Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarom zou ik naar de kerk gaan?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom zou ik naar de kerk gaan?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een boek van Van Ruler

Het vorig jaar bij Callenbach verschenen boek: „Waarom zou ik jiaar de kerk gaan?” is een van de laatste werken van prof. dr. A. A. van Ruler, die op 15 december 1970 overleden is.

Zijn heengaan was een groot verlies voor de Nederlandse theologie en niet het minst voor de gereformeerde theologie. Hij ging hoe langer hoe meer tegen de stroom in en zijn woorden lieten aan duidelijkheid niets te wensen over.

Van Ruler schreef dit boek als kerkganger. Toen hij op medisch advies zes jaar lang niet preekte, maakte hij zich zijn eigen beleving als kerkgaand gemeentelid bewust. Wat gaat er door me heen, als ik een kerkdienst meemaak? Telkens word ik weer door andere dingen aangeraakt, als door een toverstaf. Een diepe ontroering gaat dan door je ziel.

In het „Woord vooraf” staat: „Deze bundel artikelen markeert een soort bekering, althans een koerswijziging, in ieder geval een verbreding van het gezichtsveld in mijn eigen geestelijk leven en theologische denkwijze. Ik heb de liturgie ontdekt!”

Het is een neerslag van wat hij beleefde en overwoog bij de kerkdiensten in de Janskerk te Utrecht, de kerk van! de universi-teüsgemeente. Hij heeft zijn bezwaren. In deze diensten speelt het element van „een kans op de bekering te lopen” nauwelijks een rol. Er wordt weinig werk gemaakt van de ontdekking van de zondaar aan zichzelf. De volle vreugde over de door Christus aangebrachte verlossing ontbreekt. Dat zijn geen geringe maqco's. Maar volgens Van Ruler blijven er ook dan nog veel registers over op het orgel van de evangelieprediking en van de kerkelijke liturgie.

De vraag

Het boek heeft een titel gekregen die het wel doet: Waarom zou ik naar de kerk gaan?

Eigenlijk is dat niet de vraag van de kerkganger, maar van iemand die niet van plan is om te gaan. Duizenden zeggen: Waarom zou ik? Wat heb ik eraan? Word ik er beter van? Word ik er wijzer van? Het zegt me niets. Ik vind het niet de moeite waard om daarvoor de deur uit te gaan.

Het boek is ook voor deze mensen geschreven. Van Ruler vond het erbarmelijk om aan te zien, hoe de kerkgang in onze tijd verslapt en achteruitgaat. Het is jammer voor hen die komen. Het is het ergst voor degenen die er niet zijn. „Zij zijn de dode bladeren van de verwelkte bloem van onze cultuur. Wanneer men de moderne wereld op volle diepte doorleeft, kan men niet anders, dan tot de mensen roepen: om uws levens wil, met het oog op uw tijdelijk en eeuwig welzijn, terwille van de cultuur — ga, in Godsnaam, weer naar de kerk!”

Uit heel het werk blijkt echter, dat de titel bedoelt, dat wij ons er rekenschap van geven, waarom wij naar de kerk gaan.

Waarom ga ik, welke waarde heeft het voor mij en waarom ben ik er zo aan gehecht? Ik ga regelmatig naar de kerk, maar wat valt daar te beleven en wat maak ik daar mee?

Deze vragen zijn voor alle kerkgangers van betekenis. Al onderschrijven wij van harte, dat wij naarstig tot de gemeente Gods moeten komen om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, de Here openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen (Heid. Cat., antw. 103), het is daarom nog niet overbodig om naar het antwoord van Van Ruler te luisteren.

Voor de ambtsdragers is het niet alleen van belang, omdat zij zeer direct bij de kerkdienst betrokken zijn, maar ook omdat zij niet zelden geconfronteerd worden met vragen over de zin van de kerkgang.

Voor enkele kerken zijn cijfers beschikbaar die op een afnemend kerkbezoek wijzen en die zonder meer verontrustend zijn. Voor onze kerken zijn ze mij niet bekend.

