Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PSALM 23:1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PSALM 23:1

De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. PSALM 23:1

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is en blijft een bijzonder groot voorrecht om te kunnen zeggen, dat de Heere „mijn" Herder is, want daaraan wordt duidelijk toegevoegd: mij zal niets ontbreken. Allereerst moeten we ons dan wel afvragen, wanneer men zo iets ingrijpends kan zeggen. Is dat het natuurlijk gevolg van ons schepsel zijn of zijn er andere voorwaarden aan verbonden? Moet er iets voorafgegaan zijn?

Natuurlijk belijden we, dat de Heere alles bestuurt en in Zijn voorzienigheid alles regeert. Niets ontglipt Zijn oog. De Heere regeert, ook als we ons aan-die Godsregering willen onttrekken, of er niets van willen weten. Alles wordt door Zijn hand zo geleid, dat- alles uiteindelijk zal uitlopen tot verheerlijking van de deugden van Zijn majesteit, macht, , gerechtigheid, heiligheid en barmhartigheid. In werkelijkheid zijn we' allen schepselen, die in alles blijken afhankelijk te zijn van omstandigheden van anderen, zelfs van onszelf en eigen aanleg, maar bovenal van God. Dit te belijden en te geloven is voor velen al een moeilijk te aanvaarden zaak. We weten echter ook uit het Woord van God, dat wij van God zijn afgeweken. De Heere heeft uit de hemel nedergezien. op de mensenkinderen om te zien of iemand verstandig ware, die God zocht. Zij zijn allen afgeweken, tezamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand die goed doet, ook niet één. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Dit laatste is dus niet iets van vandaag of gisteren, maar sinds die bondsbreuk in Adam zijn wij van kinderen Gods tot kinderen des satans geworden. Daarom, al is het, dat de Heere alles regeert en Hij in alles verheerlijkt wordt, het is geen natuurlijke vanzelfheid, dat de Heere onze Herder is, d.w.z. dat wij automatisch tot Zijn kudde behoren. Al is het, dat we door het teken van de doop tot afgezonderden behoren, , die de uitwendige voorrechten mogen genieten, het is geen automatisme om dan te kunnen zeggen tot de kudde van die Herder te behoren. Daar is echt iets anders voor nodig, namelijk, dat wij door de waarachtige wedengeboorte door het geloof tot een schaap gemaakt worden, dat zich ook in alles gewillig laat leiden.

Dat heeft God Zelf mogelijk gemaakt om Zijn barmhartigheid te kunnen bewijzen aan een zondig mensenkind, naar Zijn eeuwig welbehagen. Dit heeft God van eeuwigheid uitgedacht en in de tijd uitgewerkt om het hier ook ia de harten van Zijn uitverkorenen toe te passen. Gezien bovenstaande tekst uit psalm 14 aangehaald, had God ons allen kunnen loslaten om ons te doen ondergaan in een eeuwige nachtelijke duisternis. God staat niet alleen in een relatie met ons krachtens ons schepsel-zijn, maar Hij wil ook barmhartigheid bewijzen aan degenen, die onder de openbaringsvorm van het verbond mogen leven. Daarom gaat er zo'n krachtige en liefelijke nodiging van Hem uit: Mijn zoon, geef Mij uw hart. Hij heeft nog andere schapen die van deze stal niet zijn en die moet Hij ook toebrengen, opdat het worde één kudde en één Herder. E f. Heere heeft dat mogelijk gemaakt zonder iets aan Zijn rechtvaardigheid tekort te doen, anders zou Hij geen God meer zijn.

Hij.heeft daartoe Zijn Zoon, als Zijn Herder gezonden om verloren schapen te zoeken. De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken, dat verloren was. Maar tot verheerlijking van Zijn rechtvaardigheid heeft Hij Zijn toom op die Herder doen aanlopen om in een weg van recht en gerechtigheid Zijn ontferming te bewijzen aan doemwaardige schepselen. Wij zijn van nature met alle godsdienstige betrachtingen niet van die lieverdjes voor God of lieve aanhalige lammetjes. Wij worden dan ook pas tot lammeren en schapen door die ingrijpende vernieuwing des harten. We moeten immers tot die kudde worden toegebracht. Het is die kudde, die Hij gekocht heeft en betaald met de dure prijs van Zijn bloed. Hij moest Zelf als Herder geslagen worden om Zijn kudde te verwerven. De Herder 19 geslagen en zodanig, dat de kudde is verstrooid geworden, maar Hij vergadert altijd Zijn kudde weer. Het gaat dus over deze Herder in deze psalm en over die bevoorrechte schapen die door wederbarende genade onder de band des verbonds naar zijn wezenlijke inhoud gebracht zijn. Wat is het dan een zegen om tot die kudde te mogen behoren. Want, gezien de kwaliteiten van die Herder-en Zijn blijvende getrouwheid; kan dus David zeggen: mij zal niets ontbreken.

