Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

71.

De weg der verlossing (3)
(het Genadeverbond)

Het nieuw-testamentische woord voor „verbond” is „testament” (het Griekse woord „diathèkè”). Heel sterk treedt in de betekenis van dit woord op de voorgrond het „monopleurisch” karakter van het Genadeverbond. Dat wil zeggen, dat het van God uitgaat. Wanneer God met Abraham Zijn verbond opricht en met zijn zaad (Gen. 15 en 17) zei God niet: „Laten Wij met elkaar een verbond sluiten”, maar: „Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u” (Gen. 17 : 4), en: „En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u” (Gen. 17 : 2a). We lezen nergens in de Bijbel, dat de Heere spreekt van „ons” verbond, doch altijd van „Mijn” verbond.

Zo is dus het Genadeverbond inzake de oprichting eenzijdig. Het draagt het karakter van belofte, verdrag, bepaling, beschikking. Deze gedachte ligt ook opgesloten in uitdrukkingen als „een verbond met de ogen”, Job 31 : 1, „met de dieren”, Job 5 : 22, „met de dood”, Jes. 28 : 15, van God „met de natuur”, Gen. 8 : 22, Jer. 30 : 20, enz. Als God met de mens een verbond sluit, zijn hier geen gelijke partijen, maar God is soeverein, Die aan de schepselen Zijn ordinantiën oplegt. God geeft Zich in Zijn belofte, Hij Zelf verbindt Zich tot de vervulling ervan. Wel legt de God des verbonds verplichtingen op, maar niet als „voorwaarden” tot het ingaan in het verbond, maar als de weg, waarlangs de mens heeft te wandelen. Maar ook die verplichtingen kan de mens uit zichzelf niet nakomen, want hij ligt „dood in de zonden en misdaden”. Tot het „houden” van Gods verbond is nodig wederbarende genade, die door God geschonken wordt uit vrije ontferming. Ook dus hierin komt uit het eenzijdige Godswerk. Wat God „eist”, heeft Hij eerst „beloofd”. In het werkverbond gaat de eis voorop: „Doe dat en gij zult leven”, in het genadeverbond gaat de belofte voorop. Daarom zei Augustinus zo treffend: „Heere, eis dan maar wat Gij wilt, Gij zult het niet tevergeefs doen”.

De vraag nu zou kunnen opkomen: Is het Verbond der genade dan niet even wankel als het Verbond der werken vóór de val? De mens kan het immers toch niet houden? Zie, dan geeft Gods Woord een duidelijk antwoord. Neen, het Genadeverbond ligt zo eeuwig vast in Gods ontferming en trouw; God verbreekt nooit Zijn verbond. Dit liet de Heere Abraham zo klaar zien in de formele sluiting van het verbond, zoals we zagen uit Genesis 15, toen niet Abraham tussen de stukken doorging, maar alleen God Zelf. Deze onverbrekelijkheid ligt opgesloten in het tweede woord voor verbond, het woord „testament”. Van dit verbond der genade in de nieuw-testamentische bedeling als „testament” spreekt Hebr. 9 zo rijk. Daar zegt de apostel in vers 17 : „Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood van de testamentmaker tussen kome; want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft”.

We hebben reeds eerder opgemerkt, dat het Verbond der genade voortvloeit uit de „Raad des vredes” of ook genoemd: „het Verbond der verlossing”, als een onderhandeling tussen de drie Goddelijke Personen over de zaligheid van de uitverkorenen.

In dit Verbond der verlossing ligt zo aanbiddelijk schoon verklaard en begrepen, dat het leven der drie Personen van het Goddelijk Wezen is een verbondsleven als de hoogst innige relatie en samenwerking tussen de drie Personen.

En hierop berust nu ook Gods wil en welbehagen om met de mens gemeenschap te oefenen in de weg des verbonds. Niet per kontrakt. Dit stelt een verhouding als van „heer en knecht” en bedoelt alleen een zakelijke verhouding te zijn. In „verbond” ligt juist de vriendschaps-, de liefde-verhouding verklaard. Daarom wijst de Heere bij Zijn verhouding tot Zijn volk Israël steeds op een verhouding als van man en vrouw in huwelijksverbond verenigd!

En wat is nu het grote wonder van genade? Dat de heilige God tot Zich wil opnemen in huwelijksverbond: een zwarte bruidkerk, geheel verwerpelijk en walgelijk in zichzelf, doch die Hij reinigt en heiligt door het bloed van Christus en door Zijn Geest.

Er wordt vaak veel over „het verbond” geredeneerd en gediskussieerd. Maar weet ge wat de diepe zin is van het Verbond en waarin de heerlijkheid der ware religie schittert? Dat alles van God Zelf uitgaat, dat Hij Zich geeft en Zichzelf verbonden heeft ondanks alle ontrouw van Zijn volk om Zijn verbond te houden.


’k Zal nooit herroepen wat Ik eenmaal heb gesproken,
’t Geen uit Mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken.


In een volgende les hopen we D.V. te bespreken de vraag wie als verbondskinderen moeten worden aangemerkt en hoe men noodzakelijk deel moet krijgen aan de beloften des verbonds, namelijk door wedergeboorte en bekering.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's