels, afhankelijk van het voedsel in hun omgeving. Hij verklaarde dat uit de voortgaande ontwikkeling en verrijking van oervogels, die door een storm over waren komen waaien uit Peru en Equador. In werkelijkheid was die oerpopulatie genetisch zó rijk, dat er door natuurlijke selectie op het ene eiland dunsnavelige vinken uit konden komen, op een ander eiland diksnavelige vinken. Afhankelijk van het voedsel dat er was: op het ene eiland moesten ze insecten uit rotsspleten kunnen peuteren, op het andere eiland harde zaden kunnen kraken. Er was sprake van een natuurlijke spreiding die in het oorspronkelijke erfelijke materiaal al aanwezig was. Kijk je naar de genetische informatie van al die populaties, dan is de oerpopulatie de rijkste!

Evolutie leidt niet tot verrijking maar tot verarming.
„Precies. Aan evolutie door selectie hoeft niemand te twijfelen, maar selectie betekent per definitie verwijdering van genetische informatie. Mutaties blijken vrijwel altijd negatief. In wezen zijn het beschadigingen van het erfelijke materiaal, die meestal een genetische verarming geven. Je ziet dat ook bij planten. Als een plantensoort langs een bergketen expandeert, kun je aan weerszijden van die keten verschillende populaties krijgen. Elk aangepast aan de eigen omstandigheden. Die kunnen zo gaan verschillen, dat je ze niet meer met elkaar kunt kruisen. Dat is soortvorming. Vergelijk je de nieuwe soorten met de oorspronkelijke populatie, dan blijken ze genetisch verarmd.
Voor mensen geldt hetzelfde. Adam moet genetisch geweldig rijk zijn geweest. Zonder enig probleem kunnen door micro-evolutie uit het ene echtpaar Adam en Eva al de verschillende mensenrassen zijn ontstaan. Dezelfde ontwikkeling als in het dieren- en plantenrijk. Wat dat betreft is elke creationist ook een darwinist. Door micro-evolutie kan vanuit de door God geschapen oersoorten de huidige soortenrijkdom zijn ontstaan. Voor mij is dat voortgaande schepping.
De wegen gaan uiteen als het om macro-evolutie gaat: van bacterie tot mens. Daarvoor bestaat geen enkel wetenschappelijk bewijs. In tegendeel, micro-evolutie, door selectie en mutatie, werkt genetisch verarmend en is dus bij uitstek ongeschikt voor de ontzaglijke toename van genetische informatie in het DNA die nodig zou zijn voor een macro-evolutie: van amoebe tot mens.

Wat zijn in uw optiek de zwakste schakels in de theorie van macro-evolutie?
„Die heeft drie grote problemen, waarvoor de natuurwetenschap nog geen antwoord heeft. Het eerste probleem is het ontstaan van het leven. Het allersimpelste leven moet in elk geval beschikken over eiwit en nucleïnezuur. In het nucleïnezuur zit de informatie, de eiwitten zijn de machinerieën die uit die informatie de producten maken. Voor het ontstaan van eiwitten heb je de informatie van het nucleïnezuur nodig, voor het ontstaan van nucleïnezuren de machinerie van de eiwitten. Elk afzonderlijk kunnen ze niet gevormd worden, ze moeten er tegelijk zijn geweest. Dat is niet door toeval te verklaren.
Eiwitten bestaan uit aminozuren. Hoe je aminozuren ook maakt, en we kunnen dat tegenwoordig heel knap, je krijgt altijd linksdraaiende en rechtsdraaiende moleculen, in gelijke hoeveelheden. Eiwitten bestaan echter uit uitsluitend linksdraaiende aminozuren. Eén rechtsdraaiend aminozuur erin, en het zaakje werkt niet meer. De oorzaak is dat de levende cel een machinerie heeft die uitsluitend linksdraaiende aminozuren maakt. Een functioneel eiwit kan dus nooit zomaar ontstaan, bij toeval. Daar heb je een levende cel voor nodig. Alle nucleïnezuren bestaan uit ketens van ribose, een suiker. Alle ribose is juist rechtsdraaiend. Het is nog geen chemicus gelukt om uit anorganisch materiaal een suiker te krijgen, laat staan een uitsluitend rechtsdraaiende suiker.
Professor Zuilhof, de vorig jaar aangetreden hoogleraar organische chemie van de Wageningen Universiteit, komt tot de conclusie dat de prachtige wolkenkrabber van de evolutietheorie een begane grond heeft die nog onbegaanbaar is. Een terechte constatering. De toenemende kennis van de biochemie en de moleculaire biologie maakt het alleen maar onwaarschijnlijker dat het leven bij toeval is ontstaan. Eigenlijk beweert een evolutionist dat de schepping zichzelf zou hebben kunnen scheppen.