De Heere is door David de goede Herder genoemd, maar ook tevens, hoe Hij de goede Herder geworden is. Dat heeft Hij alleen gedaan, maar daartoe heeft Hij ook alles gedaan. Het was in het-verwerven van Zijn kudde ook weer liefde, die Hem daartoe bewoog in de overgave aan Zijn Vader om Zijn wil te doen. Jezus heeft het Zelf weergegeven met de woorden: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard. Het was eeuwige liefde, die God bewogen heeft om daartoe Zijn Zoon af te staan, maar het was ook onbegrijpelijke liefde, dat de Zoon Zichzelf daartoe gegeven heeft.

Als u Hem door het geloof kan zien in Zijn omwandeling op aarde, dan zal verwondering ons bezetten en Zijn lief de, ook onze liefde gaande maken. God bevestigt dan Zijn liefde jegens ons, die tot schapen wedergeboren zijn, dat de Herder voor Ons gestorven is, als wij nog zondaren waren. Hij heeft Zich als de enige goede Herder overgegeven, zodat wij in Hem kunnen zien waartoe Hij gekomen is, namelijk om de grote Profeet, de enige Hogepriester en de eeuwige Koning voor Zijn schapen te zijn. Hij was daartoe veracht. Hij is geslagen, bespot en gehoond. Steeds weer, als het licht van Gods Geest ons verstand verlicht, zien wij hoe Hij in Zijn arbeid steeds voor Zijn Kerk is bezig geweest. Hij heeft alles veracht om de vreugde die Hem was voorgesteld, namelijk om Zijn liefde aan de Zijnen te laten zien. Die Herder is niet weer te geven in Zijn capaciteiten. We kunnen het proberen in woorden weer te geven, maar die schieten in het beschrijven en omschrijven altijd weer tekort. Het moet zelf gezien worden en dan is het zo vol, dat de dichter getuigt: hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog.

Van die onbeschrijfelijke goede Herder spreekt hier ook onze.tekst. Wat geen oog heeft gezien, wat geen oor heeft gehoord en wat in het hart des mensen niet is opgeklommen, kan hier gezien worden. Hij is de Schoonste der mensenkinderen, op Wiens lippen genade is uitgestort. Hem te zien in Zijn schoonheid doet alle nevels opklaren. Dan gaat er zoveel van uit, dat alles in Hem gevonden wordt, waardoor de Heere een Herder kan en wil zijn voor zondige mensenkinderen, die hun doodstaat leerden bewenen en hun zonden beleden voor de allerhoogste majesteit. Dan wordt er een deur geopend in het dal van Achor. Hij kan en wil en zal een Herder zijn voor Zijn gemeente, ook al kunnen zij het niet zien of geloven. Die Herder gaat dan ook onder alle omstandigheden door om Herder te blijven. Of wij het geloven of niet! Hoe groot is dan ook de verwondering die hier uit deze tekstwoorden spreekt. De verwondering moge wel blijken uit het feit, dat de dichter ons onderwijst uit een gelovige vaststelling.

die altijd verwondering inhoudt. Het wordt omschreven in de woorden: mij zal niets ontbreken. Niets, maar dan ook niets. Het is niet zomaar vluchtig. neergeschreven of een ijle gedachte. Hij weet heel goed wat hij zegt. Dit moge toch ook wel blijken uit de omschrijving die verder in deze psalm volgt. Het lijkt misschien bij enig doordenken wel wat veel gezegd. En toch is het niet teveel. Nooit kan 'het geloof teveel verwachten. Het geloof geeft alles over aan Dien, Die uiteindelijk weet wat wij nodig hebben. Mij zal niets ontbreken. Mij heeft in het verleden niets ontbroken, mij ontbreekt nu niets, mij zal ook in de toekomst niets ontbreken. Sterk gezegd! Niet weten wat men zegt? Natuurlijk wel! Reken erop, dat het geloof scherp ziet, ja veel scherper, dan het kloekst vernuft kan doorzien.

Het is gegrond in de tere zorg van die Herder, Die nooit zal laten varen het werk van Zijn handen. Maar hebben we dan niets meer te begeren in onze tijdelijke of geestelijke nooddruft? Is het dan zo, dat zo'n schaap alles bezit? Ja, alles, dat ze nodig hebben. En de behoeften die nog niet vervuld zijn, daar zal de Heere dan ook voor zorgen. Een rijke troost om zo het leven te zien geborgen en beschermd en geleid en verzorgd door Eén, Die alles in Zijn hand heeft!

Kampen

(Wordt vervolgd) .

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1977

De Saambinder | 8 Pagina's

PSALM 23:1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1977

De Saambinder | 8 Pagina's