Wij moeten niet generaliseren, maar wü krijgen de indruk, dat het er niet beter op wordt. Zouden wij in de toekomst niet nog meer te maken hebben met de vraag: Waarom zou ik naar de kerk gaan?

Het eerste antwoord

Het eerste antwoord luidt: om een kans op de bekering te lopen. Volgens Van Ruler is het een respectabel en wezenlijk antwoord, maar is het eenzijdig. Bij de uiterste rechtervleugel van het gereformeerd protestantisme is dit het meest gangbare antwoord. Men gaat getrouw naar de kerk. Waarom? Omdat het gebeuren kan,, dat men innerlijk krachtdadig wordt omgezet. Men wordt dan „een ander mens”. Dit is geen beschouwing die uit de tijd is! Is de mens zichzelf niet tot een probleem? En is de kern van zijn moeilijkheden niet gelegen in zijn geweten, in het bewustzijn, dat hij mis is (geweest), in zijn schuld? Is de eigenlijke vraag niet: Hoe vind ik een genadig God?

Er is een sterke stroming die deze specifiek religieuze vragen niet meer stellen wil, laat staan vooropstellen. Van Ruler verzet zich daar beslist tegen: „Het komt mij voor, dat dit de eigenlijke en wezenlijke vragen van het mensenleven als zodanig zijn”.

Een hoge ernst doortrekt het leven van velen van jongs af tot in de ouderdom toe. De boog van de tijdelijke existentie is tot het uiterste gespannen: het is de spanning van de eeuwigheid.

Maar er zijn ook nadelen en schaduwzijden.

Men gaat niet naar de kerk als volk van God. De gemeente mag niet aangesproken worden als gemeente van de Here. Welke zin hebben doop en belijdenis nog?

Men gaat vrijwel uitsluitend voor de preek naar de kerk. Onder de preek moet het gebeuren! De preek wordt puur de geleider van de blikseminslag van het werk van de Geest in de bekering van een mens.

Van Ruler signaleert ook het gevaar van teleurstelling en zelfs van sluimerende wanhoop, als het niet gebeurt. In plaats van een geleider van de blikseminslag kan de preek een bliksemafleider worden: trouwe kerkgang, waarbij het op de duur langs je heen gaat.

Intussen blijft het waar, dat de Geest wil werken door middel van het Woord. Er worden mensen onweerstaanbaar getrokken door Christus, door het evangelie en door de concrete gemeenschap van de kerk.

Anders gezegd

Gedachten uit deze verhandeling keren later in een andere vorm terug: om m'n bestaan tot op de bodem te doorgronden, en: om het heil te ontvangen.

Het klinkt ouderwets, maar de prediking is er ook om de mens aan zichzelf te ontdekken. Het moet ons van buiten af met gezag gezegd worden, dat wij zondaren zijn. Dat gaan wij door het werk van de Heilige Geest beseffen, erkennen en belijden. Verootmoediging en schuldbelijdenis zijn wezenlijke elementen in de eredienst.

Wij gaan ook naar de kerk om het heil in al zijn vormen en variaties te ontvangen. Daar komt God in Christus met Zijn genade op ons af.

Maar moeten wij daarvoor elke week opnieuw naar de kerk, ook als wij ons heil reeds gevonden hebben in de Middelaar? Ja, want het is zo ongelooflijk groot, dat wij het niet kunnen begrijpen en omvatten. Het moet ons voortdurend gezegd worden. Wij moeten telkens weer onder de meiregen van de prediking van het heil gaan lopen.

Er gaan telkens weer andere vergezichten open. De diamant flonkert telkens weer geheel nieuw. Wie eenmaal echt iets gesmaakt heeft van het mysterie van de verlossing, wil het evangelie telkens weer opnieuw horen.

