Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zullen we het huiswerk maar afschaffen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zullen we het huiswerk maar afschaffen?

Onderwijspraktijk

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De recente onderzoeken naar het verschijnsel huiswerk geven een weinig opgewekt beeld van dit zo belangrijke onderdeel van het schoolleven. Op vrijwel alle niveaus is er sprake van opvallende tekorten, van het ontbreken van een goed beleid en niet het minst van een gevoel van onvermogen om hierin tot verbetering te geraken.

Tot voor kort speelde het fenomeen huiswerk geen enkele rol in het ondenwijsbeleid. Het beleid inzake de zorgverbreding en de voortdurende roep om kwaliteitsverbetering hebben ertoe geleid dat er van overheidswege enige aandacht voor dit probleemgebied komt. Twee voorbeelden:

rés 1. ln opdracht van het Ministerie van Onderwijs is in 1986 en 1987 ^g^ onderzoeksproject "Huiswerkbeleid van scholen en de huiswerkaanpak van leerlingen" uitgevoerd. Enkele gegevens uit dit

onderzoek zullen straks nog ter sprake komen').

2. Najaar 1988 is er door de afdeling onderwijs van de gemeente Den Haag, in samenwerking met Meso Consult, een bijeenkomst gehouden over het "huiswerkbeleid". Tijdens deze vergadering heeft de Wethouder van ondenwijs van deze gemeente verteld waarom er een veel grotere aandacht voor dit venwaarloosde deel van het ondenwijsbeleid nodig is^).

Niet alleen op het politiek/bestuurlijk niveau is er sprake geweest van nauwelijks aandacht voor het huiswerk. Dat geldt in niet mindere mate ook voor het schoolbeleid. Uit het hierboven genoemde onderzoeksproject bleek dat op geen enkele school sprake was van een min of meer samenhangend beleid op dit gebied. HuiswerK daar kwam de interpretatie van de enquètegegevens op neer, is een taak van de autonome docent. De schoolleiding grijpt alleen in bij excessen, dan wel ze reguleert in samenspraak met de docentenvergadering het aantal gemeenschappelijke toetsingsmomenten.

Het gegeven dat huiswerk plotseling "nieuwswaarde" heeft gekregen toen enkele scholen naar buiten traden met een huiswerkvrij programma, is op zich wel een beleidsmatig gegeven, maar voert niet direct terug op huiswerkproblemen (in alle gevallen), maar is een overlevingsstrategie. Dat daarbij huiswerk als een wezenlijk element wordt geacht, bewijst nog weer eens de waarde van dit fenomeen. Daarnaast mag gesteld worden dat er op beleidsniveau toch wellicht meer besproken en vastgelegd kan worden, dan voorheen naar buiten kwam.

Eén van de conclusies uit het rapport: "Er is in het algemeen sprake van een zekere discrepantie tussen de - ook door leerkrachten - gesignaleerde problemen en de reactie daarop van de school".

En: "Het beeld dat uit ons onderzoek naar voren komt, wijst er op dat er met betrekking tot huiswerk sprake is van een situatie waarin elk van de betrokkenen primair op zichzelf is aangewezen voor het vinden van oplossingen voor de problemen."^)

Op sectieniveau wordt over het algemeen weinig aandacht aan het huiswerk besteed. In het leerplan wordt er meestal niet over gerept. Twee-derde van de ondervraagde secties gaven

te kennen geen (schriftelijke) afspraken over dit facet te hebben gemaakt. Dat geldt ongeveer in gelijke mate voor de vaststelling van het doel van huisvi/erk").

Natuurlijk wordt er wel incidenteel over gesproken, zij het dan nog vaak in samenhang met de studiebelasting bij bepaalde leerstofonderdelen.

Huiswerk is een zaak van individuele docenten en van de aan hun zorgen toevertrouwde leerlingen. De Klerk signaleert een ernstig te kort schieten van docenten in hun "huiswerkdidactiek".^)

In de literatuur wordt aangegeven dat

1. huiswerk vaak snel aan het eind van de les wordt opgegeven, zonder duidelijke richtlijnen;

2. huiswerk dikwijls ter afsluiting van een leerproces wordt opgegeven, waarbij het accent ligt op herhaling of verdieping van hetgeen in de les is behandeld;

3. huiswerk veelal niet (goed) is opgenomen in de voorbereiding van de lessen;

4. bij het opgeven van huiswerk weinig rekening gehouden wordt met individuele verschillen tussen leerlingen;

5. er wel betrekkelijk vaak op het huiswerk wordt teruggekomen, maar meestal in de vorm van controle, met weinig aandacht voor feedback en correctie.

