Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De teloorgang van de organist

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De teloorgang van de organist

Peter Eilander: „De beheerders van de orgels zijn vaak veel te krampachtig

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het conservatorium van Arnhem wordt al geen orgel meer gedoceerd, voor scribas in de PKN is het soms een toer om speelbeurten vervuld te krijgen, orgelleraren maken benauwde tijden mee. Wanneer sluit de laatste organist de speeltafel af?

De situatie kan Reinoud Egberts, cantor-organist in Doesburg, wel eens benauwen. Hij is inmiddels de zestig gepasseerd, zijn vervanger is 68. Valt het tweetal weg, dan is de PKN-gemeente van Doesburg aangewezen op amateurs. Waarmee de begeleiding in de eredienst fors aan kwaliteit inlevert.
En dat is niet het enige, verzekert Egberts. „Een vakmusicus doet meer dan de gemeentezang begeleiden. Net als veel beroeps-vakgenoten ben ik intensief bezig met een concertpraktijk. Ik heb veel contacten in de wereld van de kerkmuziek, daar vaart zon praktijk wel bij. De instrumenten die ik bespeel, staan alle drie op de monumentenlijst. Ze hebben adequaat toezicht nodig en zo nu en dan een beetje onderhoud. Daarvoor heb ik een opleiding gehad. Je kunt daar geen amateur voor vragen.
Naast zijn functie in Doesburg is de cantor-organist beleidsmedewerker kerkmuziek van de Protestantse Kerk in Nederland. In die functie organiseert hij onder meer cursussen voor amateur-organisten. Niet lang meer, want zijn plaats wordt weggesaneerd, vanwege noodzakelijke bezuinigingen.

Uit beeld
Door zijn post bij de PKN weet Egberts als geen ander hoe de vlag erbij hangt in de wereld van de kerkmuziek. Kerkenraden en kerkvoogdijen worden geconfronteerd met de realiteit van een afnemend aantal kerkmusici. „Ik krijg regelmatig de vraag: Wij zoeken een organist, hebben jullie er nog een paar. Die heb ik dus niet.
Om de omvang van het probleem goed in beeld te krijgen, lieten het Bureau Kerkmuziek van de Protestantse Kerk, de Interkerkelijke Stichting Opleiding Kerkmuziek en Kunstfactor (voor de ontwikkeling en promotie van amateurkunst) gericht onderzoek doen. De uitslag (zie kader) verbaasde Egberts niet. Voor menige scriba is het nu reeds een toer om alle speelbeurten vervuld te krijgen. „Door concessies te doen aan de kwaliteit, lukt het uiteindelijk wel, maar over tien jaar hebben we door de vergrijzing van de organisten een structureel probleem.
De problematiek speelt volgens de beleidsmedewerker van de Protestantse Kerk het sterkst in gemeenten waar van een goede bemensing van het orgel geen beleidspunt is gemaakt. „De kerkmuziek staat in het algemeen niet hoog op de agenda van kerkenraden. De meeste aankomende kerkmusici komen uit het behoudende deel van de kerk. Elders tiert de praiseband welig. „Dat is op zich prima. Het orgel heeft in de kerk niet het alleenrecht, ik vind het wel jammer als het volledig uit beeld verdwijnt.

Verschraling
De degradatie van het orgel verklaart Egberts in de eerste plaats uit de ontkerkelijking. Tweede oorzaak is de afnemende belangstelling voor muziek als hobby. „Kinderen groeien op in een wereld waarin de computer een dominante rol speelt, en waar een groot aanbod is aan activiteiten die ze allemaal af moeten hollen. In Doesburg heb ik jarenlang een bloeiende kindercantorij gehad. Vandaag lukt het amper meer om die in stand te houden.
Een derde reden is het slechte voorbeeld. „Wil je jongeren interesseren voor orgelmuziek, dan moeten ze die in optimale vorm te horen krijgen. In gemeenten met een welwillende amateur die de gemeente fatsoenlijk begeleidt maar ook niet meer dan dat, wordt de jeugd niet geprikkeld dat instrument te gaan bespelen.
De Nederlandse conservatoria tellen momenteel gezamenlijk vijftig orgelstudenten. „Toen ik in de jaren zeventig studeerde, waren we alleen in Arnhem met zn vijftigen. Het is alweer beter dan het geweest is. We hebben op een jaargemiddelde van dertig gezeten. De geringe belangstelling heeft volgens Egberts niet alleen te maken met de afnemende populariteit van het orgel. Zeker zo belangrijk is het magere beroepsperspectief, mede door de verschraling van de opleiding. „Ik studeerde orgel, kerkmuziek, koordirectie, orkestdirectie en schoolmuziek. In totaal ruim zeven jaar. Nu moet je binnen vier jaar weg wezen.

