Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tegenstelling aangevochten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tegenstelling aangevochten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de 16e eeuw bleek een diepe tegenstelling tussen Rome en Reformatie. Die spitste zich toe op het punt van de rechtvaardiging van de zondaar. Op het Concilie van Trente werd duidelijk dat Rome de rechtvaardigingsopvatting van de reformatoren scherp afwees. Men zag in die opvatting een gevaarlijke afwijking van de traditie, vanaf de Oude Kerk, met name een verkeerd verstaan van de kerkvader Augustinus. Men miste erin het element van samenwerking tussen enerzijds de genade Gods en anderzijds de vrij geachte wil van de mens. Ook zag men erin een te gewichtige functie voor de prediking van het Woord en een ontkenning van het genadekarakter van de kerkelijke sacramenten.

De Reformatie daarentegen zag in Trente een bedreiging van de alleen- en a//e5werkzaamheid van de genade Gods, waardoor de grond van de rechtvaardiging in feite wordt weggenomen.

In onze tijd zijn veel protestanten en roomskatholieken van oordeel dat deze oude tegenstelling nog steeds bestaat, zij het dan in een ingrijpend gewijzigde leefwereld. Het is echter de vraag of zij hun visie nog overeind kunnen houden. Want, steeds luider klinken invloedrijke protestantse en rooms-katholieke stemmen, die tot een geheel andere conclusie komen. Men stelt: Het oude conflict is er niet meer, of zal spoedig tot een oplossing kunnen en moeten komen. De elementen van de klassieke tegenstelHng berusten op even zovele misverstanden. Vandaag valt er een ander, helderder licht op.
Protestanten en rooms-katholieken hebben andere inzichten verworven. Daardoor is het nu mogelijk om tot elkaar te komen. Als deze stellingen juist zijn, dan is het voor de betrokken partijen noodzakelijk een antwoord te kunnen geven op de volgende vraag: Aan welke zijde van de klassieke scheidslijn tussen Rome en Reformatie moeten wij de fouten en misverstanden zoeken, die aanleiding gaven tot zulk een langdurig en hardnekkig conflict? En, als er aan beide zijden sprake was van fouten en misverstanden, welke waren dat dan?
Protestanten en rooms-katholieken zijn in hoge mate gebaat met informatie hieromtrent, omdat de kwestie rechtstreeks de van hen verwachte levenshouding betreft. Moeten standpunten worden herzien? Zo ja, welke?
Als er echte ruimte is voor toenadering, dan zal die omwille van de waarheid ook gestalte moeten krijgen. Realisatie ervan is echter onmogelijk zonder ingrijpende verschuivingen in tot dusver exclusief protestants of exclusief rooms-katholiek geachte geloofsopvattingen. Er zal duidelijk moeten worden aangegeven waar die verschuivingen dienen plaats te vinden en waarom. En als men van mening is, dat die verschuivingen inmiddels reeds ongemerkt feit zijn geworden, dan zou ook in dat geval inzicht moeten worden verschaft.

Gezag

Tevens zou gemotiveerd moeten worden aangeduid, welke opvattingen absoluut niet mogen veranderen. Over zaken als het gezag van de Schrift en het gezag van de kerk mag geen misverstand mogelijk zijn. Juist deze twee punten zijn bij respectievelijk Reformatie en Rome, ahijd criteria van de geloofsleer geweest. Is het niet zo, dat bij een toenadering, zeker aangaande de rechtvaardiging, er water bij de wijn moet worden gedaan?
Protestanten ten aanzien van het Schriftgezag en rooms-katholieken ten aanzien van het kerkelijk leergezag?
Nu is het geen geheim dat in brede stromingen van het protestantisme het gezag van de Heilige Schrift op de tocht is komen te staan, of zelfs geheel is losgelaten. In die stromingen zou men een zekere verschuiving in de richting van Rome kunnen verwachten, ware het niet dat bij hen niet alleen het Schriftgezag, maar alle soorten van gezag onder kritiek staan; zeker ook dat van een streng hiërarchisch opgebouwd kerkelijk instituut. Bij Rome zullen zij vooralsnog geen aansluiting vinden. Want het is evenmin een geheim dat de romeinse curie zich, ook in deze tijd, nadrukkelijk verzet tegen elke aantasting van haar gezag. Rome drijft immers op het gezag van de kerkelijke hiërarchie, belichaamd in zijn hoofd, de paus. 'Roma locuta'; finita est!' Kan Rome bestaan als dogma's en kerkelijke leeruitspraken - ook die van Trente - hun karakter van absolute onfeilbaarheid verhezen? Kan het officiële Rome overeind blijven, als haar leergezag niet meer absoluut zou zijn?

