Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJNA VERSLONDEN EN TOCH BEHOUDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJNA VERSLONDEN EN TOCH BEHOUDEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Sara bleef den ganschen dag in denzelfden ootmoedigen, genaderijken toestand. En terwijl zij daar zoo liefelijk nederlag, slechts roemende in vrije genade, gaf de Heere haar het gehoor en het gezicht beide weder, zoodat ze hare moeder en haren broeder zag en hoorde en tot den laatste zeide, nadat zij den Heere luide voor hen ge beden had: “Gezegend zij Jozef van den Heere! Door de goedgunstigheid Desgenen, Die in den braambosch woonde, kome de zegening op het hoofd van Jozef en op den schedel des afgezonderden van zijne broederen.”

Toen zij zich tot aan den avond alzoo had bezig gehouden, werden haar het gehoor en het gezicht weder benomen en lag ze twee dagen stil, terwijl het merkbaar was, dat zij in gemeenschap verkeerde met haren Heiland, Die de ware ruste is voor Zijn volk. Den nacht, die daarna volgde, scheen haar einde nabij en sprak ze te midden harer benauwdheid naar het lichaam: “Geef mij water; geef mij vrijwillig water. Christus heeft mij vrijwillig geloof gegeven en de liefde vrijwillig en de vrucht in Hemzelven.” En gedronken hebbende, ging zij aldus voort: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Wij verblijden ons in Hem, omdat Hij Zich eerst in ons verblijd heeft. Wij begeerden Hem, omdat Hij ons eerst begeerd heeft. Ik kon niet gelooven, dat ik zalig zoude worden, maar nu! of er ook menschen en duivelen voor mij stonden en mij zouden zeggen, dat ik niet zalig zou worden, ik zou ze niet gelooven, want ik zie Hem, Die onzichtbaar is; ik beschouw Hem, Dien ik doorstoken heb, en ik drage rouw over Hem. Hebt gij Hem niet lief? Indien gij Hem zaagt, zooals ik Hem zie, gij zoudt u over Hem verwonderen. Een blik van Hem zoude gansche volkeren voldoen. Een blik van Hem is heerlijker dan de gansche wereld.”

Daarna verzocht zij nogmaals water om hare oogen te wasschen en zeide ze: “Nu de Heere mijne geestelijke oogen geopend heeft, zou Hij nu mijn natuurlijke oogen ook niet openen? Ik heb mijnen hemelschen Jozef gezien, zou ik dan mijnen aardschen Jozef niet zien mogen?” Daarna sprak ze zeer liefelijk tot haren broeder en verhaalde hem van den rijkdom der genade, die in Christus is, en haar mond vloeide over van den lof van Hem, Die voor den grootsten der zondaren Zichzelven gegeven heeft. Waarop zij hem een omstandig verhaal deed in welken staat zij verkeerd had, en met een gelaat, waarop ootmoed te lezen stond, zeide ze onder anderen het volgende: “Ik was op den rand van de hel, maar de Heere Jezus trok mij terug, en hoe zou ik nu anders dan Hem liefhebben? Hij kwam voor ongehoorzamen, onheiligen en ondankbaren, voor murmureerders en rebellen, zooals ik geweest ben. Indien iemand gezien en gevoeld had wat ik gezien en gevoeld heb, die zou zich wel wachten om tegen God te murmureeren en tegen een moeder. Gij hebt nooit zoo tegen God en tegen uwe moeder gemurmureerd als ik gedaan heb. Daarom zeg ik het, opdat niemand vertwijfelen zou, daar ik nochtans genade gevonden heb.

Haar broeder verzocht haar, dat ze beproeven zou om iets te gebruiken, waarop ze antwoordde: “Ik kan niet; ik heb wat ik begeerde; ik heb een gekruisten Christus. Ik ben zóó vol van den Schepper, dat ik nu van het schepsel niets kan innemen. Ik ben vol van hemelsche Manna. Ik ben van den hoofdschedel af tot aan den voetzolen toe vol smart; doch laat de Heere met mij doen wat Hij wil; dat Hij mij opnemen in Zijn eeuwige ruste; ik ben tevreden; of laat Hij mij nog in dit dal der ellende: ik ben tevreden. Gij zijt een vrij Werkmeester, Heere! Gij werkt, wanneer Gij wilt en waar Gij wilt.” Voorts zeide zij: “Laat de Heere met mij doen wat Hij wil; indien Hij mij in de hel werpt, ik zal tevreden zijn, daar ik het verdiend heb. Nochtans weet ik, dat Zijne barmhartigheid mij zal houden in den dag des toorns.