Psalmzangdagen
Peter Eilander, een van de drie beroepsorganisten van de hervormd-gereformeerde Eben Haëzerkerk in Apeldoorn, studeerde nog net in de goede tijd af. Toch gaat de malaise ook hem niet voorbij. De private muziekschool in Holten, waaraan hij met een collega leiding geeft, heeft momenteel geen enkele orgelleerling. „Gitaar is nu enorm populair. Ook voor keyboard is behoorlijk wat belangstelling. Het orgel is niet meer geliefd, al is de situatie in de gereformeerde gezindte gelukkig nog wat beter.
Het gebrek aan leerlingen in Holten wordt bij Eilander gecompenseerd door een bloeiende privé-praktijk voor gevorderde organisten, die zich onder zijn leiding verder bekwamen. Hij heeft daarvoor het Steendam-orgel in de Eben Haëzerkerk ter beschikking.
Veelzeggend is dat de leerlingen uit het hele land komen. Van Veendam tot IJmuiden, van Puttershoek tot Hardenberg. „Een aantal leerlingen heeft bij Jan Bonefaas gestudeerd, maar Bonefaas is niet meer. Hetzelfde geldt voor Frans van Tilburg en de zonen van Jan Zwart. De jongere generatie organisten heeft in het algemeen weinig met de traditie van Zwart en Feike Asma. Ik heb daarin wel wat naam opgebouwd, onder meer door de Psalmzangdagen. Veel van mijn leerlingen zijn al jaren actief als kerkorganist. De oudste is 67.

Stoffig
Het gebrek aan interesse voor orgelmuziek onder jongeren is in de optiek van Eilander voor een deel te wijten aan de houding van kerkenraden, kerkvoogdijen en organisten. „De beheerders van de orgels zijn vaak veel te krampachtig. Niemand mag erop. In Vaassen, waar ik opgroeide, zat het orgel van de hervormde dorpskerk altijd op slot. Dat was heilig. In Kampen ontdekte ik dat het ook anders kan. Op zaterdagmiddag had ik in de Burgwalkerk les bij Piet Zwart. Daarna ging het op een holletje naar de Bovenkerk, waar Willem-Hendrik zat te spelen. Ik kon zo doorlopen naar boven. Als hij me zag staan, zei hij soms: Ik heb zin in koffie, neem jij het even van me over. Dan zat ik ineens achter het klavier. Dat stimuleert gewéldig, het enthousiasmeren van die lui vergeet ik nooit meer.
De reformatorische organist ziet ook een taak weggelegd voor de ouders in de gereformeerde gezindte. „Als ik op zondag bij de kerk kom, hoor ik uit veel autos die opengaan muziek van Elly en Rikkert. Dan kan ik voor de dienst spelen wat ik wil, in de oren van de jeugd ben ik altijd stoffig.

