Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mondiale vorming in de  christelijke school

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mondiale vorming in de christelijke school

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

INTRODUKTIEOnder de titel "Mondiale vorming in de christelijke school" bespreekt professor Graafland hier de gelijknamige bijdrage van Prof.Dr. J.Verkuyl, hoogleraar in de zend ingswetens chappen aan de Vrije Universiteit, opgenomen in het kahier "Christelijk onderwijs met de wereld als horizon".In dit boek - dat als no. 5 verscheen in de serie "Cahiers voor het christelijk onderwijs" - is ook een bijdrage opgenomen van Drs. C. Plomp getiteld "Van de theorie naar de praktijk van het christelijk onderwijs met de wereld als horizon". Dit tweede deel, dat de onderwijskundige konklusies aangeeft uit het voorafgaande, valt hier buiten de bespreking. Het boek is verkrijgbaar voor ƒ7, 90.

door Prof. Dr. C. Graafland,

In de serie "Cahiers voor het christelijk onderwijs", die uitgegeven wordt onder auspiciën van de Unie "School en Evangelie", is in korte tijd een respektabel aantal boekjes verschenen, die telkens vanuit een verschillende gezichtshoek hetzelfde doel beogen. Dat doel kan worden omschreven als een vernieuwing van het christelijk onderwijs op grond van de nieuwe inzichten, die in het christelijk geloof vanuit kerk en theologie worden aangereikt.

Uit de grote aftrek, die deze boekjes hebben, kan worden opgemaakt, dat zij in een nogal sterke behoefte voorzien. Blijkbaar is het christelijk onderwijs eraan toe om door nieuwe impulsen te worden gestimuleerd en op een nieuwe wijze het christelijk karakter van zijn onderwijs te doordenken en in praktijk te brengen.

Op zichzelf is daar niets op tegen. Want ook het onderwijs staat bloot aan het gevaar van de verstarring. En omdat het hierin juist gaat om de generatie van morgen, zullen zij, die voor de vorming van deze generatie verantwoordelijk zijn, zich voortdurend moeten bezinnen op de vraag, of dit onderwijs nog wel terzake is. En dat betreft dan niet alleen de leervakken als zodanig, maar ook de achtergronden ervan en het christelijke geloofsstandpunt, van waaruit het gehele onderwijs wordt doortrokken.

Toch is het anderzijds nodig om deze bezinning over de vernieuwing van het onderwijs ook kritisch te begeleiden. Al zou het alleen maar daarom zijn, dat niet alleen de verstarring een gevaar Is, maar evenzeer ook het meegaan met allerlei nieuwe dingen, die niet of nog niet de kri­ tische toets kunnen doorstaan. Konkreet betekent dit, dat als de Unie "School en Evangelie" met bovengenoemde serie een bezinning op gang wil brengen over de vernieuwing van het christelijk onderwijs, dit op zichzelf een goede en ook nodige zaak is, maar dan mag het niet ontbreken aan mensen, die meedenken, en die dat ook, als het moet, op een kritische wijze doen.

Alszodanig moet het worden verstaan, wanneer ik nu enkele kritische opmerkingen ga maken over de bijdrage van Prof. Dr. J. Verkuyl, die hij gegeven heeft in een van de laatste kahiers, dat de titel draagt: "Christelijk onderwijs met de wereld als horizon". In dit boekje geeft Verkuyl een bijdrage over "Mondiale vorming in de christelijke school", terwijl Drs. C. Plomp in ditzelfde kahier een bijdrage heeft geschreven met als titel: "Van de theorie naar de praktijk van het Christelijk Onderwijs met de wereld als horizon". Op de laatstgenoemde bijdrage ga ik niet in, omdat zij voornamelijk de praktisch-didaktische vormgeving laat zien van wat Prof. Verkuyl in het voorafgaande aan principiële inzichten heeft gegeven. Ik richt me dus vooral op wat Verkuyl, heeft geschreven, waarbij het mij in hoofdzaak te doen is om de theologische visie, die eraan ten grondslag ligt.