Hans Küng

Binnen de rooms-katholieke kerk zijn er ongetwijfeld theologen, die het absolute van dogma en leergezag aanvechten. De nederlandse 'kerkprovincie' biedt niet weinige voorbeelden. Er is een tijd geweest, dat hen blijkbaar enige ruimte werd geboden. Maar thans moet gezegd worden dat hun positie binnen de kerk van Rome alles behalve soHde is.
Wij zien dat bijvoorbeeld aan Hans Küng (geb. 1928) de befaamde hoogleraar uit Tübingen. De Zwitser Küng oefent ook in Nederland invloed uit. Daarom achten wij het belangrijk om zijn visie in onze beschouwing te betrekken
In 1970 verscheen een boek van hem, waarin hij, als rooms-katholiek theloog, de onfeilbaarheid van kerk en paus diskutabel stelde. Een internationale golf van reakties en discussies was het gevolg. Hij kon zich als kerkelijk bevoegd hoogleraar nog handhaven tot december 1979. Toen werd hem die bevoegdheid door de paus ontnomen. Directe aanleiding was een publikatie, waarin Küng het uiterst twijfelachtige karakter van de bronnen voor de pauselijke onfeilbaarheid, uit de doeken deed. Deze publikatie geschiedde als voorwoord op het, ook in het nederlands verschenen boek door dr. A. B. Hasler, 'Hoe de paus onfeilbaar werd' (De Toren, Baarn, z.j.) dat op zich al door de paus kon worden ervaren als een zeer kritisch geschrift. De ervaringen van Küng wijzen er niet op dat Rome bezig is met het voorbereiden van wezenlijke verschuivingen.

Ongelooflijk

Er zit echter nog een andere kant aan de 'zaak-Küng'; een aspect dat voor onze beschouwing van de rechtvaardiging van wezenlijk belang is. Küng mag dan door het Vatikaan zijn afgewezen, dat geldt niet voor vele moderne rooms-katholieken, op wier denken hij relatief grote invloed uitoefent.
Bovendien heeft Rome niet de gehele theologische arbeid van Küng veroordeeld. Hij is een theoloog, wiens roomse signatuur lange tijd niet in twijfel is getrokken. Tijdens het Tweede Vatikaanse Concilie in 1962 vervulde hij de vertrouwensfunctie van officieel theologisch adviseur. Paus Johannes XXXIII zag juist in Küng, de man die in een tijd van oecumenisch optimisme, de rooms-katholieke leer naar buiten toe weer acceptabel kon maken. Waarom juist Küngl Zijn benoeming op deze invloedrijke post, met zijn publikatie van een opzienbarend boek, vijf jaar daarvoor, in 1957. In dit boek waagt Küng het om te betogen dat er tussen de rechtvaardigingsleer van Trente en de rechtvaardigingsleer van de Reformatie geen echt verschil bestaat. In Trente werden polemisch eenzijdige accenten gelegd. Er was ook veel onbegrip voor de reformatorische positie. Maar in beginsel geeft Trente ruimte voor de reformatorische stelling van rechtvaardiging door de toegerekende gerechtigheid van Christus.
Küngs uitspraak klinkt ongelooflijk. Na eeuwen van bittere tegenstelling tussen protestantisme en roomskathoHcisme, verklaart een r.k. theoloog, dat juist op het kernpunt van het conflict de partijen niet echt tegenover elkaar staan.
Wij moeten ons echter realiseren dat Küngs stelling wellicht meer deining heeft veroorzaakt onder protestanten, dan bij Rome. Het Vatikaan stond niet onwelwillend tegenover zijn visie. Küngs benoeming tot concilie-adviseur, enkele jaren na het verschijnen van zijn geruchtmakende boek, vormt daarvoor een bewijs. Zijn latere botsing met het Vatikaan, had niet de rechtvaardigingsleer als inzet, maar de leer van de pauselijke onfeilbaarheid.

