Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tale Kanaäns wat is dat?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tale Kanaäns wat is dat?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omstreeks 1850 schreef de bekende dr. Kohlbrügge een boekje, dat hij de naam gaf van „De Taal Kanaans". Het uitgangspunt voor dit boekje vond hij in de Christenreize van Bunyan. Daarin komt de bekende passage voor, dat Christen en Getrouw komen op de kermis der ij delheid in de stad IJdelheid.

Daar brengen zij een grote opschudding teweeg onder de kermisgasten. De eerste oorzaak daarvan is hun afwijkende kleding. Een tweede oorzaak is de taal die zij spreken.

Bunyan schrijft dan: Gelijk zij zich verwonderden over hun kleding, zo waren zij niet minder verwonderd over hun taal. Want daar waren er weinigen, die hen verstaan konden: zij spraken natuurlijk de tale Kanaans, en zij die hier kermis hielden, waren de mensen van deze wereld; zodat zij elkander van het ene einde van deze kermis tot het andere einde niet konden verstaan.

Door deze passage uit Bunyans Christenreize werd Kohlbrügge geïnspireerd tot het schrijven van zijn boekje. Het blijkt dus, dat. we de uitdrukking „de tale Kanaans" zowel bij Bunyan als bij Kohlbrügge aantreffen. Beiden bedoelen daarmee het spreken, zoals de Heilige Geest het aan Gods kinderen leert. Het spreken, gedreven door de Heilige Geest, vanuit het werk des Heeren. Anders gezegd: et spreken vanuit de bevinding der heiligen. Dat is een taal, die de wereld niet kent, omdat de wereld het werk van Gods genade in het hart van zondaren niet kent. In die zin spreken Bunyan en Kohlbrügge over „de tale Kanaans". Daar is slechts één tekst uit de Bijbel waar ook gesproken wordt over „de tale Kanaans". We lezen in Jesaja 19 : 18: Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaan, en zwerende den HEERE der heirscharen”.

Wat is de betekenis van deze tekst? Letterlijk staat er dat. er in Egypte vijf steden zullen zijn, die de taal van Kanaan zullen spreken, dat wil dus zeggen, dat zij hebreeuws zullen spreken. De samenhang van deze tekst leert ons, dat dit wil zeggen, dat deze steden zich zullen bekeren tot de dienst des Heeren. De taal van Israël betekent hier eigenlijk het geloof van Israël. De taal van Kanaan te spreken, wil bij Jesaja dus zeggen het leven van het geloof te kennen. "We zien, dat we hier heel dicht komen bij de betekenis, die Bunyan en Kohlbrügge hechten aan „de tale Kanaans". We kunnen het samenvatten: in al deze gevallen heeft het spreken van „de tale Kanaans", alles te maken met het leven van het geloof. Als de Heere in ons hart werkt, dan is dat te zien aan heel onze levenswandel. Dan wordt ons leven vernieuwd door de Heilige Geest. Dan is dat ook te merken aan ons spreken. Gods volk leeft niet zoals de wereld

leeft en spreekt niet zoals de wereld spreekt. Hei is een afgezonderd volk. Daarom begrepen de kermisgasten op de kermis der ij delheid de taal van Christen en Getrouw niet. Is het ook aan jullie handel en wandel, aan jullie spreken te merken, dat niet de wereld, maar de dienst van God de hoogste plaats in je leven inneemt?

Andere betekenis?

Helaas heeft de uitdrukking „de tale Kanaans" in de loop van de tijd een andere betekenis gekregen. Er wordt dan mee bedoeld een bepaald geestelijk spraakgebruik, dat is geïnspireerd door het gebruik van de Statenvertaling, in de rechterflank van de Gereformeerde Gezindte. Dit spraakgebruik zou behalve door de Statenvertaling ook geïnspireerd zijn door de mannen van de Nadere Reformatie en door de gezelschappen, waar men met elkaar sprak over de wegen des Heeren. Door middel van bepaalde uitdrukkingswijzen, gezegden en zinswendingen, tracht men dan het werk van Gods Geest in het hart van zondaren te verwoorden. Schamper spreekt men dan over „de tale Kanaans". Enige jaren geleden is er een proefschrift verschenen, van de hand van Dr. C. v. d. Ketterij, waarin deze dit taalgebruik onderzoekt. De titel van dit proefschrift luidt „De weg in woorden". Hoe moeten we tegenover dit alles staan?