Verkuyl wijst erop, dat wij nu in een mondiale wereld leven, en dat het kind van vandaag op een daaraan adequate wijze dient te worden gevormd en onderwezen. Omdat hier meteen de vraag zich voordoet, waarin het eigen-christelijke karakter van dit op de mondiale wereld gerichte onderwijs bestaat of dient te bestaan, gaat Verkuyl in de eerste plaats na, wat de Bijbel hierover te zeggen heeft. Van daaruit trekt hij dan de lijnen door naar diverse konkretiseringen van dit mondiale onderwijs. Het zal moeten bestaan uit opvoeding en vorming tot participatie aan de Europese gemeenschap. Vervolgens komt de opvoeding tot deelname aan de kontemporaine wereldgeschiedenis aan de orde. Dan volgt een hoofdstuk over de opvoeding tot deelgenoten in de strijd om gerechtigheid in de rassenverhoudingen, waarna over de opvoedingtot deelname aan de kerkelijke oekumene wordt gehandeld. Ook wordt de opvoeding tot ontmoeting met vertegenwoordigers van andere religieuze gemeenschappen niet vergeten, evenmin als de opvoeding tot verantwoordelijk beheer van het leefmilieu.

Nu is het mij vooral te doen om de belichting van de bijbelse boodschap zoals Verkuyl die geeft. Want hierin worden grondnoties aangereikt, die de daarop volgende konkretiseringen mogelijk en gewenst maken.

Ik wil beginnen met erop te wijzen, dat het Verkuyl erom te doen is om aan te geven, hoe beslissend en richtinggevend de bijbelse boodschap voor het mondiaal onderwijs is (blz. 13). Deze stellingname kunnen wij alleen maar onderschrijven. Alleen als het gaat om de vraag, hoe deze belichting zich voltrekt, komen er onzerzijds bezwaren, omdat het dan, naar onze mening, duidelijk om een eenzijdige belichting gaat.

Natuurlijk kun je zeggen, dat een belichting altijd eenzijdig is, omdat zij uit een bepaalde gezichtshoek plaatsvindt. Dat is ook zo. En ik meen, dat wij dit hier ook wel in rekening moeten brengen. De belichting van Verkuyl en met hem van vele voortrekkers in de huidige vernieuwing van het kertielijke en theologische denken, is wellicht bewust eenzijdig. Dat weten velen van hen zelf ook wel. Ook Verkuyl denk ik. Hij wil met deze eenzijdige belichting iets heel duidelijks zeggen. Hij wil wijzen op de nood van het heden, van onze wereld van nu, en op het tekort schieten van de kerk hierin, zowel in het verleden als ook nu nog. In verband daarmee wijst Verkuyl op de christelijke roeping. En dat doet hij dan zo eenzijdig, dat hij andere aspekten laat rusten, zonder die echter te ontkennen.

Zo zou ik het willen zien. Maar dat betekent echter niet, dat ik het daarmee eens ben. Niet omdat ik een bepaalde evenwichtigheid nastreef, die zo uitgebalanceerd is, dat zij van elke profetische kracht is gespeend. Maar wel, omdat ik meen, dat in deze eenzijdige belichting de dingen, ook vanuit de Schrift bezien, zo scheef komen te staan, dat de eenzijdigheden een eigen leven gaan leiden en zo gaan domineren, dat het hart van de bijbelse boodschap daardoor in het gedrang komt. Het gevolg daarvan is, dat wat op zichzelf belangrijke bijbelse noties zijn, maar dan gerelateerd aan het centrum van de bijbelse verkondiging, nu zo'n eigen, absolute plaats krijgen, dat zij een ideologie dreigen te gaan worden, die, als het helemaal erop aan komt, ook zonder die Bijbelse boodschap kan bestaan en b. v. evengoed onder humanistische vlag kan varen.

Dat eenzijdige komt vooral daarin uit, dat Verkuyl vrijwel uitsluitend de universele en kosmische aspekten van de Schrift noemt en de persoonlijke en partikuliere aspekten laat liggen. Zo spreekt hij over de ene en enige God, de Schepper des hemels en der aarde en de ene mensheid. God is de Schepper, de Rechter, de Bevrijder voor alle mensen. Hij wijst op de betekenis van de Adams-figuur in Oud-en Nieuw-Testament als vertegenwoordiger van het hele menselijke geslacht. Hij wijst op de gemeenschappelijke wereldgeschiedenis waarover Gen. 1-11 spreekt. Op de verkiezing van Abraham als de weg, waarlangs het heil tot alle volken zich zal wenden. Over de universele zending van de Knecht des Heren bij Jesaja. Over de kosmische trekken van Daniël 7 en de mensheidomvattende betekenis van de Zoon des Mensen. In het Nieuwe Testament wijst hij de solidariteit van Jezus met de armen aan. Jezus is de menselijke mens, die om navolging vraagt, met verwijzing naar de barmhartige Samaritaan en Matth. 25. Ook wijst hij op het mondiale aspekt in de brieven van de apostelen. Zij zijn vol van het heil, dat bedoeld is voor de gehele mensheid, waarbij vooral op de brieven aan Efeze en Colosse wordt gewezen, enz.

