Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gedwongen huwelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gedwongen huwelijk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs vroeg mij een predikant hoe de kerkeraad ermee aan moest in het geval een bruidspaar geen schuldbelijdenis wilde afleggen vanwege het feit dat zij een gedwongen huwelijk sloten.

Het ging hier om schuldbelijdenis ten overstaan van de kerkeraad, zonder dat daarvan verder mededeling aan de gemeente gedaan werd. Deze jongelui vonden dat ze geen enkele zonde gedaan hadden door als verloofden voorechtelijk geslachtsverkeer te hebben. De gevolgen daarvan wilden ze dan ook als een heel gewone zaak aanvaarden.

Het lijkt me niet onmogelijk dat er meer kerkeraden zijn die met deze vraag komen te zitten. De gedachen over het voorechtelijk geslachtsverkeer zijn sterk aan het veranderen. Dat gaat onze jongeren niet voorbij. In de bespreking op een referaat, dat voor de Mannenbondsdag in Baarn werd gehouden, stelde een ambtsdrager deze vraag ook aan de orde. Het leek me goed daarover iets te schrijven in Ambtelijk Contact.

Intussen heeft de Classis Hallum van de Gereformeerde Kerken een rondschrijven gezonden over voorechtelijk geslachtsverkeer en kerkelijke huwelijkssluiting.

De argumenten die daarin gebruikt worden vind ik zeer duidelijk en terzake. Ze kunnen ook in belangrijke mate dienen om de vraag te beantwoorden, waarom de kerkeraad het recht heeft bij een gedwongen huwelijk schuldbelijdenis te (blijven) vragen. Voor een uitvoerig overzicht over het genoemde stuk zij verwezen naar „Koers”, 3e jaargang, no. 65 (21 oktober 1972).

De vraag die meestal direkt op ons afkomt is deze: Tegen welk gebod hebben mensen gezondigd die een gedwongen huwelijk sluiten. Is er een plaats in de Bijbel aan te wijzen, waaruit men duidelijk kan afleiden dat dit feit aan zonde van de betrokkenen te wijten is ?

Daarop moet ik antwoorden, dat zulk een tekst in de meest direkte zin van het woord niet is aan te wijzen. Dat wil niet zeggen, dat het daarom onbijbels is te zeggen dat een gedwongen huwelijk de betrokkenen schuldig stelt.

Het is net als met de kinderdoop. We hebben — helaas — geen tekst in het Nieuwe Testament waaruit zonneklaar duidelijk wordt dat ook kleine kinderen gedoopt werden. Zeker, er wordt over gezinnen gesproken. Het zou wel heel merkwaardig zijn, wanneer er in zulk huis geen enkele klein kind was. Maar het laat zich denken, dat dit toch niet de gevraagde duidelijkheid in de tekst is. Intussen twijfelen we er niet aan of de kinderdoop is door God aan zijn kerk opgedragen. Men zal hem dus uit een kombinatie van Schriftgegevens moeten afleiden. Er zijn mensen die het jammer vinden dat het zo moet. Het is niet anders. Laat men rustig het een naast het ander leggen. Dan zal niet onduidelijk zijn wat Gods bedoeling in de Schrift is.

Zo staat het ook ter zake van het gedwongen huwelijk.

Laat ik direkt mogen stellen, dat het verschil maakt of men als verloofden een gedwongen huwelijk sluit dan wel of men na een willekeurige ontmoeting tot een dergelijk huwelijk komt. In het eerste geval mag men aannemen dat het mensen betreft die elkaar liefhebben en die hun verlovingstijd als een serieuse voorbereiding tot het huwelijk beschouwen. In het tweede geval gaat het over mensen die zonder verdere band aan elkaar geslachtelijke omgang hebben gehad.

Hoe zullen we tegenover voorechtelijk geslachtverkeer hebben te staan ? In de Bijbel wordt de geslachtsgemeenschap gezien als ingebed in het huwelijk. Hoewel het tot één vlees zijn uit Genesis 2 : 24 niet enkel doelt op de geslachts-

gemeenschap (Zie B. J. Oosterhoff. „Hoe lezen wij Genesis 2 en 3 ?”, blz. 161), is die er wel degelijk in meebegrepen. Uit de voorgaande verzen, mag duidelijk zijn, dat het daar gaat over het huwelijk. Derhalve is het tot één vlees zijn uitdrukking van de huwelijksgemeenschap naar haar geestelijke en lichamelijke zijde. Prof. Oosterhoff schrijft: „Zo ingrijpend is de huwelijksband, dat de gehuwden niet meer twee zijn, d.w.z. niet meer vrij en onafhankelijk naast elkaar staan. En daarom mag de mens deze eenheid niet losmaken. De huwelijkseenheid is uit God” (blz. 161).