Wat zijn de resterende twee problemen voor de natuurwetenschap?
„Het tweede probleem zit in de gang van laag naar hoog georganiseerd. Onze genetische informatie is ontzaglijk veel rijker dan de genetische informatie die in een eventuele oercel kan hebben gezeten. Ongerichte mutaties, ofwel beschadigingen van het DNA, zouden volgens evolutionisten die nieuwe informatie geleverd moeten hebben. Dat is volstrekt irrationeel en vraagt inderdaad om een geloof, een evolutieléér.
Het derde probleem voor een evolutionist is de complexiteit die optreedt. Hogere levensvormen zijn in hun bouw, functie en gedrag ontzettend veel complexer dan lagere. Daar zat Darwin al mee. Komt er bij voorbeeld een nieuw orgaan, dan moet alles in één klap goed zijn. Krijg je eerst een tussenvorm die nog niet goed functioneert, dan wordt die uitgeschakeld in de struggle for life. De complexe patronen moeten in één keer perfect zijn. Dat zoiets toevallig tot stand komt, is te gek voor woorden.

Hoe is het mogelijk dat wetenschappers die hechten aan evidence-based desondanks met grote stelligheid de aannames van de evolutietheorie blijven poneren?
„Omdat ze evolutioníst zijn. Wat hebben de communisten niet allemaal beweerd, tegen beter weten in? Als je een theorie tot een geloof maakt, gaan allerlei onredelijke factoren een rol spelen. Niet voor niets zijn overtuigde evolutionisten als Dawkins aperte bestrijders van het christendom. Er mág, er kán en er zál geen God zijn. Het evolutionisme is geen wetenschappelijk onderbouwde theorie maar een ideologie, waaruit alles wordt geïnterpreteerd. Ik zie dat ook op mijn eigen vakgebied. Wat in de biologie niet te maken heeft met evolutie, is voor sommige biologen niet interessant.

Hoe verklaart u dat ook wetenschappers die niet bewust gekant zijn tegen het christendom de evolutietheorie omarmen?
„We kunnen in onze publicaties niet uitgaan van een Schepper, omdat je God natuurwetenschappelijk niet kunt bewijzen. De fout die deze mensen maken is dat ze de grenzen van de wetenschap onvoldoende onderkennen. De natuurwetenschap kan ook liefde of doelgerichtheid niet bewijzen, toch twijfelt niemand eraan dat die bestaan.

Hoe staat u tegenover het werk van creationistische wetenschappers?
„Het zijn relatief kleine groepjes, die over weinig financiële middelen beschikken. Daardoor vordert hun werk maar langzaam. Toch hebben ze een paar heel saillante punten naar voren gebracht, zaken die de officiële wetenschap voor problemen stellen en vervolgens genegeerd worden. Er zit een duidelijke eenzijdigheid in de moderne natuurwetenschap.
Al in de tijd van Darwin kwam men tot de conclusie dat macro-evolutie ontzettend veel tijd moet hebben gekost. Om daar bewijzen voor te vinden is Lyell, een geoloog, langs de rotskust van New Foundland gevaren. Hij zag daarin tal van carboonlaagjes, afgewisseld met leisteen en zandsteen, en kwam tot de conclusie dat die tientallen meters carboon in vele miljoenen jaren waren opgebouwd. Hij zag over het hoofd dat af en toe een boom rechtop door al die lagen heen loopt. Er zijn dan twee conclusies mogelijk. Ook die boom is vele miljoenen jaren oud geworden, of de lagen zijn in veel kortere tijd afgezet dan werd aangenomen. Maar dit soort ontdekkingen wordt simpelweg doodgezwegen. Net als het feit dat je in de oudste fossielen, uit het cambrium, alle grote groepen van het dierenrijk al terugvindt. Of het gegeven dat aan het eind van het boek Job heel exact dinosaurussen worden beschreven, die in zijn tijd volgens evolutionisten allang uitgestorven hadden moeten zijn.