Het gaat volgens Verkuyl niet om het persoonlijke, om het moreel en psychisch drama voor de ziel van de enkeling. Dat is er in de Reformatie en ook in het christelijk onderwijs tot nu toe wel van gemaakt. Maar het gaat om de universele en kosmische daad van God, om de sjaloom, die doordringen wil in alle relaties tot de einden der aarde. Wij hebben vaak van de kerken een verzameling religieuze egoïsten gemaakt, zegt Verkuyl, maar wij moeten ons mee laten nemen met onze kinderen in de universele bevrijdende beweging waarmee God bezig is.

Nu dacht ik, dat deze belichting vanuit de Schrift zo rigoreus eenzijdig is, dat het werkelijk niet moeilijk valt om aan te tonen, dat dit een tendentieus Schriftgebruik is. Nogmaals, ik waardeer dit tendentieuze als uiting van een stuk hartstocht. Maar zij is toch daardoor niet minder tendentieus. Niet minder dan b. v. een vooral vroeger aangetroffen piëtistisch gekleurde Schriftuitleg, waarin de bijbel tot het boek van de individualistische eeuwigheidsvroomheid wordt gemaakt. Ik waardeer deze twee eenzijdige belichtingen even hoog of laag. Ik wil de één niet voor egoïsme uitmaken. Dat doet Verkuyl wel,

en daarin is hij juist de reaktionair. Ik wil de ander niet uitmaken voor een humanist, zoals vanuit piëtistische hoek wel wordt gedaan. Maar zij zijn beide even eenzijdig. Terwijl zij beide juist elkaar nodig hebben. Omdat de Schrift beide noemt, het universele èn het persoonlijke. De roeping tot mondiaal denken en leven en liefhebben èn de roeping tot het persoonlijke geloof en het persoonlijke leven met God. Het gaat in de Schrift om Gods plan met de wereld. Maar het gaat in de Schrift ook om persoonlijke verkiezing èn verwerping. Het gaat om het universele Rijk van God, maar ook om het persoonlijke ingaan in het Rijk door het geloof in Jezus Christus. Het gaat om deze wereld omdat zij Gods wereld is, maar het gaat ook om het verlaten van deze wereld en het uitzien naar Gods nieuwe wereld. Het gaat om aktie, de christelijke daad van het geloof, maar het gaat ook de passie van het ervaren van Gods genade aan in ons schuldig, verloren en machteloos bestaan.

Kijk, zo moeten wij ze bij elkaar houden. En dat "moeten" is zo stringent, dat het daarvan afhangt of de boodschap, zowel naar de ene kant als naar de andere kant, nog christelijk, nog bijbels kan heten.

Nu heb ik het vermoeden, dat Verkuyl, dit lezende, zou zeggen: maar ik erken dit. Ik wil niet het één zonder het ander. Ik zoek de verbinding tussen beide. Ja, dat heb ik zelf ook altijd gedacht. En als ik mij zijn vroegere publikaties herinner, zo van een 5 & 10 jaar geleden, tref ik dat ook zo aan. Alleen lijkt het wel of ook Verkuyl meegesleurd wordt in de stroom van het christelijk-humanistisch denken van onze tijd. Dat betreur ik zeer. Dat had ik niet van hem verwacht. Ik heb altijd gedacht, dat Verkuyl zelf zo door de Schrift en gereformeerde traditie gevormd was, dat hij altijd ook in zijn eenzijdige belichting het centrum zou vasthouden, vanuit het centrum zou blijven denken. Maar, ik moet zeggen, dat ik dat centrum steeds moeilijker bij hem kan terugvinden. Zeker in dit boekje.

