Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

16e les.

HOOFDSTUK I, art. 9.

Wanneer we al meer induiken in de leer van de Remonstranten, blijkt ook al meer, dat in die dwaalleer niets overblijft van de vrijmachtige verkiezing Gods, zoals de Bijbel die leert en openbaart.

Wel spraken de Remonstranten steeds van „genade”, maar die bestaat bij hen alleen in naam, in feite als „helpende” genade, zoals eerder de Roomse kerk stelde.

Zoals uit de leerstellingen van de Remonstranten blijkt, gelijkt zeer veel op de oude leer der waarheid, wat verschillende uitdrukkingen en zinsneden betreft, maar in wezen zijn het menselijke verzinsels en valse voorstellingen van Gods Woord.

Lees maar wat de Dordtse Leerregels schrijven in hun VERWERPING DER DWALINGEN O.a. in artikel IV:

Die leren: „Dat in de verkiezing tot het geloof deze voorwaarde vooraf vereist wordt, dat de mens het licht der natuur recht gebruike, vroom zij, klein, nederig en tot het eeuwige leven geschikt, gelijk alsof aan die dingen de verkiezing enigszins hingen”.

Artikel V:

Die leren: „Dat de onvolkomene en niet beslissende verkiezing van bijzondere personen ter zaligheid geschied is uit het voorgezien geloof, bekering, heiligheid en godzaligheid, die òf eerst begonnen òf ook een tija lang geduurd hebben; maar dat de volkomene en beslissende verkiezing geschied is uit de voorgeziene volharding ten einde toe in het geloof, bekering, heiligheid en godzaligheid; en dat dit is de genadige en evangelische waardigheid, waarom hij, die verkoren wordt waardiger is dan hij, die niet verkoren wordt: en dat dien volgens het geloof, de gehoorzaamheid des geloofs, heiligheid, godzaligheid en volharding niet zijn vruchten van de onveranderlijke verkiezing ter heerlijkheid, maar dat het zijn voorwaarden, die vooraf vereist en als volbracht zijnde, voorzien zijn in degenen, die ten voile verkoren zullen worden en oorzaken, zonder welke de onveranderlijke verkiezing ter heerlijkheid niet geschiedt”.

Artikel VI:

Die leren: „Dat niet alle verkiezing ter zaligheid onveranderlijk is, maar dat sommige uitverkorenen, niettegenstaande enig besluit Gods, kunnen verloren gaan, en ook eeuwig verloren gaan”.

Deze dwalingen komen hierop neer:

a. Dat God voor Zijn verkiezing bepaalde VOORWAARDEN stelt waaraan de mens eerst dient te voldoen en waardoor hij zich kan geschikt maken tot het eeuwige leven; deze voorwaarden zijn o.m. geloof, gehoorzaamheid, vroomheid.

b. Dat daarom de verkiezing berust op een „voorgezien geloof en goede werken”;

c. Dat God verkoren heeft degenen, die in geloof en gehoorzaamheid VOLHARDEN

Uit de dwalingen van de Remonstranten blijkt dus duidelijk, dat de Goddelijke verkiezing krachtens Gods eeuwige besluit afhangt van de goede kwaliteiten, die er nog in de mens zijn en die hij nog kan tonen. „Het licht der natuur recht gebruike, vroom zij, klein, nederig en tot het eeuwige leven geschikt”.

Is zulks niet in lijnrechte tegenspraak met wat Gods Woord zegt? Zie Romeinen 3:9-20. Daar schrijft de apostel:

„Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet!”

„Gelijk geschreven is: Daar is niemand rechtvaardig, ook niet een; daar is niemand, die verstandig is, daar is niemand, die God zoekt; allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden.”

Wel spreken de D. Leerregels in hoofdstuk III/IV, artikel IV van „Enig licht der natuur, dat na de val in de mens nog overgebleven is”. Maar daarmee bedoelden onze vaderen niet. dat de mens nog in staat zou zijn, enige GEESTELIJKE werkzaamheden te verrichten. O neen! Zij verstonden onder dit „Enig licht der natuur”, dat de mens, ondanks zijn diepe val en verdorvenheid, nog redelijk, zedelijk schepsel is, tot beoefening van natuurlijke dingen, zoals van het onderscheid tussen hetgeen eerlijk is en oneerlijk is.

Dit stellen van „voorwaarden” tot de verkiezing vinden we terug in de oude leer van het semi-Pelagianisme, zoals we zien in de Rooms-katholieke leer van de „verdienstelijkheid der goede werken”. Zoals we reeds zoteven opmerkten, spreekt Rome ook van genade, maar in wezen is dit voor Rome „helpende” genade. God doet wat en de mens zelf. Zo ligt dat ook in de Remonstrante leer.

Het „voorgezien geloof en goede werken” van de Remonstrantse leer wil zeggen, dat God van eeuwigheid heeft gezien en geweten, wie er in Hem zouden geloven en toen heeft Hij diè uitverkoren.

Zeer zeker heeft God dat geweten. „Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend”. (Handel. 15:18). Maar dat „weten” Gods berust op Zijn besluit, dat is der verkiezing.

