Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DE NACHT EEN LICHT VOOR MIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DE NACHT EEN LICHT VOOR MIJ

TWEEDE BONDSDAGLEZING

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste vrienden, ik heb een heel persoonlijke vraag aan jullie: is de alwetendheid Gods in je leven al een troost geworden?

Ik ken zo'n man uit de Bijbel. Als Nathanaël door Filippus tot Jezus geleid wordt, maakt hij kennis met de troost van een alwetende God. Want als hij verwonderd vraagt aan de Heere Jezus: „Vanwaar kent Gij mij? ", hoort, hij hoe de Heere hem reeds kende in zijn verborgen bidvertrek: eer u Filippus riep, zag Ik u, daar gij onder de vijgeboom waart.

Hebben wij ook zo'n verborgen bidvertrek in ons leven?

Ook voor David is Gods alwetendheid tot een troost geworden. Hij doet daarop in Psalm 139 zelfs een beroep: Heere, Gij doorgrondt en kent mij.

Dat is de troost van Gods alwetendheid. Heere, Gij weet alles van mij af, er is niets voor Uw alwetendheid verborgen. En, Heere, daar ben ik blij om.

Beste vrienden, zo alleen kunnen wij zingen: in de grootste smarten, blijven onze harten, in de Heere gerust. Want de werkelijke troost van Gods alwetendheid past alleen bij de bittere smart van ons leven en bij de droefheid naar God. En nu heb ik weer een vraag aan jullie: wat is in jullie leven de grootste smart? Is dat misschien je eenzaamheid, je stille verdriet waar je met je beste vriend, met je vader en moeder niet over kunt of durft te praten? Is je verdriet misschien dat je gezakt bent voor een examen? Het is ook mogelijk dat je zit te staren op .de scherven van een gebroken geluk met een jongen of een meisje. Dat kan. En dat mag je ook allemaal aan de Heere vertellen. Maar toch, er kan een heel andere smart in het leven van een mens zijn. Is er bij jullie misschien smart omdat er een alwetend' God is, Die ziet tot op de bodem van je ziel? Is het je bitterste smart dat je geen kind van de Heere bent? Is de zonde tegen een goeddoend God je tot' smart geworden? Heb je verdriet omdat je zeggen moet: Heere ik ben U kwijt en dat is mijn eigen schuld?

Er zijn, naar ik hoop, ook hier jongeren die de Heere vrezen. Mogelijk hunkert je ziel met smachtend verlangen naar die vrede met God en om die onvoorstelbare blijdschap in Christus ook te mogen kennen.

We kunnen soms onder de prediking zitten als de ongelukkigste van de kerkgangers, maar dat er toch precies ver-

teld wordt, hoe het in ons hart ligt. We kunnen naar de, kerk gaan met verdriet over de zonde waarmee we de Heere bedroefd hebben. Maar in plaats van harde klappen die we verdiend hebben, kan onze ziel verrassend smelten onder de woorden van troost.

Hij troost mij met Zijn goddelijke alwetendheid, met zijn goddelijke liefde en gaat spreken in mijn hart. Want Ik weet de gedachten, die Ik over u heb, gedachten des vredes en niet des kwaads.

Aanbidding en verwondering

Als David in Psalm 139 terugziet op het wonder van Gods opzoekende liefde en trouw, blijft alleen aanbidding en, verwondering over. Als-hij ziet op God' zegt hij: daarom 0' God, hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten. Maar David kende ook een andere tijd in zijn leven. Want toen de duisternis in zijn hart ging lichten als een heldere dag, ontdekte de Heere hem aan zijn diepe schuld, aan de zwarte nacht van zijn verloren leven. Gods alwetendheid wordt dan voor de zondaar een doodschrik, want als Gods ontdekkende genade ons bekend maakt met Zijn rechtvaardigheid die de zonde moet straffen, worden wij gedagvaard voor Zijn rechterstoel, waar wij als een schuldige en bevende zondaar moeten verstommen.