Verzet tegen bevinding?

Allereerst kunnen we ons de vraag stellen: wat is toch de achtergrond van al die afweer tegen „de tale Kanaans"? Ik vrees wel eens, dat velen zich daartegen verzetten, omdat ze niet meer weten willen van het bevindelijke leven van Gods kinderen. Het leven van de bevinding, gewerkt door Gods Geest, heeft een heel eigen karakter. Het is totaal verschillend van het leven der wereld. Men kan dan ook niet over het geestelijke leven spreken, zoals men over de dingen van de wereld spreekt, In ons dagelijks leven gebruiken we nu eenmaal geen woorden als „welgelukzalig", „wedergeboorte", „oefening des geloofs", e.d. De eigen aard van het geestelijk leven, brengt een speciaal taaleigen met zich mee. Wanneer bijvoorbeeld medici met elkaar spreken over hun werk, dan bedienen zij zich toch ook van een eigen taalgebruik? Wanneer men zich verzet tegen de zogenaamde „tale Kanaans", dan is in sommige gevallen vijandschap tegen het geestelijke leven van Gods kinderen hiervan de achtergrond,

Nu komt het echter ook voor, dat men over het geestelijke leven spreekt in een soort „geestelijke geheimtaal", die slechts voor ingewijden verstaanbaar is. In het boek van Van de Ketterij zul je daarvan treffende staaltjes tegenkomen. Wanneer men zich daartegen verzet, dan is dat terecht. We moeten niet over de dingen des Heeren spreken op een wijze, die voor bijna niemand meer te doorgronden is. Daar gaat geen werfkracht van uit. Dat stoot af! Daarnaast is er het gevaar van verabsolutering van een bepaald geestelijk spraakgebruik. We mogen een bepaald systeem van uitdrukkingswijzen, waarin het geestelijke leven wordt verwoord, niet verabsoluteren, als zou er op geen enkele andere wijze over de dingen des Heeren gesproken kunnen worden. Vorig jaar heb ik op het zendingsveld in Nigeria verschillende mensen ontmoet, waarvan ik hartelijk geloof, dat zij de Heere vrezen. Als je die mensen spreekt, dan proef je het werk van Gods Geest in hun hart. Zij weten van zonde en genade in hun leven. Toch kennen zij onze manier van uitdrukken niet. Zij gebruiken vaak heel andere woorden, dan wij zouden doen. Dat doet je beseffen, dat in ons taalgebruik een stuk traditie is, waardoor christenen in andere gebieden op de wereld niet beïnvloed zijn. Wij mogen het gebruik van bepaalde uitdrukkingen en zegswijzen over het geestelijk leven nooit maken tot een soort kenmerk van genade. Gods genade is niet gebonden aan een bepaald taalgebruik, maar aan het werk van de Heilige Geest.

Het gevaar van dualisme

Er is ook het gevaar van, wat ik dan maar noem, een soort gespletenheid tussen het geestelijk leven en het leven van alledag. Daar zijn mensen, die als ze over geestelijke zaken spreken, zich zó totaal anders uitdrukken tot zelfs in hun stembuigingen toe, dat je je afvraagt of het nog wel dezelfde persoon is, die daar spreekt. Er is dan een kloof tussen het gewone spraakgebruik van de betreffende persoon en zijn geestelijk spraakgebruik. Dat kan wijzen op een gespleten leven en dat kan ook jonge mensen bijzonder afstoten. Als je jong bent voel je het soms zo goed aan als iets opgelegd is!

Bijbels en verstaanbaar spraakgebruik!

De gevaren, die ik hierboven opsomde, moeten we goed in het oog houden. Maar anderzijds, dat er een bepaald spraakgebruik is, wanneer het gaat over de dingen des Heeren, is dat nu zo'n groot bezwaar? Men vindt dat toch ook op andere levensterreinen? Iemand, die dicht bij de Bijbel leeft en door Gods Geest is onderwezen, zal met diepe eerbied spreken over de dingen van Gods Koninkrijk. Zo iemand zal ook Bijbelse uitdrukkingen gaan gebruiken. En er zijn zoveel bijbelse woorden, die moeilijk anders zijn weer te geven. Denk eens aan woorden als „welgelukzalig", „Zaligmaker", „dierbaar", en nog zoveel voorbeelden meer.