Wat doen nu mensen die geslachtsgemeenschap hebben voordat ze getrouwd zijn ?

Zij gaan lichamelijk met elkaar om alsof ze één waren, terwijl ze in de samenleving nog niet als zodanig gelden. Ze worden niet als gehuwden gezien of behandeld. Ze grijpen vooruit op wat ze hopen te ontvangen en te beloven. Maar ze kunnen in de feitelijkheid van onze samenleving nog niet als gehuwden worden aangemerkt. Ze kunnen zelf ook nog terug van datgene, waarvan naar de Bijbel geen terug mogelijk is.

God heeft een orde gesteld. Die orde vindt in onze samenleving zijn uitdrukking in de sluiting van het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Wanneer die huwelijkssluiting daar heeft plaats gevonden, is men metterdaad gehuwd. Zolang het huwelijk daar niet is gesloten, kan men zichzelf wel voor gehuwd verklaren; men kan over zichzelf van alles en nog wat denken, maar men is metterdaad niet gehuwd. Wanneer, om het eens heel scherp toe te spitsen, verloofden zichzelf als gehuwd gcschouwcn vanwege de belofte van trouw aan elkaar afgelegd, en wanneer het meisje zwanger wordt, en de jongen plotseling sterft voordat ze konden trouwen, geldt dit meisje in on-

ze samenleving als ongehuwde moeder. Het kind dat ze ter wereld brengt mag door haar verloofde verwekt zijn, en het mag hun beider wens geweest zijn om, toen het eenmaal zover was, te trouwen, — die voornemens doen iemand niet getrouwd zijn. Mocht zich ooit zulk een geval voordoen, dan is dit wel uitermate verdrietig. Ik begrijp dat er wellicht lezers zijn die zeggen: moet zo’n verdrietig geval nu een voorbeeld zijn. Ik kan daar helemaal inkomen, maar stel toch de mogelijkheid om zo scherp te laten voelen dat we niet moeten afgaan op gevoelens die mensen voor elkaar hebben of op voornemens die men elkaar beloofd heeft, maar dat we terzake van wat een huwelijk is ons moeten houden aan wat in onze samenleving als een wettig huwelijk geldt. Dan moeten we heel eenvoudig zeggen: een verloving is geen huwelijk. Als er culturen zijn, waarin een verloving voor de burgerlijke samenleving als een huwelijk geldt, liggen de zaken anders. Bij ons is dat in elk geval niet zo.

We moeten de orde van het huwelijk niet ondergraven door op grond van oprechte gevoelens voor elkaar datgene wat geen huwelijk is toch een huwelijk te noemen. Men begrijpe mij niet verkeerd. Ik wil zeker niet de kant uit van de formalistische benadering van het huwelijk. Ik erken direct dat echte liefde noodzakelijk is voor een gelukkig huwelijk. Maar daarom kan men de aanwezigheid van echte liefde niet met het huwelijk gelijk stellen.

Wat hier in het geding is, is de orde van God, die het huwelijk raakt.

Tegen die orde gaat men in, wanneer men als gehuwden leeft, terwijl men nog verloofd is. Men kent zichzelf iets toe, wat niemand in de samenleving van deze verloofden zal zeggen, namelijk dat ze getrouwd zijn. Juist hun verloofd zijn wijst erop dat ze nog niet getrouwd zijn. Het is niet zomaar dat God de orde van het huwelijk heeft ingesteld.

Dat is ter bescherming van mensen. De geboden 6 – 9 van de tweede tafel van de wet dienen duidelijk de bescherming van de ene mens tegenover de andere mens. Dat geldt ook de orde van het huwelijk. Wie getrouwd is, heeft verantwoordelijkheid op zich genomen voor degene met wie hij trouwt. Hij kan daarvan niet terug, tenzij hij een echtbreker zal zijn. Iemand die met zijn verloofde voorechtelijk geslachtsverkeer heeft, zal bij het verbreken van de verloving, voorzover het de wet aangaat, niet als een echtbreker gelden. Wie als verloofden voorechtelijk geslachtsverkeer hebben, leven in een schijnwereld. Men ontneemt aan de ander de bescherming die God in de ordening van het huwelijk heeft gegeven. Hier komt ruimte voor onstandvastigheid en ontrouw. Immers, wanneer men in de kerk in het ene geval van voorechtelijk geslachtsverkeer niet van schuld of overtreding wil spreken, dan kan men dat in het andere geval ook niet doen. Het ene geval als normaal te aanvaarden, betekent dat de kerk alle gevallen als normaal moet aanvaarden. Het betekent dat de kerk tot een andere beoordeling van de orde van het huwelijk moet komen dan de overheid. Een gedachte die we in het verleden aan de rooms-katholieke kerk terecht hebben kwalijk genomen. Natuurlijk moet er wel bij gevoegd worden, dat de kontekst voor de rooms-katholieke kerk een andere was dan die van het gedwongen huwelijk. Maar het was toch een feit dat de kerk over de wettigheid van een huwelijk anders dacht dan de burgerlijke overheid, welke achtergrond dat ook gehad moge hebben.

