Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In groeiende stilte komt alles dichtbij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In groeiende stilte komt alles dichtbij

4 minuten leestijd

Het lezen van gedichten is iets waar je je verstand bij moet gebruiken, en niet iets waarbij je er maar op los kunt fantaseren, omdat het "toch maar een gevoelskwestie is." Wat de bedoeling van een gedicht is, wordt door de tekst en de lezer uitgemaakt, en alleen door hen, niet door de dichter.

Deze krachtige statements zijn van Kopland zelf. Ooit schreef een atheneumklas hem een brief, naar aanleiding van een proefwerk over een van zijn gedichten. Omdat er interpretatieverschillen waren tussen de klas en de leraar -die bovendien aan de interpretaties van de leerlingen een cijfer moest toekennen- meende de klas het verlossende (ant)woord bij de dichter zelf te kunnen halen. Dat viel tegen, want Kopland verwees hen naar zijn tekst, en naar niets anders: "De vraag moet zijn: wat lees ik, wat lees jij, wat is de waarschijnlijkste interpretatie, en daarmee basta." Je mag het als lezer dus zelf uitzoeken, mits je maar je verstand gebruikt.

"Onder de appelboom" komt uit de bundel "Onder het vee", Koplands eerste bundel, uit 1966. De dichter was toen 32 jaar. In 1968 verscheen "Het orgeltje van Yesterday". Als je deze vroege bundels doorbladert, valt het op hoe vaak hij bijbelse taal gebruikt en naar bijbelse gegevens verwijst.

In "Onder de appelboom" bespeurt de bijbellezer weinig bekends. Wel lees ik in de titel een eigentijdse variant op de oudtestamentische uitdrukking "onder je wijnstok en je vijgenboom zitten", als teken van opperste rust en vrede. Zoals de eigenzinnig-oprechte Nathanaël onder z'n vijgenboom zat, zo zit de ik op een avond onder z'n appelboom. Het zal zo half september zijn, een onverwacht zachte avond, maar er zijn al ganzen, dus de zomer is voorbij.

Kopland vertelt z'n verhaal met de hem typerende gewone toon en alledaagse woorden. Pas in de derde strofe is er emotie. De komende nacht doet de dingen van de dag verdwijnen. Elders in de bundel heeft Kopland het over overgaan "tot de wanorde van de dag." De avond en de nacht herstellen blijkbaar de juiste verhoudingen. Ze vervormen de wereld om ons heen en onze kijk erop. De zintuigen worden scherper, de dingen die er werkelijk toe doen, komen naar voren.

"Te mooi om waar te zijn"? Toch lijkt het me waar wat de dichter waarneemt. De vallende avond vaagt de afstand weg die er was tussen hem en zijn geliefde mensen en dingen. Hij heeft (weer) oog voor het speelgoed; de kinderen in het bad (en ongetwijfeld ook de "jij" uit de laatste strofe) zijn nu dichtbij, ondanks de afstand. Een mooie paradox geeft de groeiende stilte aan: horen dat het stil en leeg wordt, dankzij het horen van ganzenvleugels in de hemel.

Blijkbaar worden de stilte en de leegte hem al snel te veel. Isoleren ook zij hem van wat hem nabij en vertrouwd is, zoals eerder de dag dat deed? De "jij" komt als geroepen voor deze kwetsbare figuur. En dan is er mét de gevoelens en de gevoeligheden van de laatste strofe tegelijk ook de vleug ironie. Want is het eerst "iemand" die hem gezelschap komt houden, pas daarna is "jij" het. Hopelijk voor de dichter is ook het "zeldzaam/ zacht en dichtbij/ voor onze leeftijd" enigszins ironisch.

KADER

"ONDER DE APPELBOOM"

Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom

ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom

toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom

en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was

gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.

Rutger Kopland

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 16 augustus 1999

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

In groeiende stilte komt alles dichtbij

Bekijk de hele uitgave van maandag 16 augustus 1999

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's