Opwekkingsliederen
Voor Reinoud Egberts blijft het orgel hét instrument voor de begeleiding van de samenzang. „Een blaasinstrument leent zich daarvoor het best. Dat betekent dat de zang ook heel goed kan worden begeleid door een groep koperblazers, maar dat vergt vakmanschap en een goede dirigent. De piano, een slaginstrument, is minder geschikt.
Peter Eilander, behalve organist een verdienstelijke pianist, deelt die mening. „De wind door de pijpen mengt heel goed met de stemmen van de zangers. Met een piano of een vleugel is dat veel lastiger. Die zijn overigens wel geschikt voor de begeleiding van het vrije lied met een vlotte cadans. Het orgel gedijt niet bij de meeste opwekkingsliedjes. In gereformeerd vrijgemaakte kring zijn de opwekkingsliederen in de eredienst momenteel enorm in opkomst. In hervormd-gereformeerde kring zitten ze nog net onder de oppervlakte, maar ik verwacht dat ook daar het zingen van de psalmen over één generatie over en uit is.
De Apeldoornse organist is niet gelukkig met die ontwikkeling. „Onze gemeente heeft de stap gezet van iso-ritmisch naar ritmisch zingen. Je kunt van smaak verschillen, principieel valt daar weinig tegenin te brengen. Maar de overgang van psalmen naar opwekkingsliederen is voor mij van een heel andere orde.

Concerten
Zon veertig keer per jaar verzorgt Eilander zelf orgelconcerten, daarnaast organiseert hij concertreeksen. De belangstelling daarvoor nam geleidelijk af. „Driehonderd bezoekers is nu wel zon beetje de top. Vijftien komt ook voor.
Bij alle treurnis ziet hij één lichtpuntje. „De mensen dié er zitten, doe je een enorm plezier. Men is enthousiast over het orgel, over het repertoire dat gespeeld wordt, over de manier waarop gespeeld wordt. De meelopers zijn weggefilterd, nu komen alleen de echte liefhebbers. Wat schiet je ermee op als er vijfhonderd mensen zitten die niet anders doen dan kletsen en rollen King doorgeven.
Voor de verdere toekomst is de organist somber gestemd. „Niet alleen vanwege de afname van het aantal orgelliefhebbers, maar ook door de slechte economische vooruitzichten voor de kerkmusicus. „Ik heb in mijn lespraktijk zeer getalenteerde leerlingen gehad, die me vroegen of ze naar het conservatorium zouden gaan. Met pijn in het hart heb ik het hen ontraden. Ik ben in de goede tijd gestart en kan me aardig redden, maar als je nu begint moet je er iets bij doen. Anders trek je het niet, zeker niet met een gezin.


Mooie orgels, lege orgelbanken
Het rapport Kerkmusici en kerkmuzikale praktijken PKN, opgesteld door het onderzoeksbureau Kaski, maakt liefhebbers van kerkmuziek binnen de Protestantse Kerk in Nederland niet vrolijk. Van de naar schatting 4000 kerkmusici in het kerkverband (700 professionals en 3300 amateurs) is bijna de helft 55 jaar of ouder. Van de amateurs heeft slechts 16 procent een formele arbeidsovereenkomst, bij de professionals is dat 56 procent. De vergoeding voor het begeleiden van de eredienst is doorgaans zeer bescheiden.
Het goede nieuws is dat het overgrote deel van de organisten tevreden is over het contact met predikant en kerkenraad. Ook over de kwaliteit van het orgel oordelen de meeste organisten positief. Zaak is nu hun aantal te vergroten. Anders heeft de Protestantse Kerk in Nederland over 25 jaar een collectie keurige orgels die niemand kan bespelen.


Conservatoriumdocent Harm Jansen: „Je kunt in de kerkmuziek bijna geen bestaan meer opbouwen
De tijd dat Harm Jansen in Zwolle verdronk in het werk, is voorbij. Het aantal orgelstudenten aan het Zwolse conservatorium is gedaald tot vier. „De kerk is niet meer in, het orgel is niet meer in, het beroep van organist kreeg een duf, suffig imago.