We willen nu verder gaan met het geven van een uiteenzetting van Küngs visie op de rechtvaardiging. Daartoe nemen wij twee van zijn boeken als uitgangspunt. Het eerste dateert van 1967. Het is een kort geschrift, dat verscheen bij het 150 jarig bestaan van de r.k. theologische faculteit aan de universiteit van Tübingen. In die tijd waren zijn eerdere publikaties over de rechtvaardiging bezonken. Het geschrift draagt voornamelijk een historisch karakter, en is ook in het nederlands verschenen. De titel luidt: 'Martin Luther: een bezinning op zijn leerstuk van de rechtvaardiging'.
Het tweede boek is de reeds genoemde publikatie uit 1957. Het is een omvangrijk werk van 300 pagina's en benadert de rechtvaardiging vanuit de dogmatiek. De volledige titel is: 'Rechtfertigung - die Lehre Karl Barths und eine katholische Besinnung'. Aan de hand van deze boeken stellen wij in dit artikel en de komende artikelen het historische en het dogmatische aspect van Küngs rechtvaardigingsvisie aan de orde.

Er is tussen de reformatorische- en de rooms-katholieke rechtvaardigingsleer geen wezenlijk onderscheid! Küng ondersteunt deze stelling met twee reeksen argumenten. Uitgangspunt is de rechtvaardigingsstrijd van de 16e eeuw, vooral die van en tegen Luther. Van daaruit zoekt hij verband met ontwikkelingen voor die tijd en na die tijd. Küng probeert daarbij aan te tonen, dat er een continue lijn bestaat in het denken over de rechtvaardiging in het verloop van de geschiedenis. Continuïteit, waartussen? De rechtvaardigingsleer van Luther is geen eiland in de geschiedenis. Hij putte uit het verleden en hij toont ook verwantschap met ontwikkelingen na hem. Niemand zal dit willen ontkennen. Het is goed te beseffen dat Luthers optreden een deel vormt van een historische ontwikkeling. De vraag is echter waar de lijnen lopen, die via Luther gaan.

