Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wij eren de drieheid in de eenheid, wij eren de eenheid, in de drieheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij eren de drieheid in de eenheid, wij eren de eenheid, in de drieheid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikelen 8 en 9 N.G.B.

Na het geloof in God beleden te hebben en daarna de kenbronnen van God beleden te hebben, gaat de Nederlandse Geloofsbelijdenis voort met het belijden, dat deze enige God een drieënig God is. Artikel 8 heeft tot opschrift, dat God is één in Wezen, en nochtans in drie Personen onderscheiden. Dit geloven wij volgens deze waarheid en volgens dit Woord Gods!

Wij staan hier voor een verborgenheid en wel voor de grootste verborgenheid, die nooit gekend kan worden uit de natuurlijke rede, maar alleen uit en door een bovennatuurlijke Goddelijke openbaring. En al is die dan geopenbaard, dan kan die door het verstand nooit ten volle begrepen worden in dit leven, maar dan moet zij uit kracht van Gods getuigenis geloofd worden. Alle geloofsstukken zijn verborgenheden, maar die verborgenheden zijn voor degenen, die Hem vrezen. Staan wij dus hier voor de voornaamste verborgenheid, dan is zij er toch voor die Hem vrezen.

Het woord drieëenheid is een bijbels woord en steunt op 1 Joh. 5 : 7: „Want drie zijn er, die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één." Het is het hoofdleerstuk van het Christelijk geloof. De geloofsbelijdenis van Athanasius zegt: „Zo wie zalig wil zijn, dien is voor alle dingen nodig, dat hij het algemeen geloof houde. En zo wie dit niet geheel en ongeschonden bewaart, die zal zonder twijfel eeuwiglijk verderven. Het algemeen geloof nu is dit: Dat wij den enigen God eren. Zonder de Personen te vermengen, of het wezen en de substantie te delen."

Dit leerstuk moet geloofd worden, deze grote verborgenheid moet eerbiedig aanbeden worden, dit te geloven is het eeuwige leven! Het ware, zaligmakende, het bijbelse geloof belijdt dan vaster dan vast, dat er is een enig en eenvoudig Goddelijk Wezen en geenszins drie Goden, want daar is één God, één Heere. Het belijdt en gelooft vaster dan vast, dat er in dit ene Wezen drie Personen zijn, die eenswezens zijn, evengelijk.

Niettemin zijn de drie Personen waarlijk van elkander onderscheiden in namen, in schikking, waardoor de Vader de eerste, de Zoon de tweede en de Heilige Geest de derde Persoon is, en ook in manier van werken. De Vader werkt namelijk van Zichzelf, de Zoon van de Vader, en de Heilige Geest van de Vader en de Zoon. In de huishouding Gods wordt aan de Vader de schepping, aan de Zoon de verlossing en aan de Heilige Geest de heiligmaking toegekend.

In de drie-éénheid is niet een éérder of later, niet een meer of minder. Wel is de Vader de eerste in orde. In waarheid, in mogendheid, in goedheid, in barmhartigheid zijn zij gelijk. De personele eigenschap van de Vader is, dat Hij het leven heeft in Zichzelf. De personele eigenschap van de Zoon is, dat Hij van de Vader van eeuwigheid is gegenereerd. De personele eigenschap van de Heilige Geest is, dat Hij uitgaat van de Vader en de Zoon.

De Vader is nooit zonder'Zijn Zoon geweest, ook nooit zonder de Heilige Geest. Met Clemens Alexandrinus mogen wij zeggen: „Laat ons loven een Vader en Zoon, tezamen met de Heilige Geest, Die een alles is, Die alleszins goed is, alleszins schoon, alleszins wijs, alleszins rechtvaardig, Wiens heerlijkheid nu is en in der eeuwigheid."

