Ook de dorsmachine gaat verdwijnen
In vroeger Jaren was men veel meer op elkaar aangewezen dan tegenwoordig. Nu zi^n de meeste bedrijven geheel gemechaniseerd: het werk wordt door eigen volk met eigen machines gedaan. Hier en daar komt de loonwerker er nog aan te pas om de rogge of ander gewas te maaien of wat tegenwoordig veel gebeurt, om mais te kneuzen.
och is het nog niet zo heel lang geleden dat de loonwerker met zijn dorsmachine de boer op ging om het koren' te dorsen. Het dorsen gaf altijd een gezellige drukte, hoewel er toch flink gewerkt moest worden. Enkele weken voor het dorsen zou plaats vinden ging de boer er opuit om volk te krijgen, iets wat doorgaans wel lukte. Een dag voor die tijd ging men naar de mulder om zakken te halen waarin het koren werd opgevangen. Met de mulder werd afgesproken wanneer deze na de dors het graan zou ophalen, want alles wat werd gedorst leverde men aan de mulder of men milde het in voor ander veevoer. Was de dag van dorsen aangebroken dan was het nog lang niet zeker dat de dorsmachjne op tijd kwam; men had reeds lang van te voren besproken waarbij men geen rekening hield met eventuele storingen, die echter aan de lopende band optraden.
Normaal was dat men 's morgens bijtijds begon. De buren hielpen elkaar over en weer waarbij de knip werd dicht gehouden. Doch de losse krachten hadden recht op een beloning plus de kost.
as echter de machine er niet dan mocht worden verwacht dat toch de loondienst was ingegaan. De dorsers trokken zich daar niet zoveel van aan en zaten rustig te praten tot men aan het werk kon gaan. De boer die dit allerminst op prijs stelde liep over het erf te ijsberen en als het te lang naar zijn zin duurde ging hij er eens opuit om te horen hoe het kwam dat de machine er nog niet was. Vaak was die nergens te vinden zodat de boer ten einde raad ten huize van de loonwerker ging horen waar men bleef. Doch de vrouw van de loonwerker was aan dergelijke dingen geweid en wist.de.Wap'len vrij, spoedig vaiT de déu^ te.igT^jf^Ji. Mdar wa's eindelijk cte machine ter plaktse, dan was het aanpakken. 3t een dommekracht werd de machine omhoog gedraaid en de wielen werden met blokken vastgezet. Was men zover dat gedraaid kon worden, dan klommen twee mannen op de kast. De een had tot taak om de banden, waarmee de garven waren gebonden door te snijden en de bos in de machine te stoppen. De ander moest hem bedienen en deed dat door de . garven aan te pakken en deze bij de snijder op tafel te leggen. Degene die de garven op de tafel moest leggen liep het risico, dat als hij zijn handen niet vlug genoeg had teruggetrokken er een haal met het mes over werd gegeven. Dit is inderdaad meer dan eens voorgekomen. Men werkte met vlijmscherpe messen, want het was zaak om met één haal beide banden door te snijden.- Het tweetal op de machine moest hard aanpakken want aan hen lag het of de zaak vlot kon doorgaan. Er werd steeds gewisseld zodat er voortdurend een vers span bediende. Ook werd telkens een ander scherp geslepen mes gegeven. boer zelf had het bijhouden van de machine tot taak. Hij stond er voor en hield de zakken in de gaten waarin het gedorste graan liep. Was er een zak vol, dan werd die gewogen op de bascule. De inhoud van de zak was altijd gelijk: zeventig kilo, plus een kilo voor de zak. Dorste men op het land dan werden de volle zakken op een dikke laag stro opgestapeld om na de dors naar huis te worden gereden. Daar werden de volle zakken meteen op de kruiwagen naar de deel gereden. ket gedorste stro kwam achtgr^t^de^machine wa^ b^,^gfi^^.„ naai yje^^ q|?gibo|t. Hier hfj}^^ |en g.a|^-.j. tal manaén-WertóS om de bossen, swe^^të , werken.
Zo tegen een uur of tien kwam de boerin roepen dat de koffie „ree" was. Dan stopte de machine en allen gingen, of in het bakhuis of op de geut, een bakkie doen. Bij de koffie werd een snee karmeskoek (ontbijtkoek) gepresenteerd, dik besmeerd met boter. Op een kom koffie keek men niet, wel was het in vele gevallen zo, dat slechts in het eerste bakkie suiker werd gedaan. Onder de koffie had men even tijd om een paar trekjes aan de pijp te doen. Ging men weer aan het w^k dan stak men een stevige pruim tabak achter de kiezen; dit was om het stof uit de mond te houden.