Een lofzang op de kerkgang

Waarom zou ik naar de kerk gaan? Dat is een vraag naar het motief, de reden en de grond, maar ook naar het doel, de bedoeling, de verwachting. In wezen is het dus een veelvoudige vraag die op meer dan één manier te beantwoorden is. Van Ruler geeft niet minder dan 22 antwoorden!

Die verscheidenheid is geheel in zijn stijl. Hij trachtte tot de grond toe door te denken en hield ervan om met gedachten te spelen.

Het boek heeft door zijn uitvoerigheid iets vermoeiends. Het is niet aan te bevelen om alle 22 antwoorden na elkaar te lezen. Het was trouwens oorspronkelijk een reeks artikelen. De kleine letter en het grauwe papier maken ook, dat men dit boek wel eens opzij legt. Maar dat is de schuld van de uitgever.

De vele antwoorden op de vraag naar de zin van de kerkgang brengen stellig iets tot uitdrukking van de vreugde die Van Ruler erin beleefd heeft en waarvan hij anderen deelgenoot wilde maken.

Van Ruler zou Van Ruler niet zijn, als hij geen uitspraken deed die aanvechtbaar te noemen zijn. Dat is in sterke mate het geval in de hoofdstukken: om de arbeid van de lofprijzing te volbrengen, om het bijschrift bij het plaatje te lezen en: om de wereld voor te dragen.

Enkele voorbeelden: „De laatste zin van alles is: het bestaan dat zich in zichzelf verblijdt”. „Maar uiteindelijk is de verlossing meer dan de Verlosser en het verloste zijn meer dan de verlossing en het zijn meer dan dat het verlost is”.

De bijzondere openbaring levert „het bijschrift bij het plaatje van de wereld.” Ik denk ook aan de vergelijking van het gebed met het parlement — wij zouden het recht van initiatief en van amendement hebben ten opzichte van God!? Er zou zelfs een motie van wantrouwen mogelijk zijn.

Bij het schrijven over een zo praktisch onderwerp als de kerkgang kon Van Ruler niet voorbijgaan aan de fundamentele problemen die hem steeds bezighielden. De verhouding van schepping en verlossing is er een van. Maar dat zal niet elke kerkganger en niet elke ambtsdrager in dezelfde mate interesseren als de theologen. Overigens behoeft men er niet theologisch voor geschoold te zijn om te constateren, dat hij soms meer beweert dan hij met een beroep op de Bijbel kan staande houden. Dat laten wij verder rusten. In dit werk wordt veel geboden waar wij winst mee kunnen doen.

Hoeveel goeds weet Van Ruler niet te zeggen van het motief: om een gewoonte vol te houden, en: om een traditie voort te zetten, en dat in deze tijd!

En als het er nu maar een paar zijn die nog gaan? Als ze maar getrouw zijn! „Ook dat is een zijde aan de gewoonle van de kerkgang: doorzetten door het wintertij heen en gewoon afwachten tot de lente v/eer doorbreekt”. „Naar de kerk gaan om een traditie voort te zetten, opdat er zo’n traditie zou zijn, waarin anderen zich kunnen laten opnemen en inschakelen”.

Wij zijn voor het besef van Van Ruler bij de kern van de zaak. als wij de kerkdienst zien als de volbrenging van de arbeid van de lofprijzing. Hèt werk van het volk van God is de lofprijzing. De waarde van een kerkdienst hangt daarom ook niet alleen van de al of niet goede preek af.

Wij gaan naar de kerk om rust te vinden. om gesticht te worden en om weer op toonhoogte te komen. Echt Van Ruler om het op te nemen voor de stichting, de innerlijkheid en de bevinding! De volle omvang van de omgang met God wordt alleen in stand gehouden door de regelmatige kerkgang. Samenvattend gezegd: wij gaan naar de kerk om wegwijs gemaakt te worden.

Het is een boek om met aandacht te lezen. Het is een uitbundige lofzang op de kerkgang!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1971

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Waarom zou ik naar de kerk gaan?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1971

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's