Sinds 1974 doceert Harm Jansen (56) orgel aan het conservatorium van Zwolle. Het jaar na zijn aantreden had hij al twintig studenten. In 1977 werden twee nieuwe collegas benoemd, vanwege de gestage aanwas. „Het aantal orgelstudenten groeide in die jaren enorm. Dat was niet alleen in Zwolle het geval, maar ook in Arnhem. Landelijk waren het er ettelijke honderden. Eigenlijk te veel. Ze drukten elkaar uit de markt.
Het klinkt anno 2008 als een sprookje. Vandaag heeft de begaafde musicus uit Hattem twee studenten, zijn collega ook twee. Elders is het niet beter. Aan de negen conservatoria waar orgel wordt gedoceerd, studeren vijftig studenten. Nog geen zes per conservatorium. „Een behoorlijk deel daarvan zijn buitenlanders die hier een masterclass volgen. Ik heb er een uit Guatemala. Die heeft zich inmiddels in Nederland gevestigd, maar de meesten keren terug naar hun eigen land. Hetzelfde zie je in Duitsland. In Hamburg studeren veel Japanners en Koreanen.

Was er sprake van een geleidelijke neergang of verliep die sprongsgewijs?
„1985 was voor mij het topjaar. De hoos die halverwege de jaren zeventig binnenkwam, studeerde toen af. Getalenteerde studenten kregen destijds nog wat langer de tijd om te rijpen. Na 1985 begon de daling

Waardoor?
„Het orgel is gelinkt aan de kerk. In veel kerkelijke gezinnen stond een harmonium. Die vanzelfsprekendheid is voorbij. De kerk is niet meer in, het orgel is niet meer in, het beroep van organist kreeg een duf, suffig imago. Ik heb het gevoel dat we het dieptepunt nu zijn gepasseerd en dat mensen gaan beseffen: Dit is een doorgeslagen reactie. Wat dat betreft ben ik niet puur pessimistisch. Er is ook sprake van een golfbeweging. In de achterliggende tijd is er een geweldige hoos geweest van pianisten, cellisten en niet te vergeten vrouwelijke bespelers van de dwarsfluit: het Berdien-Steinberg effect. Die hoos is nu voorbij, het orgel trekt weer wat aan. Wel moet ik zeggen dat de belangstelling voor klassieke muziek aan alle conservatoria afneemt.

In Arnhem wordt geen orgel meer gedoceerd, zullen andere conservatoria volgen?
„Dat weet ik niet. Een vak dat zo oud is, zet je niet zomaar overboord. Je hebt ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de instrumenten, de literatuur en de historie. Er is in de loop der eeuwen geweldig veel kerkmuziek gecomponeerd.

Hoe beoordeelt u het feit dat steeds meer kerken het orgel inwisselen voor de piano of een combo?
„Ik heb niks met dat soort muziek, maar je kunt niet zeggen dat een orgel hét instrument voor de kerk is. Hoewel het gebruik ervan wel voor de hand ligt in een grote gemeente, omdat het een draagkracht heeft die geen ander instrument bezit.

Hoe is de staat van de oude orgels?
„Vrijwel alle monumentale orgels zijn in de achterliggende decennia prachtig gerestaureerd. Des te wranger is het dat op een deel van die instrumenten zelden wordt gespeeld. Omdat er geen organisten zijn. Je kunt in de kerkmuziek bijna geen bestaan meer opbouwen. Tenzij je een partner zoekt die goed verdient, maar dat lijkt me geen juist uitgangspunt.

Brengen de conservatoria het orgel voldoende voor het voetlicht?
„Dat zou wel wat meer mogen gebeuren. Het probleem is dat de directie vaak niet zo veel met orgel heeft. In mijn tijd waren de meeste directeuren voormalige kerkorganisten en koordirigenten. Aan het conservatorium werd heel veel gezongen, onder leiding van de directeur of de adjunct-directeur. Dat is allemaal afgeschaft. Vandaag is de leiding in handen van managers, die vooral met een zakelijke blik kijken. Dat komt de promotie van het orgel niet ten goede. Tegelijk besef ik dat de invloed van de conservatoria beperkt is. Het begint met kinderen die thuis en in de kerkelijke gemeente worden gestimuleerd om een instrument te gaan bespelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 maart 2008

Terdege | 108 Pagina's

De teloorgang van de organist

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 maart 2008

Terdege | 108 Pagina's