Op hun beurt vermelden de leraren over hun leerlingen de volgende klachten^):

- plannen leerlingen hun huiswerk niet; - hebben leerlingen problemen met de aanpak van huiswerk; - hebben leerlingen vooral moeite met leerwerk; - zijn leerlingen onvoldoende gemotiveerd om hun huiswerk te maken; - controleren leerlingen hun huiswerk in onvoldoende mate; - hebben leerlingen moeite met zich op het huiswerk te concentreren.

Bovenstaande problemen worden vooral gerapporteerd in de taaisecties. Wellicht hangt dit samen met het feit dat er bij de talen relatief veel sprake is van leerwerk.

Nu hebben we bijna het einddoel bereikt: de ervaringen van de leerlingen met het huiswerk. Daarvoor behoef je geen literatuurstudie te verrichten. In en buiten het lokaal zijn de negatieve opmerkingen legio. Beslist niet altijd van kinderen die een hekel aan school hebben! "Ik ga graag naar school, maar dat huiswerk..." Hierbij wordt dan, dit met enige nadruk gesteld, de school gezien als ondenwijsinstituut, niet slechts als een verblijfplaats waar de gezelligheidscultuur als allerbelangrijkst wordt geacht. Positief t.o.v. het ondenwijs, negatief t.o.v. huiswerk. Er zijn vanzelf ook andere houdingen mogelijk.

- positief - school en positief-huiswerk.

Het andere uiterste:

- negatief - school en negatief-huiswerk.

Hoewel de laatste groep veel problemen kan veroorzaken, ligt het knelpunt toch bij de eerstgenoemde, veel voorkomende categorie.

Voor we hierop nader ingaan, dient echter nog een niet onbelangrijke groep betrokkenen genoemd te worden: de ouders. Zij worden thuis geconfronteerd met een stuk schoolwerK en bepaald niet in alle gevallen op een erg plezierige wijze. Uit onze enquête blijkt dat ouders hulp bieden bij het huiswerk. Dat doen ze graag. Die hulp kan ook echt wel effectief zijn, bijv. om leerlingen daarmee een steuntje in de rug te geven, om hen soms even over een dood punt heen te helpen.

Problemen ontstaan echter meest dan, wanneer leerlingen te kennen geven geen hulp te wensen, maar intussen weinig tijd en aandacht aan het werk besteden. Dat kan soms tot spanningen en flinke conflicten leiden. Veelal komen ouders niet verder dan de bekende clichés:

"Ga nou toch eens aan je huiswerk beginnen". "Heb je nu je huiswerk al af? " enz.

De ontwijkende antwoorden worden veelal eerst later gecorrigeerd door lagere of slechte rapportcijfers.

Samenvattend kan gezegd worden: HuiswerK als typisch verschijnsel binnen onze schoolcultuur, levert minder rendement op dan verwacht mag worden. Het is voor de direct betrokkenen een "voortdurende zorg". Op beleidsmatig niveau wordt er echter nog weinig aandacht aan besteed.

Oorzaken

De klachten over het huiswerk zijn zo veelvuldig en van zo'n grote invloed op het leerproces en het welbevinden van leerlingen en docenten, dat het de moeite loont om eens goed na te denken over de oorzaken van het huiswerkprobleem.

Om enigszins gericht te kunnen werken is het zinvol enkele groepen variabelen te onderscheiden. Achtereenvolgens wil ik - zij het kort en voornamelijk in indicatieve zin - de volgende variabelen noemen, die van invloed zijn op het huiswerkprobleem:

a. de onderwijsfilosofie b. de didactische invalshoek c. de leerlingkenmerken d. de maatschappelijke context

Deze variabelen zijn elk afzonderlijK maar logischenwijze vooral in combinatie van grote invloed op het huiswerkrendement.

a. de onderwijsfilosofie

Op het eerste gezicht staat een dergelijk begrip veraf van een zo normaal gegeven als huiswerk. Toch dienen we ons daarop niet te verkijken. Het is het impliciete geheel aan ideeën, wensen over het onderwijs dat voor een niet onbelangrijk deel ons praktisch handelen bepaalt. De aloude vraag: "Wat willen we bereiken met ons ondenwijs? " wordt zeker niet eenduidig beantwoord. Hoezeer ook cultureel bepaald, in algemene zin beogen we altijd een of andere vorm van opleiding en vorming van jongeren. De divergerende ondenwijsdoelen bemoeilijken het vaststellen van een goede strategie om die doelen te bereiken. En daarmee wordt de vereiste inspanning ter discussie gesteld.

Wanneer het onderwijsdoel met name gevonden wordt in de cognitieve ontwikkeling van de jongeren, zullen de gevraagde inspanningen op dit terrein geleverd moeten worden. In die visie waarin men een brede algemene vorming voorstaat, gelden weer andere vereisten; in ieder geval betekent dat minder traditioneel huiswerk.

