Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nooit beschamende verwachting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nooit beschamende verwachting

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ja allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak. (Ps. 25 : 3.)

Al Gods ware kinderen hebben een verwachting, die nooit beschaamt. In Psalm 25 heft David zijn ziel op tot God en komt met grote zekerheid te gewagen van de verwachting die hij voor tijd en eeuwigheid van God heeft in Christus.

De verwachting van Gods Kerk is niet van zichzelf of van de wereld, die is geheel buiten hen in het voorwerp hunner verwachting, in God.

De volkomen vervulling in God, die er was in de staat der rechtheid, het ware geluk dat daarin was, heeft de mens verloren door de zonde, door de val in het verbondshoofd Adam.

Daar staat nu die diepgevallen, doemwaardige en schuldige mens. Hij is alles kwijt.

Alle gemeende verwachting, die de mens nu nog heeft is ijdel en ontvalt hem bij de dood en ontvalt hem voor eeuwig.

Of die verwachting moet buiten de mens zijn, in Christus en van God. Daarop doelt David als hij zegt op God te vertrouwen en daaraan de bede verbindt: „Laat mij niet beschaamd worden."

David wist het zo goed, dat de mens zo arm is, die zonder de Heere leeft, geen hoop op Hem heeft en zonder zaligmakende genade daar heenwandelt. Bij de dood en in de oordeelsdag valt alles weg en laat de wereld ons los. Maar nu was de Heere Davids God geworden, en hij mocht het zeggen, dat hij Zijn kind en knecht was. De Heere was zijn deel geworden, op goede gronden, naar Gods eeuwig welbehagen, wat zo duidelijk in deze Psalm uitkomt.

David, benauwd zijnde van zijn vervolgers, neemt zijn toevlucht tot God. Hij bidt om genade en belijdt zijn zonde en vraagt of de Heere hem Zijn wegen mocht leren, dit alles in de grootste onwaardigheid en diepste afhankelijkheid. Na alle reeds ontvangen genade belijdt hij zijn hulpeloosheid en zonde, doch tevens hoe hij dorst naar God en zijn vertrouwen op God stelt.

Hij bidt om de leiding van de Geest des geloofs en getuigt van de verwachting, die Gods kinderen van de Heere hebben en daarin niet zullen beschaamd worden.

David betrekt er de ganse kerk hier op aarde bij — allen, zegt hij.

Met zichzelf, met mensen, met daarop te vertrouwen en daarvan hun verwachting te hebben, komen ze zeker beschaamd uit. Maar daar waakt de Heere voor. De vijanden des Heeren die in eigen verwachting leven en sterven, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak, zullen daarin beschaamd worden.

Doch niet alzo Gods ware volk. David en verder „allen" hebben door de Geest des geloofs goede, vaste en hechte gronden, zij hebben een nooit falende geloofsverwachting, omdat die haar grond vindt buiten de mens in God om Christus' wil.

Die verwachting is voor tijd en eeuwigheid en rust in Gods eeuwig welbehagen op het eeuwig en gans volmaakte Borgwerk van Christus. Het volk des Heeren, dat die verwachting kent, is in zichzelf arm, ledig en ellendig, maar eeuwig gelukzalig in Christus. God wordt daarin verheerlijkt en het is hun tot eeuwig heil.

Daarom gaat hun hoop en verwachting ook in alle druk over dood en graf tot in het eeuwige leven, het is een eeuwigheidsverwachting. Want indien zij alleen in dit leven op Christus waren hopende, zo waren zij de ellendigste aller schepselen. Maar nu zijn zij in hope

zalig" en die hoop beschaamt niet, want de liefde Gods is in hen uitgestort.

David roept het voor hemel en aarde uit, voor de gehele wereld, in geloofsoefening en gemeenschap met God: „ja allen, die U verwachten zullen niet beschaamd worden."

Mijn lezer, wie ge ook zijt en waar ge zijt, dat dit ook orfZG verwachting mocht zijn of worden in deze ondergaande wereld. De Heere ontdekke en zuivere U en mij om dit ene te beleven. Al gaat heel de wereld onder, deze verwachting des geloofs nooit.

Waar ook Gods volk op aarde leeft, zingt ervan zoals in Ps. 27 : 7:

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven Mijn ziel Gods gunst en hulp gemeten zou Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.

Zingt ervan, ten spijt van druk en vijanden. Velen van Gods volk zijn heengegaan, zij hebben de volheid van hetgeen zij verwachten, verkregen.

De wereld, ieder die deze verwachting mist, die trouwelooslijk handelt, zal beschaamd worden. De Heere verhoede het dat ge daarbij zoudt behoren, ook gij mannen en zonen in Indië. Van welke rang gij in 's lands dienst ook zijt, bedenkt het toch, dat Hij U in alle benauwdheid alleen een krachtige steun en allerheerlijkste verwachting kan zijn, doch alleen door de krachtdadige en zaligmakende werking van Gods geest wordt Hij krachtelijk bevonden een hulp in benauwdheden.

Welnu, Hij zij ieder die dit leest gedachtig en schenke U de genade, die om niet te verkrijgen is, uit Zijne volheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1949

Daniel | 8 Pagina's

De nooit beschamende verwachting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1949

Daniel | 8 Pagina's