Hoe schuldig zijn zij, die onder het licht des Evangelies leven en dan toch deze geloofskennis missen, die onwetend van God, onwetend van Christus, onwetend van de Heilige Geest door het leven gaan. Die de enige en drieënige God niet hebben tot het voorwerp van hun dienst, dienen daarentegen de drievoudige afgod dezer wereld, namelijk de begeerlijkheid der ogen, de wellusten des vleses en de grootsheid van dit leven. Wat erg, als men nooit gedachten heeft aan Gods hoogheid, aan Zijn heiligheid, aan Zijn barmhartigheid. Wat erg, als men niet alleen de dienst van deze hoogverheven God versmaadt, maar als men zelfs de gemeenschap met deze heerlijke God niet acht, niet zoekt.

Hij toch is te kennen! In de Schriften van het Oude Testament openbaarde Hij Zich, als Hij zeide: „Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld en naar Onze gelijkenis!" Genesis 1 : 26 en 27. Wederom bij de zondeval openbaarde Hij Zich, als Hij zeide: „Zie, de mens is geworden als onzer één." Genesis 3 : 22. Hieruit blijkt wel niet zo klaar de drieheid, maar wel de meervoudigheid. Al meer gaat in de Schrift het licht der openbaring op, als blijkt dat de Vader schiep door het Woord (dat is de Zoon) en door de Geest Zijns monds, als blijkt dat de Geest Gods zweefde over de wateren. Zo lezen wij ook duidelijk in Psalm 33 : 6. De Oud-Testamentische zegen spreekt niet als bij derhaling van de naam des Heeren. Hier is vanuit Nieuw- Testamentisch licht bezien duidelijk de Vader en de Zoon en de Heilige Geest bedoeld. , , De HEERE zegene en behoede u, de HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en Hij zij u genadig, de HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede." Numeri 6 : 24'—26. Zet daarnaast de Nieuw-Testamentisch zegen uit 2 Corinthe 13:13: „De genade des Heeren Jezus Christus, en de liefde Gods des Vaders en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen", en u ziet duidelijk, dat de Heere in de heilige dienst Zich aan Zijn volk openbaart. Dat zegt bijzonder veel, als dat in de Christelijke eredienst in Zijn naam aan de gemeente wordt meegegeven.

Een zeer belangrijke Schriftuurplaats is ook de Doop van de Heere Christus, als bij Jezus' ambtsaanvaarding de Vader uit de hemel spreekt, als de Heilige Geest in de gedaante van een duif op de Heere Jezus nederdaalt, en als de Vader met name zegt uit de hemelen: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in dewelke Ik Mijn welbehagen heb." Denkt u ook aan het woord van de engel Gabriël tot Maria in Lukas 1 : 35. „De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, daarom ook, dat heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden." Voeg hierbij de belangrijke zaak van de instelling van de Doop aan de poort der kerk, aan de poort des levens, Matth. 28 : 19: „Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, hen dopen-

de in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb." En gij hebt toch wel zeer krachtig Schriftbewijs voor de kerk van de leer van de drieënige God. Vooral dit laatste is voor de ouden: Tertullianus, Basilius. Ambrosius en Theophilactus een albeslissend bewijs geweest.

Naast deze Schriftbewijzen (die ons hoe weinige, maar albeslissend zij voor ons zijn) zijn er nog andere redenen tot dit geloof. Al zou de Heere één keer in de bijbel zeggen wie Hij is, dan moest ons dit al genoeg zijn. Als Hij één keer Zijn naam bekend maakt aan Mozes, dan was dat al genoeg. Zo zou één betuiging van Zijn drie-éénheid ook genoeg zijn, althans voor het geloof. Voor het ongeloof, dat met het verstand, met de rede te rade gaat, zou het niet genoeg zijn, al stond het op elke bladzijde van de bijbel. En juist ook dat tegenspreken van het ongeloof van ouds af van Joden, Mohammedanen, ketters als Marcion, Manes, Praxeas, Sabellius, Samosatenus, Arius, is ons een sterk bewijs voor de waarheid van Gods Drieéénheid. Hoe heeft de oude kerk in de Apostolische geloofsbelijdenis, die van Nicea, die van Athanasius getuigd van dit heerlijk geloof in de drieënige God. De namen van deze geloofshelden zijn met hun geloof onder ons levend gebleven tot op deze dag. En wij hebben ze hef!