Uit een enquête bleek dat bijna veertig procent van de studenten en medewerkers van de Wageningen Universiteit de evolutietheorie niet als enige verklaring van het leven op aarde ziet. Heeft die uitslag u in positieve zin verbaasd?
„Ik deel de mening van professor Zuilhof dat dit percentage voor mensen die er echt over nadenken nog aan de lage kant is. Van wetenschappers zou je meer distantie mogen verwachten ten opzichte van een theorie die zo aanvechtbaar is.

Beschouwt u uzelf als een creationist?
„Ik heb al gezegd dat ik niet van ismen houd, maar ik geloof heilig in de schepping. Ik zie die ook als enige verklaring voor het ontstaan en de uitbundigheid en schoonheid van de levende natuur. Hoe meer ik aan de weet ben gekomen over de veelvuldigheid en complexiteit van biologische objecten, hoe groter mijn bewondering is geworden voor Degene die dit alles geschapen heeft.

Hoe kijkt u aan tegen de pogingen, ook nu weer, om de theorie van de macro-evolutie te verbinden met orthodox christendom.
„Broeders in het geloof als Dekker en Knevel denken nu aan een theïstische evolutie: een macro-evolutie door schepping. Net als Ouweneel onthoud ik mij van die theorie, bij gebrek aan bewijs. Ook in de micro-evolutie zie ik doelgerichte schepping: niets gaat buiten God om. Dat zou op scholen ook als alternatief voor evolutie moeten worden onderwezen.

Hoe leest u de eerste hoofdstukken van Genesis?
„Die wil ik graag letterlijk lezen. Dat heeft te maken met mijn bekeringsproces. Voor die tijd waardeerde ik de Bijbel om de naar mijn mening symbolische betekenis van de profetieën en de beschreven geschiedenissen. De exactheid van de informatie van Jesaja over de Heere Jezus bracht me tot andere gedachten. Het klopt allemaal zó precies. Naarmate je vertrouwder wordt met de Bijbel, zie je dat dit ook voor de andere gedeelten geldt. De Bijbel is voor mij het door mensen opgeschreven onbetwijfelbare Woord van God. Zo nauwkeurig gecontroleerd door de Heilige Geest, dat je kunt zeggen: De Bijbel is het Woord van God.

Kun je de eerste hoofdstukken van Genesis als symbolisch lezen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de rest van de Bijbel?
„Dat lijkt mij niet. Het is een inconsequentie, een doodgevaarlijke. Voor jezelf en voor hen die je ermee in verwarring brengt. Als je Genesis 1 symbolisch gaat opvatten, waarom dan de opstanding van Jezus Christus niet? Die is wetenschappelijk onmogelijk, daar kunnen we heel kort over zijn. Uiteindelijk houd je niets van de Bijbel over, ik weet waar ik over spreek. Een kwart eeuw was ik een voorstander van het symbolisch lezen van de Bijbel. Tot ik in de gaten kreeg dat dit je wegleidt van de waarheid, die God je wil doen kennen.