De zonde, die de ziel van Christus afhoudt, is het ongeloof. Maar nu kan mij ook dat niet meer van Christus’ liefde scheiden, want ik heb het geloof ontvangen. Niets is er, dat onderscheid maakt tusschen mij en den duivel dan vrije genade, vrije genade! Hij heeft niet vergeten genadig te zijn; Hij heeft niet vergeten barmhartig te zijn; en hoewel ik dikwijls gezegd heb, dat Hij het had vergeten, zoo is het nochtans zoo niet.”

Daarna vraagde ze naar de personen, die haar gedurende hare zielsangsten hadden bijgestaan, en zeide: “Zij hebben den Heere voor mij gezocht: vraag hun, dat ze nu den Heere met mij loven en grootmaken.”

Toen ze bij haar kwamen, lag ze zonder te spreken en scheen ze genoeg te hebben aan haren Goel. Zoo lag ze weder twee dagen, waarna ze water begeerde, en na een weinig daarvan gedronken te hebben, hervatte ze aldus: “God is een hoog vertrek en een schild in benauwdheid. Hij heeft mij gewroken op mijnen vijand, den duivel, die gemeend had zich op mij te zullen wreken, en ik dacht, dat het hem zou gelukt zijn, maar de Heere heeft mij op hem gewroken. Zal de onrechtvaardige rechter recht doen, en zal dan de rechtvaardigen Rechter geen recht doen? Ja duizendmaal meer. Welgelukzalig is het volk, dat den God Jakobs tot zijne hulp heeft en wiens sterkte is in den Heere, zijnen God. Ziet, de Heere zal komen met een sterke hand. Hij zal de kudde weiden als een Herder. Hij zal Zijne lammeren in Zijnen schoot dragen. Ik heb u gedragen van den buik aan en opgenomen van de baarmoeder af. En tot uwen ouderdom zal ik Dezelfde zijn, ja, ja tot de grijzigheid zal Ik ulieden dragen. Ik zal Hem verbeiden, die Zijn aangezicht verbergt voor den huize Jacobs, en nochtans was het Zijn volk. Gij zijt het waardig, Heere! dat men U verwacht. Wanneer ook iemand van zijn geboortedag af tot op den dag zijns doods gewacht had, o! één blik van Zijn vriendelijk aangezicht is alles waard. O! dat hij, die in de duisternis wandelt en geen licht heeft, vertrouwe op den Naam des Heeren en steune op Zijnen God.”

Er kwamen gedurig vrienden bij haar, die, de een al meer dan de ander, begeerig waren, om het wonder van Gods vrije genade te zien en te hooren, terwijl allen zeer verkwikt en vertroost werden door hetgeen ze van haar hoorden. Eens waren er verscheidenen bij elkander, toen zij aldus aanving: “O! maakt den Heere met mij groot, want Hij heeft mij verlost van al mijne vreezen, niet van één maar van alle. Hij heeft aangezien den nederigen en snooden staat van Zijne dienstmaagd. Ik verheuge mij in Hem; ik drage rouw over Hem, Dien ik doorstoken heb.”

De tijd zou ons ontbreken, indien wij zouden voortgaan om al de woorden op te schrijven, die haar uit den mond vloeiden; het waren stroomen des levenden waters. Nog geruimen tijd is zij zwak naar het lichaam gebleven en was tot in de maand September steeds bedlegerig. Nochtans, hare sponde was en bleef een predikstoel, en vele zielen, die onder aanvechting en in zielsbenauwdheid verkeerden, vonden bij haar sterkte bij het hooren van haren zwaren strijd. Verscheidene dezer gesprekken werden door den verhaler opgeteekend; ook is er nog een belangrijke brief aanwezig, vol zoete vertroosting in licht en vrijheid aan haren waarden medebroeder in het lijden. Zij heeft dezen brief nagelaten en er bijgevoegd om welke reden zij zulks gedaan heeft. Zij laat zich daaromtrent in dezer voege in geschrifte uit: “Deze brief werd bewaard in hope, dat hij nuttig mocht zijn om den heiligen nieuwe oorzaak te geven, om Gods genade in mij te verheerlijken en arme, verslagene, verzochte zielen te doen hopen op Zijnen barmhartigheid, verwonderd zijnde over Zijne groote liefde, aan een verloren, zondigen worm bewezen, liggende nu bij mijn rechte verstand aan Jezus voeten, Die mij daartoe gebracht heeft, Wien alleen zij met verwondering alle lof, prijs en eere tot in der eeuwigheid. Amen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1952

The Banner of Truth | 16 Pagina's

BIJNA VERSLONDEN EN TOCH BEHOUDEN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1952

The Banner of Truth | 16 Pagina's