Door Joh. G. Veenhof
XAIV ilvorens men aan de arbeid toog moest in vele gevallen nog even het „eigen werk" gebeuren, dan kon men er weer tegen en zonder ophouden ging het door tot even voor het middageten. Dan werd het tijd dat de boerin zich weer liet zien; ze kwam dan met een kruik klare en en een glaasje waaruit een ieder zijn deel kreeg. Allen dronken uit hetzelfde glas. Als het stof uit de keel was gespoeld ging men verder tot het tijd was voor de middagpot.-De dorsers, van wie de meesten bleven eten, hadden recht op het beste dat men op tafel kon brengen. Een goede boerenmaaltijd — beter dan men thuis kreeg — viel de werkers ten deel. Het eten en het glaasje waren de twee dingen die bepaalden hoe iemand was. Kreeg men goed en veel te eten dan zou men nooit moeite hebben óm volk te krijgen, maar de boer die het volk niet naar behoren gaf, had er moeite mee, al wilde hij goed betalen om helpers te krijgen. Voor de boeren gelden er andere normen dan in de burgermaatschappij, waar het een schande is, om als men ergens gaat eten zich hieraan te buiten te gaan.
oor de boerin gold het als een belediging wanneer de pot niet alle eer werd aangedaan. Ze had hierover dan ook ~.: jV.«!iltjg te klagen, want het is ^lom bekend ,[MM?P op het platte^iri;^e Mr^t'^&Plftt ï, ^ten- - verstaat. ,«Vioo^,'de'™l»ijtensta9flder zullen dergelijke dingen moeilijk te begrijpen zijn, doch om dit beter te verklaren het volgende voorbeeld. De boer had zijn buren tot vaste hulp; dit was over en weer. Haalde hij er daghuurders bij die een karig loon verdienden, dan konden dezen zich het best waar maken door enorm veel te eten. Had zo'n hulp drie of vier borden eten met het nodige spek naar binnen gewerkt dan zei de boerin: „Die kan er wat van, daar heb je aardigheid aan". Zou dezelfde man zich daarentegen matigen dan zou dat tot gevolg gehad hebben dat de boerin de indruk kreeg dat de maaltijd niet zo smakelijk was geweest, wat voor haar min of meer een belediging was. In de namiddag kwam ze weer met het glaasje en de kruik rond. Was er veel volk dat naar huis moest om te melken, dan werd omstreeks half vijf gestopt om de andere morgen verder te gaan. Maar in de meeste gevallen had men hulp voor het melken en draaide men door tot het donker werd. Grote boeren dorsten soms verscheidene dagen achter elkaar. De kleine man en de daggelder die ook zijn akkertje rogge had deden dat meestal op zaterdagmiddag. Wat ook wel gebeurde, was dat de minst bedeelde met een vrachtje naar een bepaald punt kwamen waar de dorsmachine stond.
Ie zei dan dat zo iemand niets gewend was; „Een armoedzaaier zogezeid". In de jaren voor de oorlog, toen er werkelijk armoe werd geleden, waren de boeren nog altijd rijkelijk van eten en drinken voorzien. In die tijd waren er verschillende mensen die speciaal voor het eten de boeren gingen helpen;
as het dorsen gebeurd dan was mcnnog lang niet klaar; het stro moest worden geborgen, kaf en afval opgeruimd. Het kaf van haver gebruikte men als strooisel in het kippenhok, terwijl het ook dienst deed oin er bedden mee op te stoppen. Er ging niet veel verloren. Het enige wat men niet wenste te gebruiken was het onkmüdzaad dat keurig op een hoop onder de machine lag. De boer redeneerde dat hij onkruid genoeg had. Tegenwoordig is dit onkruidzaad zeer gewild a het eten toog men weer om vogels, in bijzonder patrijzen, te voeaan i^e'iWrbeid. Sogia impoRtade machine-i/^rénV'Doch: rta is éf aan dit ^aad:Zeerjnoeir. worden!.-terplaaiist,-;*w«t'£«nEiie rust?'gfef.'*5-igfe"t¥ Këiflêff Tei^wijl mgn fjr.als itjei-te Ver4ea^ji6^(fkte meatg^^afittiésor tot tagi»B«'/e**t!>»F «wswttjsÉasligeboden, »*enr flnke prijs half vier de boerin weer riep voor de thee. vtior vraagt. •p het platteland ia veel veranderd, we kunnen gerust stellen, meer nog dan in dorp en stad, waar de veranderingen zich.in een veel trager tempo voltrokken. Bovendien is door de verregaande mechanisatie ook het karakter van het platteland aangetast. De grote stroom van stedelingen die „buiten" gingen wonen heeft ook een stempel gedrukt op het gebeuren. Er kwamen mensen die het heerlijk vonden om te worden opgenomen in de bestaande gemeenschap. Maar andere verkondigden nieuwe denkbeelden waartegen de ouderen zich verzetten, doch die door' de jongeren grif werden overgenomen. Evenals de dorsmachine is veel wat eens als goed werd ervaren verdwenen. „Bidt en werkt", was voorheen het principe waarin kracht werd gevonden. ' oor de voortschrijdend© mechanisatie is de mens — en niet alleen op het platteland — verder af komen te staan van Hem die aan al wat wij voor het dagelijks brood nodig hebben de wasdom geeft. Ondanks de welvaart die we heden ten.'dage als,nQi»naal ervaren, had hetniisr .schien beter bij het pude kunnen blijven: het Aioëtcn steile bepen zijn die do weelde kunnen dragen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1977
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1977
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's