Maar misschien hangt dit laatste met iets samen, dat dieper ligt. Verkuyl heeft namelijk vroeger vooral altijd alle aspekten willen belichten van het heil. Maar dan zo, dat hij het verbindingswoordje 'bok" inlaste. Het heil is universeel maar óók persoonlijk; op deze wereld gericht maar óók op de toekomende wereld. Op deze wijze verbond hij de dingen. Maar, en daar gaat het nu om, dit is geen verbinding. Dit is een naast elkaar plaatsen zonder meer. Maar geen organische verbinding vanuit het ene centrum van het heil. Mij dunkt, ligt daarin de oorzaak ervan, waardoor Verkuyl op een gegeven moment een paar aspekten kan verliezen. Want zij waren niet essentieel, vanuit de essentie van het heil, met de andere verbonden.

Vraagt u nu aan mij, hoe die verbinding dan wel moet liggen, dan heb ik even terug al erop gewezen, dat de Schrift zowel het persoonlijke als het universele heil verkondigt. Maar dat zou op zichzelf ook nog als een óók-óók verbinding kunnen worden beschouwd. Dat is ze echter niet. De Schrift kent als het ene hart van haar heilsverkondiging de werkelijkheid van God in Zijn persoon en werk, van de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat betekent, dat het om de schepping en de wereld als geheel gaat, want het gaat om God de Vader en Zijn werk.

En dat betekent, dat het om de verzoening en de verlossing van deze wereld gaat, want het gaat om God de Zoon, onze Heere Jezus Christus. Maar het betekent ook, dat het gaat om de realisering van dit heil door het persoonlijke geloof en de vergadering der gemeente van Christus als het volk, dat in dat heil deelt, omdat het ook gaat om God de Heilige Geest en Zijn werk.

Als wij zo de Schrift lezen, wordt vanuit het ene centrum, de Drieënige God Zelf en Zijn werk, de hele heilsopenbaring, overzien en komen de universele en de persoonlijke aspekten van het heil op hun juiste plaats te staan. Maar dan blijkt echter tevens, dat bij Verkuyl de dingen niet meer op hun juiste plaats staan. Zij zijn uit het gelid getrokken, waarbij het universele het persoonlijke heeft overwoekerd. Ten diepste komt dit daardoor, dat Verkuyl wel het werk van de Vader en de Zoon aksentueert, maar niet dat van de Geest. En daarin is hij met vele anderen een representant van de impasse, waarin de theologische bezinning door en sinds Barth is terechtgekomen.

Deze laatste ontwikkeling begint zich nu ook te konkretiseren in het christelijk onderwijs. En dat betreur ik zeer. Omdat niet de egoi'stische, maar de oerbijbelse en reformatorische noties van persoonlijk geloof en persoonlijke wedergeboorte en bekering hierdoor buiten de horizon gaan vallen. En wat er dan als mondiale gestalte van het christen-zijn wordt voorgesteld, verliest zijn voedingsbodem, zijn geboortegrond, en wordt daardoor ten diepste gelijk aan een humanistische d. w. z. autonoom menselijke gestalte van het mondiale denken. Kan Verkuyl daarom zo gemakkelijk zeggen, dat de wederzijdse beïnvloeding van humanisme en christendom zeer nodig is (blz. 10)?

Het mag er niet om gaan de konkrete punten, die Verkuyl hier aanwijst als onbelangrijk of onnodig of zelfs verkeerd te beschouwen. Wanneer het om het welzijn van onze naaste overal in de wereld gaat, dan is er geen roeping zo radikaal als de bijbelse roeping. Daarom gaat het ons er niet om een standpunt in te nemen dat in vergelijking met dat van Verkuyl dan konservatief heet. In zijn hartstocht voor mondiale gerechtigheid mogen wij Verkuyl niets afhandig maken. Integendeel. Het moet nog veel radikaler, naar het gebod van Christus.

Maar dit radikalisme wordt een ideologie, een wettisch moralisme, wanneer het losgemaakt wordt van het persoonlijke geloofsleven met God. Dat wil konkreet zeggen, dat onze kinderen op school niet primair tot mondiale helpers moeten worden gevormd, maar dat zij eerst zelf van vijanden van God en de naaste moeten worden wedergeboren tot mensen Gods. En van daaruit valt dan de hele wereld, ook deze moderne wereld, open als een werkterrein voor de christen van nu en morgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1973

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Mondiale vorming in de  christelijke school

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1973

De Reformatorische School | 40 Pagina's