Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Marrow Controversy.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Marrow Controversy.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De Marrow Controversy is een van de belangrijkste discussies over de reformatorische theologie geweest. In geen enkele discussie zijn er zulke belangrijke en pastorale zaken aan de orde geweest als in deze controverse in de Schotse kerk. Het betreft zaken die het hart van de gereformeerde theologie raken.

De Marrow Controversy was geen akademisch conflict, maar ging over zaken van het hart zoals: de plaats en de betekenis van de overtuiging, het evangelieaanbod en de verzoening, de boetvaardigheid en het geloof, het verband tussen het geloof en de zekerheid van het geloof, de heiligmaking en de plaats van de goede werken.

Er was in de kerk van Schotland verschil van inzicht omtrent wat behoort tot de Wet en wat behoort tot het Evangelie. Het zijn zaken, die tot op heden onderwerp van discussie zijn in de reformatorische kerken. Daarom is de Marrow Controversy één van de belangrijkste discussie op het terrein van de gereformeerde theologie. Bestudering van dit conflict geeft ons dan ook een onmisbaar inzicht in de praktische theologie.

De historische achtergrond

Het conflict, dat in de 17e eeuw de Schotse kerk beroerde, staat bekend als "The Marrow Controversy". Ik zal eerst iets zeggen over de geschiedenis van dit conflict. Daarna hopen we enkele praktische lessen uit dit alles te trekken.

The Marrow Controversy speelde zich afin de Schotse kerk in de jaren 1718-1723. Het conflict leidde tenslotte tot de eerste scheuring in de Schotse kerk in 1733.

De naam van het conflict is ontleend aan een boek, getiteld; "The Marrow of Modern Divinity" of "Het merg van de moderne godgeleerdheid". Met het woord "modern" werd dan de "nieuwe" leer of de leer van de Reformatie bedoeld. Het "Merg" was een betrekkelijk klein boek, geschreven door een zekere Edward Fisher, een ouderling en lekeprediker. Het boek werd voor het eerst in Engeland gepubliceerd in 1645. Er verschenen in vijf jaar zeven herdrukken van dit boek. Dit wijst op een grote belangstelling. Het boek is geschreven in de vorm van een dialoog tussen een jong christen, een predikant, een wettisch man en een antinomiaan. Het is een werk, dat voor het grootste deel steunt op aanhalingen van gereformeerde godgeleerden, zoals Calvijn, Beza, Ames, P. Martyr Vermigli, William Perkins, Richard Greenham, John Preston, Thomas Hooker, Thomas Goodwin en vele andere puriteinse theologen. Verder komen vele reformatorische catechismussen aan het woord en Maarten Luther als enige niet gereformeerde theoloog. Het zijn allemaal theologen, wier rechtzinnigheid boven alle twijfel is verheven.

De kerkelijke situatie

Hoe het komt, dat dit boek in Schotland de inzet is geworden van een discussie over de belangrijkste zaken van het Christendom? De oorzaak moeten we zoeken in het theologisch klimaat in de kerk van Schotland in het begin van de 18e eeuw. De Revolutie van 1689 had de Schotse kerk bevrijd van de tyrannie van de Roomse bisschoppen. Er was een eind gekomen aan de bloedige vervolgingen. Men kon nu beginnen aan de wederopbouw van de lang vervolgde en verdrukte kerk. De presbyteriaanse kerk in Schotland besteedde de eerste jaren na de Revolutie dan ook al haar energie aan het terugwinnen van het verloren terrein en het weerleggen van de argumenten van de weinige episcopaalse predikanten, die nog in de kerk waren overgebleven. Wat de leer betreft, bezat de Schotse presbyteriaanse kerk de reputatie van rechtzinnigheid. Zij was er trots op, in dit opzicht een voorbeeld te zijn voor alle gereformeerde kerken in de wereld. In Schotland duldde men geen ketterij. Er was in de Schotse kerk, in tegenstelling tot de kerk in Nederland, geen plaats voor mensen zoals Vorstius Arminius.

Het Antinomianisme, dat in Nederland de kerk zo beroerde, kreeg in Schotland geen voet aan de grond. De Westminister Confessie diende als de belijdenis van de Schotse presbyteriaanse kerk en iedere predikant moest deze onderschrijven. Zo vertoonde de Schotse kerk na de revolutie het gezicht van een stabiel en hecht calvinistisch bolwerk.

Toch was de Schotse kerk niet meer de levendige en krachtige kerk uit de dagen van de vervolging en de onderdrukking.

In de leer was men nog wel rechtzinnig, maar het leven des geloofs van de vorige generatie ontbrak.

James Eraser, een van de predikanten van voor de Reformatie, die gevangen had gezeten gedurende de vervolging, schrijft in zijn memoires, "dat onze godgeleerdheid veel veranderd is van wat het was in de tijd van de eerste hervormers"

Hij schrijft; dat hij in weinig predikanten van zijn tijd een evangelische geest ontdekte, dat de meeste predikers de twee verbonden verwarden en van een oudtestamentische geest waren, met weinig van Christus' heerlijkheid schijnende in hun prediking en hun geschriften.

Eraser schreef dit toe aan invloeden vanuit Engeland en vooral aan de invloed van Richard Baxter, wiens leerstellingen hij verafschuwde, omdat Baxter onder het deksel van een bestrijding van de Antinomianen, de weg van de werken invoerde als de weg der zaligheid.