Maar... hoewel de oude ketterijen van Marcion tot en met Arius telkens opduiken tot op deze tijd, waar zijn hun namen gebleven? En hoe is het die mannen vergaan? Werkelijk aan de tegenspraak, tegen welk geloofsstuk ook, zijn de belijdenissen ontstaan. En naar hun tegenspraak tegen de leer der drieëenheid is het hoofdraam van de belijdenissen ontstaan... en elke belijdenis is trinitarisch van opzet.

Daar is nog een krachtige bevestiging van de drieëenheid Gods, namelijk de werkingen van de drie Personen. Dit zijn toch de dikke hoofdlijnen van het bijbelse getuigenis, dat de Vader Zich een volk ten eeuwigen leven verkoren heeft, dat de Zoon Zich een gemeente gekocht heeft met Zijn eigen bloed en dat de Heilige Geest die verkorenen des Vaders, die gekochten des Zoons, vergadert tot een gemeente uit het gehele menselijke geslacht. Of ook dit kan men als de dikke hoofdlijnen der Schrift zien: de Vader werkt de schepping, de Zoon de verlossing, de Heilige Geest de heiligmaking. Dat is tenslotte de hele geschiedenis van de wereld, bijzonder van de kerk, die daar voor onze ogen zich ontrolt. Dat zien wij. Dat ziet het geloof.

Voegt daar ten slotte nog bij de werkingen van de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, die wij in ons gevoelen, zoals artikel 9 zegt. Het gevoel doet in het menselijk leven ook mee, doet in het geloofsleven ook mee. Dat is een deel van het geloot, dat is een zijde van het geloof. Dat is de bevinding des geloofs. Het is zeker waar, dat wie met de drieënige God te doen krijgt, gaat verstaan wat er in het paradijs gebeurd is, dat Adam en hij in Adam daar tegen God gezondigd heeft, God verlaten heeft. De zonde, zijn zonde wordt hem voor ogen gesteld. Gaat nu iemand naar God vragen, naar God zoeken — waarop de belofte staat, dat die Hem zoekt, Hem zal vinden — dan weet hij zekerder dan zeker dat God, God de Vader is, bestaat. Leidt de Heere hem als zondaar nu tot Christus en mag hij daar vergeving van zonden ontvangen, mag hij Christus ontmoeten in de Schriften, in de prediking, dan weet hij zekerder dan zeker in dat , , Mijn zoon wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven", dat Christus is, de Zaligmaker is, zijn Zaligmaker is.

Leidde de Heilige Geest iemand tot de kennis der zonde, leidde de Heilige Geest die mens tot Christus en Zijn heil, bezegelt de Heilige Geest diens geloof door de belofte, dan weet die mens zekerder dan zeker, dat de Heilige Geest is en er ook voor en in hem is.

Dit is onze zekerheid van het geloof in God drieënig, dat Hij Zich door Zijn Woord, door de prediking, door het geloof ook persoonlijk aan ons openbaart en dit gelooft zegt van de Vader, van de Zoon, van de Heilige Geest: Mijn Heere en mijn God.

Gij zijt mijn God, U zal ik loven, Verhogen Uwe majesteit, Mijn God, niets gaat Uw roem te boven; U prijz' ik tot in eeuwigheid. Laat ieder 's HEEREN goedheid loven, Want goed is d' Oppermajesteit, Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.

Laat ons tenslotte nog enige practische opmerkingen maken over de leer, over het geloof in de drieënige God.