Men heeft wel eens gezegd: verloofden die een gedwongen huwelijk sluiten, hebben niet het 7e, maar het 5e gebod overtreden. Ik zou hier niet van een of-of willen spreken. Het is zeker zo,

dat hier het gezag van de overheid (en dat van de ouders, met het oog op de huwelijkssluiting) in het geding is. Men stoort zich niet aan de regels die in onze samenleving de overheid ten aanzien van het huwelijk stelt. Dat voorbijgaan aan de regels is een miskenning van het gezag van de overheid.

Daarbij voegt zich toch ook, dat voorechtelijk geslachtsverkeer een schending betekent van de beveiliging die God in het huwelijk aan de mens geeft; zoals ik aangaf: een beveiliging tegen ontrouw en tegen onstandvastigheid. Men is zover gegaan dat men eigenlijk niet meer terug kan, want wat God samen gevoegd heeft (dat geldt ook de eenheid van geslachtsverkeer en gehuwd zijn) dat scheide de mens niet. Intussen blijft het verloofden mogelijk, ondanks het feit dat geslachtsverkeer heeft plaats gevonden, uit elkaar te gaan, zonder dat dit verbreking van het huwelijk heet.

God heeft het lichamelijk verkeer gebonden aan het huwelijksleven. Ons lichaam is aangelegd op het lichaam van de ander. Maar het samengaan mag alleen plaats vinden binnen het huwelijk. Daarom is het samengaan vóór het huwelijk een schending van de orde die God ook met het oog op ons lichaam heeft gesteld.

Ik ga er nu niet verder op in, dat men, wanneer men voorechtelijk geslachtsverkeer als geoorloofd aanvaardt, de sluiting van het huwelijk op het stadhuis en de bevestiging ervan voor Gods aangezicht in het midden van de gemeente, tot een plechtigheid maakt, die eigenlijk door de feitelijkheden al achterhaald is. Men geeft een belofte alsnog. Een dergelijke huwelijkssluiting en bevestiging is een aanpassing van de ordening bij de feiten, terwijl we ervan uit moeten gaan, zoals overheid en kerk doen, dat de feiten zich naar de ordening zullen richten.

Ook ga ik niet dieper in op wat het als gewoon aanvaarden van voorechtelijk geslachtsverkeer voor gevolgen heeft, voor de omgang tussen jongens en meisjes in het algemeen; dus voor hen die helemaal niet verloofd zijn, maar gewoon eens met elkaar uitgaan. De ondergraving van de orde die God gesteld heeft, in het ene geval heeft in de andere gevallen steeds ergere gevolgen.

Het verschil tussen verloofden en nietverloofden, ligt naar mijn gedachte hierin, dat verloofden op weg zijn naar een huwelijk. Ze bereiden zich daarop voor. Zij hebben de belofte van trouw gegeven, zonder dat ze daardoor de ordening van het huwelijk zijn binnengegaan. Geslachtsverkeer tussen niet-verloofden betekent eigenlijk een heel willekeurig paren. Het is een vorm van promiscue omgang: met willekeurig welke partner. Daarbij ligt het huwelijk helemaal buiten het gezichtsveld. Dat is des te erger. Maar de aanwezigheid van oprechte liefde maakt niet goed, wat de afwezigheid van het huwelijk aan kwaad doet.

Het komt me voor dat een kerkeraad met een bruidspaar dat een gedwongen huwelijk gaat sluiten, in bovenomschreven zin moet spreken.

Even belangrijk acht ik het, dat hierover door predikant en andere ambtsdragers reeds eerder gesproken wordt. Dat moge preventief werken. Het behoort ook tot de juiste manier van spreken over voorbereiding op en leven in het huwelijk binnen de gemeente van Christus.

In het licht van het bovenstaande acht ik het geheel in de lijn van het schriftuurlijk denken over het huwelijk, dat wie een gedwongen huwelijk sluit, ten overstaan van de kerkeraad erkent, dat hij en zij tegen de van God ingestelde orde zijn ingegaan. Wie kan de orde van God overtreden zonder daardoor schuldig te worden ?

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1972

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Het gedwongen huwelijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1972

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's