Baxter is de grondlegger van het Neonomianisme (nieuwe wet). De aanhangers van die leer stellen, dat God in de plaats van de eis van volmaakte gehoorzaamheid aan de Wet van het werkverbond, nu in het genadeverebond berouw, verbetering van leven en het geloof eist. God onderhandelt nu op andere voorwaarden met de mens. Op grond daarvan schenkt de Heere de mens het eeuwige leven.

Comrie, die goed op de hoogte was met de kerkelijke situatie in Engeland en Schotland, zegt van de Baxterianen: "Om zich krachtig tegen de Antinomianen te stellen is er een nieuwe godgeleerdheid opgestaan, die de oude leer van de Hervorming heeft verlaten en een nieuwe leer in de kerk gebracht heeft, zeggende en lerende onder andere, dat Christus door Zijn lijden en sterven het genadeverbond verworven heeft; dat is, dat God door Christus' dood verzoend zijnde, met de uitverkorenen een genadeverbond opricht, waarin Hij de oude eis van de Wet, zoals die volmaakte gehoorzaamheid vordert en om de minste overtreding tot de tijdelijke, geestelijke en eeuwige straf verbindt, nu terzijde stellende en vernietigende, van ons eist geloof en bekering, als een geschiktmakende voorwaarde om ons te rechtvaardigen....En dat het geloof een geschiktmakende voorwaarde is, op grond waarvan God ons Zijn genade meedeelt en waardoor wij een recht ontvangen om de beloften ons toe te passen".(H.Cat.blz.63)

Comrie beschuldigt de neonomianen er van, dat zij het Evangelie tot een wet maakten. Dit is inderdaad een kernachtige samenvatting van hun leer. De mens moest de voorwaarden van het Evangelie vervullen en zou daarvoor als beloning het eeuwige leven ontvangen.

Zij spraken veel over "geschiktmakende genaden" en over "voorbereidingen voor het geloof'. Er waren zekere voorbereidingen aan de zijde van de mens nodig teneinde in Christus te mogen en te kunnen geloven. Die geschiktmakende genaden gaven een mens het recht op de toeëigening van de evangeliebeloften. Het Evangelie mocht alleen omhelsd worden door hen, die deze geschiktmakende genaden bezaten.

De zondaar moest zich vernederen en verbeteren voordat hij tot Christus komt. Vooral de heiliging van het leven was een "geschiktmakende genade". Deze maakte geschikt voor Jezus. Zo bestreed men het Antinomianisme. Althans, dit dacht men.

Ook de bekende Thomas Halyburton spreekt in zijn memoires over "een wettische manier van preken, die te veel de nadruk legde op de werken van de Wet".

Hij spreekt verder van "de onvruchtbaarheid en de vergeefsheid van de wettische, onevangelische redevoeringen" van de meeste predikanten kort na de Revolutie. En ook hij verhaalt andere dagen te hebben meegemaakt.

De observatie van de oude dominee Eraser en andere predikanten uit die tijd, was niet zonder grond.

In 1709 werd Daniël Williams, die een verdediger was van de leer van Baxter, door de leiders van de Schotse kerk vereerd met de doktorsgraad van de Universiteit te Edinburgh en Glasgow. Ook rees er verzet tegen de prediking van Thomas Boston en de Catechismus van Alexander Hamilton. Terwijl James Hog door de directeur van de Universiteit te St.Andrews aangevallen werd vanwege zijn te evangelische uitspraken.

Er heerste in het algemeen in de Schotse kerk een dorre rechtzinnigheid, waarin het leven van het voorgeslacht werd gemist. Wel zwoer men nog bij de Westminster Confessie. Men was zeer beducht voor het in Engeland heersende Antinomianisme en het uit Nederland afkomstige Remonstrantisme, maar verwelkomde de wettische opvattingen van Baxter.

Deze opvattingen hadden dan ook een schijn van rechtzinnigheid in zich, tegenover de zorgeloosheid van de Antinomianen en vrije wilsleer van de Arminianen.

Temidden van dit alles ontstond in de Schotse kerk een kleine groep van meer evangelische predikanten, die zich verzetten tegen de wettische prediking van hun tijd.

Zij bestonden, volgens Thomas Boston, uit mannen, die wel gegrond waren in de leer van de Westminster Confessie en gewoon waren elkander te helpen in de avondmaalsdiensten. Zij vormden geen echtte partij in de kerk. Zij hadden weinig kerkelijke macht. Geen van hen behoorde tot de kerkelijke leiders. Allen verwierpen de Abjuration oath. Door die eed erkende men de troonsopvolging van het engelse koningshuis en sprak men uit, dat deze vorst tot de engelse kerk moest behoren. Het oude koningshuis werd hiermee afgezworen. Hiertegen en vooral ook tegen de macht en bemoeienis van de "lords" in de beroeping van de predikanten, verzette zich deze groep predikanten. Zij beriepen zich op het Nationale verbond van 1638, waar het Presbyteriaanse kerkrecht was aanvaard. Dit maakte hen populair bij het gewone volk, dat de inlijving bij Engeland maar moeilijk kon verwerken. Zij verwierpen verder de macht van de synodes over het beroepen van predikanten. Maar wat hen vooral samenbond was een sterke beklemtoning van Gods vrije genade en een afwijzing van het wetticisme.

Oostkapelle,

ds.C. Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

De Marrow Controversy.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1991

De Saambinder | 12 Pagina's