Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VJO Onze jonge lezers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VJO Onze jonge lezers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 RONDKIJK 1

VJO Onze jonge lezers zullen het misschien een beetje vreemd vinden: in de zeventiende en achttiende eeuw ging men op het platteland niet uitsluitend naar de kei'k om de prediking van het Woord Gods te horen, maar ook — en misschien was dit bij velen de hoofdzaak

om de bekendmaking var allerlei nieuws. Kranten bestonden er neg niet of mogelijk een heel enkele, die dan toch niet •algemeen werd gelezen. Men las alleen de Bijbel, Vader Oats en de almanak, maar nieuws hóórde je! De gangbare nieuwsvoorziening was die van mondtot-mond en van de , , kerkespraak." (het nieuws, dat i: i de kerk werd afgelezen.) Het werd besloten met een „Zegt het voort!", een uitdrukkingdie soms nog .vel op aanplakbiljetten voorkomt. Vooral in het Noorden van ons land was de kerk de centrale plaats voor de afkondiging van nieuwsberichten. Maar cok in de meer Zuidelijke provincie werd het vaak gedaan. Bij de uitgeverij van Gorcum te Assen, verscheen hierover een zeer interessant boekje van de hand van Dr. H. J. Prakke, (in de serie Publicistische Publicaties) onder de titel , Kerkgang om Nieuws." We ontlenen aan dit boekje enkele gegevens en de uitgeverij was zo vriendelijk ons bijgeplaatst cliché af te staan.

Als de kerkgangers thuiskwamen was de eerste vraag van de thuisgeblevenen steevast , .Wat is-t-er vanmorgen kundigt? " Daar was men meer nieuwsgierig naar, dan naar de preek.

De dominé of ook wel de koster, die tevens schoolmeester, doodgraver, klokluider was, las berichten voor van attestatie, huwelijk, geboorte, naamgeving overlijden enz. Dat was dan nog tot daar en toe, het leek nog enigszins op kerkelijk nieuws. We moeten er ook rekening mee houden, dat er voor de Franse tijd geen gemeentelijke burgerlijke stand was, wel een kerkelijke. Maar na dit soort nieuws werden heel andere , , wereldlijcke saecken" afgekondigd.

De inhoud van de kerkespraken was soms min of meer profaan. Zo werd 18 Maart 1815 te Almelo in de kerk afgelezen van een kwakzalver, dat deze „bij de Stadsmoolen zal vaceeren tot het snijden der honden van de zoogenaamde Raas-ader" een hondencastreur dus! De maire (burgemeester) van Almelo gelastte 9 Juni .1812 „bij kerkesprake den volke bekend te maken, dat Chrétien August Pannestiel is benoemd tot Garde-champêtre dezer goe-gemeent."

Altemaal onderwerpen die „aan den godsdienst vreemd" waren, waarbij sommige voorlezers er slag van hadden om er zoveel mogelijk sensatie in te brengen!

De Overheid had grote macht in de Staatskerk, als er iets te publiceren viel werd er verordend, dat dit zou gaan via de kerkespraak.

Het hek raakte met dit soort publicaties van de dam, iedere particulier die betaalde (de voorlezer had bv. 15 ct. van ieder bericht) kon afgelezen krijgen wat hij wilde. De kerkespraak was dus een gesproken nieuws-en advertentie-

blad! De notaris maakte er veelvuldig gebruik van, de schipper van de trekschuit voor zijn vertrekuren, de wonderdokter als hij het dorp bezocht.

De bekendmakingen liepen ook over verkopingen en verpachtingen, schouwing van wegen en wateringen, berichten over de militie, verhuring hooiland, weiden van paarden, verkoop van varkens enz.

Oppositie

Het valt te begrijpen dat er oppositie tegen kwam. Al paste de kerkespraak als een uniek communicatie-middel in het cultuurpatroon van het nog krantloze platteland, het werd te erg. Maar het was een eeuwenoude ingewortelde gewoonte, die niet zo gemakkelijk was weg te werken.

Dat de kerkespraak van eeuwen her dateert, en dus middeleeuws van origine is, blijkt uit een aanhaling uit het genoemde werkje, waar wor-dt gezegd, dat in 1678 te Vlissingen een geschrift verscheen van de bekende ds. Jac.. Koelman (Christofilus Eubulus) getiteld , .De Pointen van nodige Reformatie", die daarin o.m. schreef: dat Ordinaris op de Dorpen, even als de gemeynte den zegen van de Leeraar heeft gehoord, gereed staande om weg te gaan, aIs dan den Voorganger of een Bode ofte Deurwaarder of bereyder gaat voorleesen. of in de kerk voor de Preekstoel, of aan de deur van de kerk, eenigen bekentmakingen, waarschuwingen & c. van verkoopingen, verpachtingen & c. die geschieden zullen;

Zo dat 't gebed en de Predikatie en den Psalm daarmede uyt het herte gedreven wordt, en de de werelt komt in de plaats; te meer omdat de boeren vlijtiger en aandachtiger en wakkerder dan na de Predikatiën, plegen te luysteren na de koop en op te merken de gelegenheidt en conditiën."

