Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Driemaal per dag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Driemaal per dag

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is dat niet wat achterhaald? Op vaste tijdstippen bidden en danken? Een gebed na het opstaan, een gebed bij elke maaltijd, een gebed voor het slapen gaan…

Is het niet veel beter om alleen te bidden als je nood, echt (geestelijke) nood in je leven ervaart? Dat is toch het ‘echte’ bidden, roepen tot God? Zoals Hizkía bad: ‘Wees Gij mijn borg’. En zoals de discipelen in grote nood tot de Zaligmaker riepen: ‘Meester, Meester, wij vergaan’. Er zijn mensen die inderdaad zo denken. Weer anderen beweren dat je gewoon in stilte - zonder dat je echt je ogen sluit en je handen vouwt - je nood bij de Heere kan brengen. ‘Bidden met de pet op’, noemden ze dat vroeger.

Allemaal waar, maar is daarmee het bidden op vaste tijden overbodig geworden? Als we de vraag aan de profeet Daniël zouden stellen, dan zou hij zeer beslist antwoorden: ‘Dat is zeer noodzakelijk’. Van hem was bekend dat hij ondanks zijn zeer drukke werkzaamheden in het ‘rijk van Babel’ drie keer per dag voor geopende vensters het aangezicht van de Heere zocht. Op die tijdstippen mochten er geen vergaderingen gepland worden en had hij geen tijd voor de dossiers. Dit was algemeen bekend, ook bij de bestuurders die Daniël uit de weg wilden ruimen. Ze wisten het: Daniël is zo consequent dat hij zijn gewoonte om drie keer per dag voor geopende vensters te bidden niet zou nalaten. Zelfs de verschrikkingen van de leeuwenkuil zouden hem daarvan niet weerhouden.

Welnu, in dat ‘vertrouwen’ zijn ze niet beschaamd. We lezen in Daniël 6:11: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had’. Een standvastige man… Jazeker.

Misschien denkt u: ‘O, natuurlijk, want Daniël kende het geheim van zalig worden!’ Nee, niet dáárom… Déze genade bewaart niet altijd voor de zonde, voor het verloochenen van de Heere. Wat dan wel? Het was de stille omgang met de Heere, mede tot uitdrukking komend in dagelijkse gebeden, driemaal daags.

Calvijn wijst ons erop hoe belangrijk de vaste gewoonten van Daniëls gebed zijn. Dat geldt van de plaats (voor geopende vensters naar Jeruzalem), van de gebedshouding (geknield) en van de frequentie waarmee hij bad (drie keer per dag). De plaats was voor Daniël een stimulans voor een vurig gebed. ‘Dat uitzicht was voor hem een prikkel om zijn ziel nog meer in vuur en vlam te zetten’. De vensters waren niet primair geopend met het oog op de verhoring door de Heere, maar voor Daniël zelf. Calvijn: ‘alsdan nu die heilige profeet, die maatregelen nam om aandachtig te (kunnen) bidden, dit middeltje nodig vond, dan mogen we wel nagaan of onze traagheid tegenwoordig niet wat meer prikkels nodig heef’.

Hij merkt op dat we praktische middelen moeten gebruiken om ‘onze traagheid aan te wakkeren’. Voorkomen moet worden dat onze geest zich weer snel van God afwendt (Catechismus van Genève, vr. en antw. 246). Daarvoor dient ook een vaste frequentie van het gebed: in elk geval ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds. Hierover laat ik nog een keer ‘onze man uit Genève’ aan het woord: ‘Ook dit is merkwaardig, omdat wij gemakkelijk vergeten te bidden, als ieder van ons niet bepaalde tijden vaststelt voor het gebed. (…) Het zou bijvoorbeeld van ons erg dom zijn om - als we ‘s morgens opstaan - de dag niet te beginnen met ons gebed tot God’, wanneer we ter tafel gaan en gaan slapen.

Kijk, zegt Calvijn, door God worden we in dezen ‘heus wel vrijgelaten (!), maar toch moet ieder zich van zijn zwakheid bewust zijn en met het oog daarop voor zich (stimulerende) middelen aanwenden’. De Heere is ook een God van orde en regelmaat. Het gebed - het voornaamste stuk van de dankbaarheid (HC, vraag 116) - moet op vaste tijden worden ‘ingenomen’. Als ons wordt voorgehouden: ‘Bidt zonder ophouden’ (1 Thess. 517), dan wordt ook déze regelmaat bedoeld. En dat geldt net zo goed voor het danken: ‘Daarom danken wij ook God zonder ophouden’ (1 Thess. 2:13). En uiteraard zo vaak als het hart naar de Heere mag uitgaan.

David wees zijn volk erop: ‘Vertrouwt op Hem te allen tijde, o gij volk; stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht’. Te allen tijde…

ds. W.A. Zondag, Woerden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2017

De Saambinder | 24 Pagina's

Driemaal per dag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2017

De Saambinder | 24 Pagina's