Met kracht zou ik willen pleiten voor een bijbels taalgebruik, als we spreken over de dingen des Heeren. Laat ons spreken doortrokken zijn van het spreken van God Zelf in Zijn Woord. Dat bewaart ons voor ontsporingen, zowel naar links als naar rechts. Dat wil niet zeggen, dat al onze uitdrukkingen nu ook persé in de Bijbel moeten staan. We gebruiken immers ook woorden als „Drieëenheid" en „Voorzienigheid", die niet letterlijk in de Schrift staan, maar waardoor wel door en door schriftuurlijke zaken worden verwoord. De inhoud va.n ons spreken moet echter schriftuurlijk zijn. Aan ons spreken over de dingen d'es Heeren moet te merken zijn, dat we dicht bij de Schrift leven.

Daarnaast zou ik willen pleiten voor een verstaanbaar spraakgebruik. Het Nieuwe Testament is geschreven in het koönè-Grieks, wij zouden zeggen in het volksgrieks. Dat is dus de taal van het gewone volk. Hiermee heeft de Heere ons wel wat te zeggen. De boodschap van Gods Woord moet verstaanbaar zijn. Zoals zij dat moest zijn voor het gewone volk in Jezus' dagen, zo moet zij dat nog zijn voor de mens van de twintigste eeuw. We kunnen nooit een pleidooi houden voor een soort „geheimtaal voor ingewijden". Dat stoot velen af. Dat stoot met name ook jonge mensen af. Hoe vaak komt het ook voor dat men zich bedient van allerlei cliché-uitdrukkingen, die niet uit het hart komen. Daar prikt, onze jeugd vaak dwars doorheen. Jonge mensen willen aangesproken worden vanuit het hart. Wanneer Gods kinderen spreken over het geestelijk leven door Gods Geest en vanuit het hart, dan .is er gunning, dan gaat er werfkracht vanuit.

Laat ons spreken over geestelijke dingen voluit schriftuurlijk en ook verstaanbaar zijn. Maar dat neemt niet weg, dat de aardl van het werk van Gods Geest in het hart van zondaren, met zich meebrengt, dat in het spreken hierover toch woorden en uitdrukkingen gebruikt worden, die het dagelijks spraakgebruik zo niet kent. De tere; omgang tussen de Heere en de ziel brengt ook een eigen uitdrukkingswijze met zich mee. Dat hoeft geen bezwaar te zijn als we ons maar schriftuurlijk en verstaanbaar uitdrukken. En als er maar de wil is om het te begrijpen!

Tenslotte wil ik weer terugkomen op het begin van dit artikel. We zagen, dat mensen als Bunyan en Kohlbrügge onder „de tale Kanaans" verstonden het spreken, geleerd door de Heilige Geest, vanuit het werk des Heeren en de bevinding der heiligen. Wie déze taal spreekt, wordt door de wereld niet verstaan, want de wereld kent niet het tere leven met de Heere. Wie deze taal echter niet leert spreken, is diep te beklagen, want wie het tere leven met de Heere niet kent, deelt niet in Gods genade. Daarom schrijft Kohlbrügge: Mogen er tegenstanders opstaan, die deze taal verachten, zij mogen weten, dat de Vader, die Zijn kinderen aldus leert spreken, ook hen zal verachten, en die ze eens geleerd heeft, bedenke door Wien hij haar geleerd heeft, opdat hij Hem vreze en eerbiedig aanbidde voor al Zijn geduld.

En de inleider van Kohlbrügges boekje over de tale Kanaans tekent daarbij nog het volgende aan: Alleen hij zal Gods kind genoemd worden, voor wie de taal Kanaans niet een holle klank, maar een ware hartetaal is; en hij alleen zal zijn mede-reiziger verstaan, wiens hart ook zijn hart is, want daar is: „één wet, één weg, één keus, één wil, één geest, één doop, één Heere, één lijden, één kermen, één psalm en één Vader, Wiens kinderen zij zijn.

Als we zó over „de tale Kanaans" spreken, dan is dat heel wat anders dan een bepaald spraakgebruik, dat te vinden zou. zijn in de rechterflank van de Gereformeerde Gezindte. Zo: te spreken is het spreken door de Geest, het spreken des geloofs. En het werk van Gods Geest is in alle tijden en alle plaatsen onmisbaar. Mocht de Heere ons die taal leren!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1979

Daniel | 24 Pagina's

De tale Kanaäns wat is dat?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1979

Daniel | 24 Pagina's