Een onderwijsfilosofie die zowel een hoog scholingsniveau als een pedagogische benadering van jongeren omvat, roept uit de aard der zaak problemen op.

Die situatie nu is kenmerkend voor deze tijd. Zonder daar nu verder op in te gaan, moet gesteld worden dat het tegelijkertijd stellen van strikte leerstofeisen en een duidelijke aandacht voor het zich ontwikkelende kind een spanningsveld oproept.

De keuze is echter niet of/of. Het onderwijs wil naar vermogen aan beide facetten recht doen. Terecht, t^aar dient dan wel de daaraan verbonden lasten te dragen. En een van die lasten is het huiswerkprobleem.

b. de didactisctie invalstioek

Met name mevr. Neuwahl is hier vrij uitvoerig op ingegaan'). In een ander verband heb ik daar al eens eerder op gewezen. Kort samengevat komt het hier op neen

1. de aanbieding van het huiswerk is vaak verre van optimaal: tijdstip is weinig gelukkig, soms als de bel al gegaan is;

2. de toelichting bij het huiswerk ontbreekt nogal eens. Wat er precies vereist wordt, zegt men meestal niet. Dat kan in de regel bij de leerlingen wel bekend zijn, maar wordt zo algemeen ervaren, dat veel leerlingen er weinig op uit doen.

3. veel huiswerk draagt een weinig stimulerend karakter. Het omvat slechts stamp-, maakof oefenwerk. Dat motiveert niet direct.

De reeds eerder vermelde tekorten in de huiswerkdidactiek door De Klerk wijzen in dezelfde richting. Wat pregnant opgemerkt: nemen docenten zelf het huiswerk wel voldoende serieus? Een uitspraak die tegenspraak uitlokt! Toch zullen velen moeten toegeven dat het geschetste beeld redelijk werkelijkheidsgetrouw is. Als docenten tamelijk nonchalant met het huiswerk omspringen, wat mag je dan van leerlingen verwachten?

c. de leerlingenkenmerken

Uit de praktijk en nog eens bevestigd door onderzoeken blijkt dat tamelijk veel leerlingen last hebben van concentratie- en motivatieproblemen. Dat valt op school goed te onderkennen en geldt in versterkte mate in de thuissituatie waarin het huiswerk gemaakt moet worden. Iedereen kent wel de algemene, sterk generaliserende, kenmerken van onze leerlingen:

- vluchtige belangstelling - snel afgeleid - geneigd tot veel praten - onrustig en ongeduldig enz.

Wat moetje gegeven deze "kenmerken" van het huiswerk venwachten? Een matige prestatie - en die wordt inderdaad veelvuldig geleverd! - is dan al niet onaardig.

Natuurlijk zijn niet alle leerlingen hiermee getypeerd, maar toch geldt dit beeld voor zeer velen. En daarmee blijft de kwaliteit van het huiswerk en dus van het onderwijs onder de maat.

d de maatschappelijke context

Hoewel het verband tussen leerlingen en de vage zeer brede algemene context waarbinnen het onderwijs werkzaam is niet eenduidig is, en door sommigen ook nauwelijks aangegeven wordt, is m.i. deze variabele van grote betekenis. De verschillen in maatschappelijke waardering van zaken als werken, leren, je inspanningen getroosten zijn groot.

Dat op dit moment de positieve waardering voor actieve mensen de overhand heeft, laat onverlet dat in het opvoedingsklimaat nog forse restanten van de veel "socialere" houding uit de jaren '60 en 70 aantoonbaar zijn. Van daaruit is de discrepantie tussen traditie en momentane houding aantoonbaar. Ouders verkeren daardoor vaak in een moeilijke positie. Wat mag je nu van jouw kind eisen? Een en ander wordt nog aanmerkelijk moeilijker door de vigerende mening van het utilistisch denken. Belangrijk is slechts datgene wat aantoonbaar nut heeft. Dat valt ook te lezen in huiswerkonderzoeken: "Maak leerlingen duidelijk waarom ze dat moeten leren".

De prestatiegerichtheid is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Dat wil evenwel niet zeggen dat het totaal aan milieufactoren een beter leefklimaat heeft gebracht.

De bovengenoemde variabelen verklaren een zeer groot deel van het huiswerkprobleem. Gegeven de grote verscheidenheid is toetsing in dezen nauwelijks mogelijk.

Veel belangrijker is echter de vraag: heeft de school mogelijkheden om daarin veranderingen, verbeteringen aan te brengen? Slechts ten dele.

Het veranderen of verbeteren van een "philosophy education" geschiedt niet van de ene op de andere dag. De maatschappelijke context dienen we min of meer als gegeven/opgelegd te beschouwen.