Maar wat wordt het voor een schuldige zondaar groot en onbegrijpelijk dat diezelfde alwetendheid! Gods, die. hem eerst tot een doodsvreze wordt, nu verandert in geloofsverwondering. Die verwondering waarvan David zegt: Daarom o God, hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten. Want dat is de troost van Gods alwetendheid, dat Hij in de diepste nood van mijn ziel, mij heeft aangezien met een oog van Zijn eeuwige liefde. En dat Hij tot mij heeft gesproken: Ik heb je bij je naam geroepen, je bent nu voor eeuwig van Mij.

De Heere weet alle dingen

Werd het ooit de troo'st van Gods alwetendheid in je persoonlijke leven: Heere, U weet gelukkig alles van mij, . Zelfs voor mijn geboorte zag U mij al, toen kende U mij reeds, toen zorgde U voor mij. Toen ik gedragen werd onder het hart van mijn moeder, waakte U over mijn leven. Uw ogen, zegt David, hebben mijn ongevormde klomp gezien. Toen stond mijn hele leven, mijn verleden, mijn heden en mijn toekomst reeds beschreven in het boek van Uw eeuwige liefde. Heere U weet ook wat ik elke dag nodig heb.

We leven in een wereld vol dreigend oorlogsgevaar, waarin we bedreigd worden door atoomgeweld, een wereld waarvan de toekomst zo bang en onzeker is, een wereld vol bange geloofsworstelingen. Maar al treft mij 't felst verdriet, al zijn de raadselen en teleurstellingen in mijn leven groot, God is meerder dan mijn hart. Hij weet alle dingen. Hij heeft Zelf in Zijn Woord tot mij gezegd: Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en Mijn wegen zijn zoveel hoger dan uw wegen.

En als ik straks sterven ga, heb ik een troost die de wereld niet kent. Dan heb ik een troost die tegen alles opweegt wat van dit leven is. Een troost waarmee ik afscheid kan nemen van alles en ieder die mij lief en dierbaar is. Want sterven wordt voor mij eeuwig erven. Mijn wegnemen uit deze wereld wordt straks een opnemen in de eeuwige heerlijkheid. Dan wacht mij een onbevlekkelijke, onverwelkelijke en onverderfelijke erfenis.

Gods gedachten zijn ontelbaar

Die goddelijke gedachten over Zijn kinderen zijn zo machtig veel dat ze niet te tellen zijn. David zegt: Hoe machtig vele zijn haar sommen, zou ik ze tellen, harer is meerder dan het zand.

Je hebt misschien aan het strand wel eens een hand zand door je vingers laten glijden. Al die honderdduizenden zandkorreltjes glippen je zomaar tussen je vingers door. Ze zijn niet te tellen. Welnu, zegt David, zo zijn nu de gedachten van God, Die mijn leven kent en Wiens eigendom ik ben. Als wij aan Gods gedachten .denken, gaat het ons duizelen. We kunnen dan alleen in heilige aanbidding en verwondering uitroepen: Hoe groot, hoe vreselijk zijt Ge alom, uit Uw verheven heiligdom, aanbiddelijk Opperwezen.

Ik denk dan ook aan de oude kerkvader Augustinus. Hij wandelde eens langs het strand toen hij zo vol van gedachten over God was. Hij kon de raadselen van zijn leven niet ontknopen. Totdat zijn oog viel op een kind dat bij de zee een kuiltje groef. Het jochie liep heen en weer van het kuiltje naar het water. Met een schepje probeerde hij het kuiltje met zeewater vol te 'scheppen. Augustinus vroeg argeloos wat de bedoeling daarvan was. Wel, antwoordde het ventje, ik wil de grote zee voor het avond

wordt in het kuiltje scheppen. Bij Augustinus ging het licht op. Hij zag nu wat hij deed door te proberen de oneindige gedachten van God. tot de zijne te maken. Hij moest zeggen: God is groot en wij begrijpen Hem niet. De dichter heeft het begrepen toen hij zong: Wie is het die het onbepaald getal van Uw gedachten melden zal. Wat geest zo vlug, wat tong zo welbespraakt.

Jongens en meisjes, je denkt misschien dat die kostelijke gedachten van de Heere een grote troost zijn voor de jongeren die de Heere vrezen en voor ouderen die de Heere liefhebben. Maar dan denk je toch mis.