Blik terug

Als Küng vanuit Luther terugziet, dan ontdekt hij een grote mate van continuïteit tussen het denken van de reformator en de theologische visies in de Oudheid en de Middeleeuwen. Luther was geen nieuw begin, zonder meer. Volgens hem hebben protestanten dat vaak gedacht. Zij hebben zich door het humanisme een visie op de geschiedenis laten opdringen, waarin vooral de Middeleeuwen worden beschouwd als een geestelijk en kerkelijk vacuüm. De Middeleeuwen vormen niet slechts de periode van duisternis en verval, waarvoor zij veelal doorgaan. Er is sprake van een diepe verbondenheid van Luther met de hem voorafgaande tijd. Küng brengt vier punten van samenhang naar voren:
a) Luthers verwantschap met de beweging van de 'moderne devotie' (door Küng 'katholieke devotie' genoemd). Deze restauratie-beweging kreeg vooral binnen de kloosters gestalte. Een aspect ervan vormen de zogenaamde 'broeders des gemenen levens'. Zij trachtten door tucht en vroomheidsoefening, een herstel van het geloofsleven in de kerk te bewerken. Bekende namen in dit verband zijn Geert Grote en Thomas ä Kempis. Het ging hen om de navolging van Christus. Naar Küngs mening heeft Luther, ondanks zijn afscheid van het klooster, het beste van deze beweging met zich door zijn crisis heengesleept.
b) Luthers band met de middeleeuwse mystiek. Het is bekend dat de reformator belangstelling koesterde voor de mysticus Tauler. Ook vertaalde hij een oud mystiek geschrift van de Rijnlandse Godsvriendeny de 'Theologia Deutsch', over hoe Adam in ons moet sterven en Christus in ons moet opstaan. Naar het oordeel van Küng zijn veel elementen bij Luther te verklaren vanuit het traditionele bezit van deze middeleeuwse mystiek. Met name de overpeinzingen, die tot zijn rechtvaardigingsleer leidden, zouden daartoe behoren.
c) Luthers verbondenheid met Augustinus. Küng ziet wel bepaalde verschillen met de kerkvader, maar de overeenstemming is veel sterker. In Luthers rechtvaardigingsleer bleef de visie op de verdorvenheid van de zondige mens, alsmede zijn visie op de almacht van de genade bepalend, zoals hij die in de allereerste plaats van Augustinus geleerd had. 'Daardoor bleef Luther verbonden met een van de grondcomponenten van de middeleeuwse genadeleer'. Via Augustinus is Luther verbonden met de roomse traditie. Thomas van Aquino, de grote scholastieke theoloog van Rome, en zijn volgelingen, stonden in dezelfde augustiniaanse traditie. Na aldus het verschijnsel Luther binnen de cirkel van de roomse traditie te hebben getrokken, doet Küng de volgende opmerkelijke uitspaak: Op het punt van de rechtvaardigingsleer 'was de continuïteit veel sterker dan Luther zelf besefte'. De beslissende Schriftplaats, Romeinen 1: 17, 'werd niet slechts door Augustinus, zoals Luther meende, maar ook door veruit het grootste deel van de middeleeuwse theologen niet vanuit de straffende - , maar vanuit de vergevende gerechtigheid Gods begrepen'. Het verband, dat Küng hier meent te zien, is ongetwijfeld van groot belang voor zijn betoog. Natuurlijk rijst onmiddellijk de vraag, hoe bij zulk een grote verwantschap met de middeleeuwse rechtvaardigingsleer, juist op dit punt Rome en Reformatie zo nadrukkelijk uiteen konden gaan.
d) Luthers optreden in de lijn van het 'nominalisme'. Deze middeleeuwse stroming zag de erkenning van het onwrikbare van de wet Gods bedreigd (nomos = wet). De opleiding van Luther stond in de traditie van de nominalist Occam. Deze controversionele theoloog legde zware nadruk op de vrije en soevereine wil van God. Maar tegelijk leerde hij de vrije wil van de mens. Küng erkent dat Luther dat laatste scherp afwees. Maar toch ziet hij een weg lopen van Occam naar Luthers rechtvaardigingsleer. Er is, naar zijn mening, een positieve samenhang tussen hen op de punten van het Godsbegrip (de absolute soevereiniteit van God), de opvatting van de genade als gunst, de zonde en het forensische aspect van de rechtvaardiging.

Tot zover het viertal redenen, waarom Küng meent dat er een ononderbroken lijn loopt van de Oude Kerk, via de Middeleeuwen, naar de reformatorische - vooral lutherse - rechtvaardigingsleer. Het is naar zijn opvatting, een lijn die grotendeels samenvalt met die van de rooms-katholieke traditie. De traditie van Rome is ook de traditie waarin Luther een plaats heeft. Hij trekt daaruit conclusies voor de roomskatholieke en de protestantse theologie:
'Rooms-katholieken kunnen de rechtvaardigingsleer van Luther niet meer globaal veroordelen. Want, dan zouden zij ook hun eigen leer in hoge mate moeten veroordelen. De rechtvaardigingsleer van Luther is niet eenvoudigweg on-katholiek'.
'Protestanten evenwel, kunnen niet langer de rechtvaardigingsleer van de Middeleeuwen globaal afwijzen. Want, dan zouden zij ook in hoge mate de rechtvaardigingsleer van Luther moeten afwijzen. De middeleeuwse rechtvaardigingsleer is niet zonder meer onprotestants.'

Aldus de conclusies waarop Küng terechtkomt, als hij terugziet vanuit Luther. Een volgende keer Küngs visie op de ontwikkelingen na Luther.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De tegenstelling aangevochten

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Protestants Nederland | 8 Pagina's