We herinneren ons uit onze jeugdjaren, toen we in Den Haag katechisatie kregen van de Leidse predikant, wijlen Ds. Joh. Jansen, dat hij de vraag stelde „besloot God omdat Hij wist of wist God omdat Hij besloot?”

Deze vraag betrof dus de Remonstrantse leer over een verkiezing uit voorgezien geloof en goede werken. Ja, een pittige vraag. En zulke kernachtige vragen deed hij meer. Wat zou uw antwoord geweest zijn? Het juiste is dus: God wist omdat Hij besloot! D.w.z. Gods vooruit-zien berustte op Zijn eeuwig besluit.

Met dit „vooruit-zien” Gods aangaande het geloof zagen de Remonstranten bijzonder op de VOLHARDING van het geloof blijkens artikel V van hun dwalingen.

Volgens hen kan bijvoorbeeld een TIJDGELOVIGE wel verkoren zijn en toch niet zalig worden, omdat hij niet volhardt in het geloven. Zoals we reeds in een vorige les erop gewezen hebben, stelden de Remonstranten tweëerlei verkiezing: een veranderlijke of algemene en een onveranderlijke en onherroepelijke beslissende verkiezing als een persoonlijke verkiezing. Deze verkiezing betreft dus volgens hen degenen, van wie God wist, dat zij zullen VOLHARDEN in hun geloof. Die kunnen dan wel een ONvolkomen geloof hebben, maar God rekent zulk een onvolkomen en onvolmaakt geloof toch als een volkomen en volmaakt geloof en een volkomen gehoorzaamheid. (Verw. der dwal. hoofdstuk I, artikel III: Die leren enz.)

Zo schrijven de Remonstranten in artikel II (zie ook „Verwerping der dwalingen) „Dat er een andere verkiezing is tot het geloof (bedoeld als een VOLHARDEND geloof), een andere tot de zaligheid, alzo, dat de verkiezing tot het rechtvaardigmakend geloof kan zijn zonder de beslissende verkiezing tot zaligheid.”

Zeer terecht schrijven onze D. vaderen hierbij:

„Want dit is een gedichtsel van ’s mensen hersenen, buiten de Schrift verzonnen, waardoor de leer der verkiezing verdorven en deze gulden keten van onze zaligheid verbroken wordt”. Zij halen hierbij de tekst aan van Rom. 8: 30: „Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen” enz.

Ja, een en ander is wel wat moeilijk te voigen voor ons, eenvoudigen, maar het zij nog eens onderstreept, dat de Remonstranten heel de verkiezing en zaligheid legt in de handen van de mens! Want de mens moet uiteindelijk zelf de beslissing nemen om te geloven.

Maar zouden dit alleen de Remonstranten doen?

Ach, wat ligt hetgeen de Remonstrant leert ook diep in ons aller hart.

Wat probeert (ja, ook de rechtzinnige mens!) toch altijd weer uit een verbroken werkverbond zalig te worden, door een uiterlijk betrachten van de werken der wet. Is ù, lezer(es), ook al hier achter gekomen door ontdekkend licht?

Zijn onze deugden al een wegwerpelijk kleed geworden bij het zien van Gods heiligheid? Dat is noodzakelijk. Verlichte Gods Geest ons verduisterd verstand daartoe. Dan zullen we ook het heilgeheim gaan verstaan: zalig te worden alleen uit genade! Leert Gods Geest dat alles volledig verstaan in één moment?

Ach, wat heeft de Heere (menselijk uitgedrukt) een werk, om achter dit heilgeheim te brengen. En waarom? Wel, omdat het bekommerd-gemaakt hart wetend nog zoveel z.g.n. voorwaarden stelt. Dan moet ik eerst dit weten of dat....en dan mag ik ’t geloven. Thomas was hiervan een voorbeeld...„Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen..... ik zal geenszins geloven”. Wat kan de bekommerde niet steeds bezig zijn, gelijk we in onze vorige les al opmerkten de gronden te zoeken in eigen bevindingen enzo verre van Christus blijven, daar de enige grond der zaligheid toch alleen in Hem ligt. Is dan „bevinding”„niet nodig, zoals velen menen? Zeer zeker wèl, maar dan niet als „voorwaarde” doch als vrucht uit. Christus.

Onze Heidelberger zegt in Zondag 32: „Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij”. Dit houdt ook in: verzekerd zij van zijn verkiezing. In de eeuwige verkiezing ligt òòk opgesloten de weg der zaligheid in Christus. Want in de eeuwige Vrederaad Gods is die weg vastgelegd, de weg namelijk door Christus gebaand en zoals Hij die Zelf is, gelijk Hij getuigd heeft: „Ik ben de Weg”. Zo is de eeuwige verkiezing dan ook een rijke TROOSTBRON voor Gods volk Artikel IX van de D.Leerregels spreekt daarvan.

We lezen immers:

„En diensvolgens is de Verkiezing de fontein van alle zaligmakend goed, waaruit het geloof de heiligheid en de andere zaligmakende gaven, eindelijk het eeuwige leven zelf, als vruchten vloeien; naar het getuigenis van de apostel: „Hij heeft ons uitverkoren (niet omdat wij waren, maar) opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde”. (Efeze 1:4).

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's