Gods gedachten over jou

Rechtvaardig had! de Heere ons allemaal kunnen laten verloren gaan. Is het dan geen kostelijke gedachte als we bedenken dat ook jullie nog zalig kunnen worden? Voor de wereld er was, was een drieënig God werkzaam met de eeuwige zaligheid van een verloren mensengeslacht, naar het verkiezend welbehagen van de Vader. Een kostelijke gedachte van onverdiende zaligheid voor een jongen of een meisje die voor een rechtvaardig God leerde buigen en met de tollenaar beleed: O God, wees mij zondaar genadig.

Maar de hemelbalsem die Christus bereidde op het kruis, heelt alle zondewonden. Zijn troost heelt alle 'smart. En als Zijn goddelijke handen vol ontferming ons eenmaal hebben aangegrepen, zeggen we met David: Word ik wakker, zo ben ik nog bij U. Eigenlijk wil dit zeggen: Heere, ik ben altijd met U bezig. Nooit bent U uit mijn gedachten. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan. Gij kent van verre mijn gedachten. Al mijn wegen zijn bij U bekend.

Beste vrienden, kennen wij ook zoals David die dagelijkse gemeenschap met de Heere? Kennen wij die verborgen omgang met God? Kunnen wij ook zoals David een troostvol beroep doen op Gods alwetendheid? Werd Hij in de diepste nood van ons leven, ons Eén en ons alles?

Denk eens aan de harde liefdeloze wereld waarin wij leven. Hoeveel mensen schreeuwen en vloeken vol bitter verdriet in de duistere nacht van wanhoop vol teleurstelling tegen Gods weg. Maar er zijn ook mensen die in de diepste nood en de donkerste nacht van het leven gaan zingen: Ik zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht, en mijn hart wat mij moog treffen, tot de God mijns levens heffen.

Word ik wakker zo ben ik Eiog bij U

Kijk, dat is nu het ware leven dat uit God is. Met de Heere leven, elke dag met Hem studeren, met Hem werken, met Hem liefhebben en, met de grootste eerbied gezegd, aan het einde van de dag, als we vermoeid zijn, samen met de Heere inslapen.

Van Henoch lezen we dat hij wandelde met God, elke dag. Zoals een kind dat de hand van de vader vastgrijpt. Henoch kende de troost van Gods alwetendheid. Hij wandelde met God en was niet meer, want God nam hem weg. Is dat geen leven om jaloers op te zijn?

Word ik wakker, zo ben ik nog bij U. Spurgeon zegt van de laatste drie woorden: dat is het echte leven: nog bij U. In deze drie kleine woorden ligt de troost van Gods alwetendheid, voor iemand die buiten de Heere niet meer kan leven. Voor die jongen of dat meisje is de Heere net als bij Israël een wolkkolom die hen leidt en 's nachts een lichtende vuurkolom op weg naar Kanaan. Jezus de Zoon van God is het Licht der wereld dat ontstoken wordt in het donkere, schuldige verloren zondaarshart. Dan is Hij de onzichtbare hand Die ons dagelijks leidt, Die ons vasthoudt.

Jongen, meisje was I-Iij ooit bij jou? En was jij ooit bij Hem? Of moet je beschaamd op die vraag het antwoord schuldig blijven? Mischien gaan je gedachten nu naar die nachten waar je liever niet aan denkt, waarin je wel met anderen was, maar waarin je niet zo met de Heere was, dat je vrijmoedig kon belijden met een beroep op Gods alwetendheid: Wat ik beraad of wil betrachten, Gij kent van verre mijn gedachten.

Heb je die God in je-leven leren nodig krijgen? Die God1 Wiens Naam je altijd en overal met je meedragat aan je voorhoofd. We kunnen geen troost in dit leven genieten met wat vage gevoeligheden, die we zelf oproepen, of met een beredeneerd geloof. We hebben zo heel persoonlijk nodig in te gaan door de enge poort van de wedergeboorte. Als je nog zonder Hem bent, wat ben je dan arm. Dan heb ik medelijden met je. Wat kunnen onze gedachten, vooral als we jong zijn toch overal heen vliegen. Vooral op een dag als deze bondsdag bij alles