De Amerikaan Terry Mortenson stelt dat het geding tussen evolutionisme
en klassiek scheppingsgeloof geen wetenschappelijke strijd is, maar een
geestelijke strijd.
„Daar ben ik het volledig mee eens. Er is momenteel een ontzettende geestelijke strijd gaande, waarover we ons niet hoeven te verbazen. Zowel Jezus eindtijdrede als Openbaring leert ons dat de tegenstellingen steeds scherper en groter worden.

Stelt het begin van Genesis u niet voor vragen?
„Voor mij is het helemaal geen probleem dat er dagen waren voordat de zon en de maan bestonden. Als Schepper van ruimte en tijd staat God buiten en boven die beide. Hij doordringt het heelal en houdt alles in het universum in Zijn hand. Door Zijn Heilige Geest, die ook nu nog de hele schepping doordringt.
C.S. Lewis heeft erop gewezen dat we dankbaar mogen zijn dat God niet alleen een eenheid is. Dan was Hij een tiran, denk aan de islam. God is een triniteit, omdat het centrale principe bij God liefde is. Liefde ziet voorbij aan zichzelf, is gericht op de ander. De Zoon en de Heilige Geest cirkelen om de Vader, de Vader en de Heilige Geest cirkelen om de Zoon, de Vader en de Zoon cirkelen om de Heilige Geest. Lewis noemt dat de goddelijke liefdedans van een drie-enig God, Die in zichzelf volmaakt is, en niets anders behoeft

Vanwaar dan nog de schepping?
„Die is er gekomen omdat God het liefdesprincipe wilde uitbreiden. Hij heeft iets gemaakt dat Hem lief kan hebben: de mens. Daarom is de mens de kroon van de doelgerichte schepping. Evolutionisten gaan ervan uit dat er eerst alleen materie was. Die werd steeds ingewikkelder, op een gegeven moment kwam uit de materie iets als geest te voorschijn. Dat culmineert dan in de mens. De Bijbel leert dat er eerst alleen Geest was: de goddelijke triniteit. Die bracht de materie voort.
De dieren schiep Hij naar hun aard, maar de mens schiep Hij naar Zijn beeld. Zoals God een triniteit is, zo is ook de mens een drie-eenheid: van lichaam, ziel en geest. Het lichamelijke hebben we gemeen met al het materiële. De ziel, waarmee je kunt willen, voelen en denken, hebben we gemeen met de hogere dieren. Hét onderscheidende van de mens is de geest. Alleen de mens heeft een moreel, een kosmisch bewustzijn, alleen de mens kan reflecteren met taal en spraak, alleen de mens weet van eeuwigheid en oneindigheid, alleen de mens weet van echte liefde. Omdat we een geest hebben, die we ontvingen om met elkaar en met God te kunnen communiceren. In liefde, via onze geest en Zijn Heilige Geest. Daarom weet God wat we bidden zullen.
Tegelijk zijn wij ook beperkt. We kunnen niet komen, kijken of denken buiten de tijd en buiten het universum, daar waar God is. Dat moet ons bescheiden maken in onze natuurwetenschappelijke pretenties. Maar eens zullen wij met Hem zijn. Dat zal al onze gedachten overtreffen. Wat het oog niet heeft gezien, het oor niet heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, heeft God bereid voor hen die Hem liefhebben, zegt Paulus in de Korinthebrief. Dán is het einddoel van de schepping bereikt.

Volgende keer: prof. dr. Pieter Siebesma.


Biografie
Johan Bruinsma studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam en specialiseerde zich in plantenfysiologie. Hij promoveerde in 1958. In hetzelfde jaar werd hij aangetrokken door de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek in Wageningen, dat een nieuw Centrum voor Plantenfysiologisch Onderzoek (CPO) had opgericht. Het werd na verloop van tijd ook wel de Centrale Professoren Opleiding genoemd, omdat meerdere onderzoekers van het centrum hoogleraar werden. Onder hen was ook Bruinsma. Van 1968 tot 1989 was hij hoogleraar plantenfysiologie aan de Wageningen Universiteit.


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 mei 2009

Terdege | 84 Pagina's

Verwonderd over Gods schepping

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 mei 2009

Terdege | 84 Pagina's