Reeds wezen wij er bij artikel 8 op, hoe iemand zich bezondigt door de openbaring van de drieënige God te beantwoorden met ongeloof, met ongeïnteresseerdheid. Hij kent God dan niet. Leert Hem dan ook niet kennen. God werkt dan ook niet aan hem. En hij dient deze God dan ook niet, noch de Vader, noch de Zoon, noch de Heilige Geest. Al had hij geen enkele zonde, dan is dit het allergrootste kwaad, dat hij Hem kan aandoen. Die hoge God! Die verheven God! Die drieënige God! Hem te kennen is het leven. Hem te dienen is een lust. Gij moet uw hart op het bidden gaan zetten, want dat doet gij niet. Gij moet uw hart op het onderzoek van de bijbel gaan zetten, want dat doet gij niet. Gij moet uw hart op het kerkgaan gaan zetten, want dat doet gij niet. En als gij deze God vindt, dan vindt gij het leven, dan vindt gij èn de Geest èn de Zoon èn de Vader!

Zijt gij echter Zijn deelgenoot, zelfs nog maar naar de mate des geloofs, dan zult gij liefdesuitingen van Hem ontvangen, blijken van Zijn gunst, verdraagzaamheid van uw zonden en gebreken, vergeving van uw zonden en gebreken. Dan zult gij verhoringen ontvangen van uw gebeden. Gij zult roepen en eer gij roepen zult, zal Hij antwoorden. Gij zult krachtige vertroosting ontvangen in uw rampen en tegenheden, in uw kruis. Gij zult een stille vrede genieten in uw ziel, is het dan niet steeds, dan toch bij tijden. Gij zult ontvangen een plaats onder die Hem vrezen. En gij zult een goede hope en verwachting ontvangen op het eeuwige leven.

Gij zult in het geloof geoefend worden in God drieënig. De Geest zal u ontdekken aan uw zonden, steeds meer, zodat gij een teer geweten krijgt voor God, voor Zijn dienst, voor Zijn wet. De Geest zal u leiden met onderrichtingen, met vermaningen, met beloften. De Geest zal niet rusten, voordat Hij u Christus noodzakelijk, gepast en dierbaar maakt. Hij zal het uit het Zijne nemen en u verkondigen. Dat eens en dat al meer.

Christus zal u bekend worden.

Hij zal Zich aan u openbaren in Zijn onderrichtingen, in Zijn ontdekkingen, in Zijn bemoedigingen, in Zijn lijdelijke en in Zijn dadelijke gehoorzaamheid, in Zijn offer, in Zijn dood, in Zijn opstanding, kortom in de trappen van Zijn vernedering en in de trappen van Zijn verhoging. En al wat aan Hem is, zal u gans begeerlijk worden. Hij zal Zich aan u wegschenken, zoals een Bruidegom zich geeft aan Zijn bruid, namelijk in een altijddurend trouwverbond, zodat gij moogt zeggen: , , Hij is de mijne en ik ben de Zijne!"

Ja, de Vader Zelf zal u niet slechts bekend worden als de God, Die toornt over de zonde, maar als de God, Die de zonde vergeeft om Zijns Zoons Christus wil. Dan zal Hij u worden als een barmhartig God, rijk in barmhartigheid. Om Zijns Zoons wil gedenkt Hij uwer zonden niet meer, 'want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Hij ontfermt Zich over u als een Vader over de kinderen. Hij wórdt u tot een Vader en dan wordt gij aangenomen tot — niet een dienstknecht, niet een slaaf, maar een kind, Zijn kind en erfgenaam, medeerfgenaam van Christus. Dan zult gij door de Geest Gods zelfs mogen zeggen: Abba -— Vader. Zie, dan zult gij door de drienige God gezaligd zijn. En uit deze drieheid, uit die eenheid zal u dan blijken, dat gij niet één der drie kunt missen.

Van de drieënige God belijdt de kerk, dat zij gelijke ere waardig zijn. Dan zal het u niet moeilijk vallen, om ze gelijke eer te geven, zo de Vader, als de Zoon, als de Heilige Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Wij eren de drieheid in de eenheid, wij eren de eenheid, in de drieheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's