wat we zien en horen en hij iedereen die we ontmoeten. En wat zijn onze gedachten het hele jaar door bij onze studie, bij onze liefhebberijen, bij onze vrienden, bij onze vriendinnen.Of misschien zijn onze gedachten wel in het verre verschiet, bij een prachtige toekomst die we misschien nooit bereiken. Als je gedachten altijd bezet zijn met de dingen van de wereld, denk er dan toch aan — en ik zeg het met alle liefde en ernst van het Woord1 van God — dat je dan straks in je stervensuur ook niet bij Hem bent, dan ben je eeuwig zonder Hem. Ja dan word je wel wakker, maar niet bij het Licht der wereld. Dan zul je je ogen openslaan in de eeuwige nacht. Gedenk te sterven, beste vrienden. De wereld biedt je baar rijkdommen aan in een onvoorstelbare verscheidenheid en overvloed. Je kunt, volop genieten. Maar je leven vergaat. De wereld zegt: Toe neem het niet zo zwaar, eet, drink en wees vrolijk. Maak wat van je leven. Je leeft slechts eenmaal. Maar de eeuwige God zegt: Je stérft maar eenmaal. En sterven i's God ontmoeten, die voor de zondaar een verterend vuur is en een eeuwige gloed.

Wat ben je toch gelukkig als je een kind van de Heere mag zijn. Dan ken je het wonderlijke leven met de Heere: Want ik was bij U en U bent; bij mij en zult ook eeuwig bij mij blijven. Dan kunnen we ook zingen: Ik lag en sliep gerust, van 's Heeren trouw bewust, tot ik verfrist ontwaakte, want God was aan mijn zij. Hij ondersteunde mij in 't leed dat mij genaakte.

Vruchten van genade

Omdat Christus eens van de Vader verlaten werd in de duistere nacht op Golgotha, waar alle helleangsten op Hem zijn aangekomen, kunnen wij weer bij Hem zijn. Daardoor kunnen wij zeggen: Ik, de grootste van de zondaren, heb genade gevonden in Uw ogen. Maar dan moet dat ook in de vruchten van on's leven openbaar komen. Omdat God de zonide haat, gaan wij ook de zonde haten. Dan doen we met David een beroep op Gods alwetendheid: Heere Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan. En die alwetendheid Gods brengt ons hart steeds weer tot zelfonderzoek, omdat we bang zijn voor zelfbedrog: Doorgrondt mij o God en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten en zie of er bij mij een schadelijke weg zij en leidt mij op de eeuwige weg.

Tenslotte heb ik nog één vraag aan jullie. Missen jullie de troost van dat kindschap? Ik heb er geen woorden voor hoe erg. dat is.

Maar weet je wat nog erger is? Als we zo gerust daarbij kunnen voortleven over die welmenende nodigingen die steeds weer tot ons komen. Als we doorleven ondanks het Woord dat Christus ook vandaag weer aan ons hart legt: jongen, meisje, geef Mij toch je hart; geef je leven toch niet aan de wereld. Leef niet door als de stem van je hart je beschuldigend aanklaagt-, Buig je knieën en smeek de Heere om Zijn bekerende genade. Op uw noodgeschrei deed Ik grote wonderen.

Word ik wakker, zo ben ik nog bij U.

Dat geldt voor al Gods kinderen bijzonder in hun sterfuur. Want dat zal voor hen ook worden het ogenblik van wakker worden. Een ogenblik van blij ontwaken na een nacht van strijd, soms1 vol bittere teleurstellingen.

De oude christenen zeiden: Een nauw leven met Hem, geeft dikwijls een ruim sterven en een ruime ingang in het Koninkrijk der hemelen. Dan zullen ze eeuwig ontwaken in de armen van de hemelse Bruidegom waarvan Asaf gezongen heeft: Gij hebt mijn rechterhand gevat, gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Voor eeuwig verzoend en ge; kocht uit genade alleen met het dierbare bloed van het Lam, zal de ziel mogen rusten aan het hart van de Vader en zullen alle tranen van de ogen worden afgewist.

Is dat ook jullie blij vooruitzicht? Is die troost van het kindschap ook voor jou? Is het je enige troost in leven en in sterven?

Als dat zo-is, geldt het woord van Paulus: Zo dan vertroost elkander met deze woorden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981

Daniel | 28 Pagina's

IN DE NACHT EEN LICHT VOOR MIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981

Daniel | 28 Pagina's