Dat was toen al zo. Meerdere predikanten beklaagden zich bij de synode, die echter in 1837 de kerkespraak nog onvermydelyk achtte, al was het niet bevorderlijk voor de , , pas ontvangen Godsdienstige indrukken." Men had van de zijde van de voorstanders allerlei motieven, b.v. dat men het nieuws beter in de kerk kon horen, dan in de herbei-g! En het laatste durfde de synode ook niet aan.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd de , , Algemeene Synode der Hervormde Kerk" bij herhaling voor het probleem van de kerkespraak gesteld. Zo bond het classicaal bestuur van Winschoten in 1816 de strijd tegen deze ingewortelde gewoonte aan om „vernieuwing en ernstige handhaving van de wetten tegen de ontheiliging van den dag des Heeren." En de jeugdige, 21-jarige predikant dominé Damsté, op zijn eenzame post Boornberg-um, was er ook allerminst over tevreden. Deze bestond het op Oudejaarsdag 1817 de Grietman ad interim van Smallingerland „beleefdelijk te verzoeken voortaan van de toezending van dergelijke stukken ter aflezing verschoond te mogen blijven." Hij ving echter bot en wendde zich toen rechtstreeks tot de Commissaris Generaal tot de zaken van de Hervormde Godsdienst, Lepelaer van Driel in den Haag. Hij schreef: De ondervinding toch heeft mij geleei*d, dat alle Staatkundige aflezingen — als van Landsen Gemeentebelastingen; militaire lotingen, beoordeling en goedkeuring der plaatsvervangers, weiden van paarden, runderen of ander vee bij de wegen en soortgelijke meer (zooals ik in menigte heb moeten doen) de hoorders terstond bij onderwerpen bepalen, geheel vreemd aan die, door welke hun Godsdienstig gevoel, onderden Openbaren Eredienst, is opgewekt "

In 1841 was in Delfzijl een zekere dominé K. Heringa, zeer „ingenomen met den waren Godsdienstyver", die weigerde de infunctietreding van de nieuwe burgemeester P. J. Vos af te lezen. Tevoren had hij de koster verhinderd een notificatie inzake opgave van gedekte merriën in de kerk af te kondigen, door de organist te gelasten, na het uitspreken van de zegen dadelijk het orgel te bespelen!

Een nieuwe Synodale campagne tegen de kerkespraak ontketende zich, de Overheid werd verzocht om afschaffing en er voor te zorgen, dat de afkondigingen niet meer in de kerk, maar er buiten zouden geschieden. De meeste burgemeesters gaven er gevolg aan, anderen niet, en vooral de kosters zagen zich lelijk gehandicapt! Hun bijverdienste ging er mee te loor!

De krant bracht omkeer

De bekendmakingen werden nu buiten de kerk gehouden, maaide belangstelling begon al meer te vervagen. Soms regende en sneeuwde het en de kerkgangers, die van ouder op ouder de kerkespraak gewoon waren, vonden deze wijze van afkondigen nieuwerwetse fratsen.

Meer en meer ging het nieuws naar de aanplakborden en toen de plaatselijke krant 't platteland had veroverd, behoorde de kerkespraak tot het verleden. Een verleden echter, dat de moeite waard is, nog eens op te halen. Het boekske van dr. Prakke bevat waardevolle gegevens, die ons in die tijd terugleiden.

Zo verdween dus de kerkespraak in de 19e eeuw als ongewenste vervlochtenheid van kerk en wereld, waarmee de kerk werd uitgeschakeld uit het publicistisch proces. Nu is de kerkespraak herverschenen in krantengestalte, want iedere kerkgroeperïng heeft een eigen Kerkblad en er zijn honderdtallen plaatselijke kerkbode's in den lande. De radio heeft zich intussen als een nieuw publicistisch medium aangediend, een keerstroom, die weer van lezen naar luistei'en voert.

Is het, bij die ontwikkeling, er béter op geworden?

RONDKIJKER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1955

Daniel | 8 Pagina's

VJO Onze jonge lezers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1955

Daniel | 8 Pagina's