Aan leerlingenkenmerken kunnen we ook al niet zo erg veel doen. En docenten, die hebben het al zo druk. Maar daarmee is zeker niet alles gezegd. Het blijkt immers dat er grote verschillen bestaan in huiswerkgedrag, zowel ta.v. leerlingen als docenten. Verschillen die gedeeltelijk vakgebonden zijn, maar voor een ander deel samenhangen met de visie op ondenwijs. Die verschillen blijken o.m. in de verschillende functies die aan het huiswerk toegekend worden.

Op de vraag "Waarom huiswerk? " wordt een grote verscheidenheid aan antwoorden gegeven (zie Neuwahl).

Simons noemt de volgende vier functies:

- controle op werk dat leerlingen zelfstandig moeten kunnen uitvoeren

- compensatie voor het feit dat de scholen niet overal aandacht aan besteden

- didactisch: het bevorderen van leerprocessen, waarbij tegemoet wordt gekomen aan de individuele verschillen, aan de noodzaak tot verwerking van leerstof.

- pedagogisch: hierbij wordt beoogd de leerlingen zelfstandig te leren werken, verantwoordelijkheid te dragen enz.

Om met name de twee laatste functies te venwezenlijken, is een gericht beleid nodig. Dat beleid moet wel gedragen worden door degenen die het nauwst bij het huiswerk betrokken zijn. Centraal in de lezenswaardige bijdrage van Simons staat het zelfstandig leren.

De taak van de docent in dezen is:

- het leren moet worden voorbereid, doelen gesteld, werkvormen geboden;

- de zorg voor de leerstof blijkt niet slechts uit de informatie-overdracht, maar zeker ook uit de aanwijzigingen die daarbij gegeven worden aan leerlingen, zodat deze zich de stof goed eigen kunnen maken;

- leren moet worden gereguleerd. Worden de gestelde doelen bereikt? ;

- er moet feedback worden gegeven en beoordeeld. Het laatste ligt voor de hand, het eerste dat o.m. betrekking heeft op het werk van individuele leerlingen (en de daarbij optredende fouten) wat minder;

- de concentratie en motivatie moet worden vastgehouden.

Deze belangrijke taken betreffen meer dan het huiswerk in wezen gaat het daarbij over het gehele lesgebeuren. Maar door deze facetten in dit verband voor het voetlicht te halen, wordt een kader geboden waarin de docent enerzijds wat aanbiedt (leerstof, studiemethoden, evaluatie enz.) en anderzijds ook wat terug mag vragen.

De leerlingen moeten om tot prestaties in staat te zijn beschikken over een aantal fundamentele zaken:

- studievaardigheden - studieplanning - bereidheid aanwijzingen op te volgen - zichzelf kunnen controleren,

kortom: een leergedrag wat als volgt wordt aangeduid: "Effectief leren is actief, cumulatief, constructief en doelgericht".

De belangrijkste functie van het huiswerk is dan ook de pedagogische functie: leerlingen leren zelfstandig en taakgericht te werken. Als dat niet lukt heeft de andere functie - leerstofverwerving en - verwerking - minder zin. Dan blijven alle negatieve gevoelens en ervaringen aanwezig.

Het door Simons genoemde beleid bestaat uit de volgende onderdelen:

a. integratie van het huiswerk in de school; b. integratie van de studievaardigheidstraining in de vaklessen; c. expliciete gerichtheid op het zelfstandig leren en werken en d. groter nadruk op het actief en zelfstandig leren en werken, met name via integratie en toepassingsactiviteiten, in de gewone lessen.

Het huiswerk afschaffen zou door veel leerlingen met gejuich begroet worden. Helaas wordt het ondenwijs daar niet beter van.

De effectiviteit van het huiswerk verhogen, verdient daarom alle aandacht.

Literatuur

1. Huiswerkbeleid van scholen en de huiswerkaanpak van leerlingen, SVO-onderzoeK KUB, 1988. 2. Huiswerkbeleid, onder redaktie van Prof. dr LF.W. de Klerk, Heerlen 1988. 3. Huiswerkbeleid van scholen, pag. 75. 4. Huiswerkbeleid van scholen, pag. 27. 5. Huiswerk en de kwaliteit van het onderwijs bezien vanuit de onderwijspsychologie, zie 1 pag. 18. 6. zie 2, pag. 72 7. N.M.W. Neuwahl (o.a.). Concentratieproblemen bij het maken van huiswerk, 1983. a DRS, jan. 1988 pag. 35-43. 9. Leren doen ze zelf, P.R.J. Simons - zie 2, pag. 75.

W.P. van Kempen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Zullen we het huiswerk maar afschaffen?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's