Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeuad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeuad

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

BESTE JONGELUI!

Gideon 25 (Richt. 6 : 27)

„Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, en deed gelijk als de HEERE tot hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde om het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht.”

Gideon deed gelijk als de HEERE tot hem gesproken had. Hij brak het altaar van Baäl af en het bos/de paal hieuw hij om. Daarna bouwde hij een altaar voor de HEERE, op de aangewezen plaats en offerde de vai van zeven jaren, die van zijn vader was.

Hier zou de vraag kunnen opkomen: Gideon mag je dat wel doen? Mag je zo maar de var van je vader nemen? Het is toch jou var niet? Is dit eigenlijk geen stelen? Moet je het eerst niet aan je vader gaan vragen of hij daar zijn goedkeuring aan geven kan?

Het zou in bepaalde opzichten verkeerd hebben kunnen zijn, wanneer b.v. Gideon deze var genomen had, ten bate van zichzelf. Dan was het stelen geweest. Ik wil daarop wijzen, omdat ik de mogelijkheid met uitgesloten acht, dat van deze daad van Gideon wel eens een verkeerde toepassing zou kunnen worden gemaakt. Je zoudt in de verzoeking kunnen komen, om ongevraagd iets, wat van je vader of moeder is, weg te nemen. Je voelt wel aan, het zit niet helemaal richtig, het mag eigenlijk met Maar dan komt ineens die geschiedenis van Gideon je voor de aandacht. En dan zeg je: Zie je wel, Gideon heeft ook zo maar de vai van zijn vader genomen, zonder er om te vragen. Ik zie daarom niet (meer) in, waarom ik verkeerd gedaan zou hebben door eens in de portemonnaie van mijn vader te kijken en daar wat uit te nemen.

Als je zo de bijbel gebruikt, dan is het natuurlijk misbruik. En dat komt nog al eens voor. Men gebruikt de bijbel dan tot een dekmantel voor de zonde. Dit gebeurt ook, wanneer ovei de zonden van Gods kinderen eerlijk geschreven wordt. Zie je wel, zegt men dan, David heeft ook zo veel verkeerde dingen gedaan, en Salomo ook en ...... ja, wie nog meer niet? Gods kinderen zijn ook mensen, met veel zwakheden en gebreken. En die staan ons niet beschreven in Gods Woord ter navolging, maar tot waarschuwing. Het zijn bakens in zee. En je weet, waar bakens in zee voor dienen. Zij geven de gevaarlijke plaatsen aan, opdat je geen ongelukken zoudt krijgen. In natuurlijk opzicht mag je dankbaar zijn voor die bakens in zee. Veronderstel dat ze er niet waren, wat zouden er veel ongelukken gebeuren. Zo is het nu geestelijk ook. We mogen de Heere wel dankbaar zijn, dat Hij ons door de „vallei” van Zijn kinderen waarschuwt, opdat we niet in hetzelfde kwaad zouden verzeilen.

Maar, zeg je: Nu ben ik er nog met uit, of Gideon „goed” dan wel „verkeerd” deed, door zo maar die var van zijn vader te nemen.

Gideon deed er in dit geval geen kwaad mee. Want de HEERE had het hem geboden om dit te doen. En de HEERE kon dat gebieden. Want Hij is de absolute Eigenaar van alles.

Al d' aard en alles, wat zy geeft,
Met al wat zich beweegt en leeft.
Zijn 't wettig eigendom des HEEREN
Hij heeft z' in haren ochtendstond.
Op ongemeten zeên gegrond.
Doorsneden met rivier en meren.

Wat staan wij daar weinig bij stil, dat God de absolute Eigenaar van alles is. Hij kan daarom van het Zijne geven, aan wie Hij wil. Maar Hij kan ook het Zijne weer ontnemen, aan wie Hij wil. Hij doet alles, wat Hém behaagt. Job heeft dit door het geloof verstaan, toen hem al zijn bezittingen — geen eigendommen — werden ontnomen. (Er is verschil tussen eigendom en bezit. Ik kan iets in bezit hebben, terwijl het toch mijn eigendom niet is, b.v. een „huurhuis”. Ik ben wel de bezitter, maar een ander is de eigenaar en daar moet ik huur aan betalen). Toen Job zijn „bezittingen” kwijt raakte, zeide hij: De HEERE heeft „gegeven”, de HEERE heeft „genomen”, de Naam des HEEREN zij gelooft. Hier stond hij in de rechte verhouding tegenover God. Als men zo in de rechte verhouding tegenover God mag staan door het geloof, dan kan men het met God eens zijn, ook als Hij ons dingen ontneemt, die ons hef zijn.

Wie het absolute eigendomsrecht van God erkent, die kan in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar en voor het toekomende vertrouwend zijn. Dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Dit is alleen mogelijk door het geloof, dat God werken moet. Eens en iedere keer weer. Bij mij en ook bij jullie. Vraag daar maar veel om.

Gideon deed dus niet verkeerd, door ongevraagd de var van zijn vader te nemen tot een brandoffer. Hij volbracht alleen het „Gebod van zijn God”. Terwijl ik dit zo neerschrijf, komt ineens dit vers in mijn gedachten:

Och, of wij Uw geboön volbrachten
Genâ, o hoogste Majesteit
Gun door 't geloof, in Christus krachten.
Om die te doen uit dankbaarheid

Hebben jullie ook wel eens zo iets, dat als je met de bijbel bezig bent, dat er dan dergelijke dingen in jullie gedachten komen? O zeker, daar kun je geen grond van maken voor de eeuwigheid, hoor. Maar veracht het toch ook maar niet. En als het in je gedachten komt, zoekt het dan maar niet. En als het in je gedachten komt, zoekt het dan maar vast te houden en er over door te denken. Het zijn de slechtste bezigheden niet. De dichter van het boven omschreven vers was er achter gekomen, dat hij in eigen kracht de geboden des HEEREN niet kon volbrengen. En wie kan dat wel. Dat kan niemand. Dat kon Gideon ook met Daarom zal Gideon, toen hij tot de daad over moest gaan en het gebod Gods moest volbrengen, de HEERE daarbij zeker nodig gehad hebben. Dat is in zulke omstandigheden, zulk een natuurlijke zaak, het geestelijke leven eigen, dat het er niet eens apart bij vermeld staat. Gelukkig zijn jullie, als je er ook achter gekomen bent, dat je de geboden des HEEREN in eigen krachten met volbrengen kunt. Dan krijg je God nodig! En Die is nabij al degenen, die Hem aanroepen.

Gideon deer het bij nacht, want hij vreesde zijns vaders huis en de mannen der stad. Als er staat dat Gideon vreesde, dan moeten jullie dit met opvatten als zou Gideon toch nog bang geweest zijn. Dat zou op zichzelf geen wonder zijn geweest. Want stel je voor:

Hij moest met tien mannen toch een grootse daad ondernemen, een daad die hun natuurlijke krachten te boven ging. Hun kracht was maar klein tegen een grote overmacht, waar ze uiteindelijk tegenover stonden. En wie zou dan niet vrezen? Ik dacht dat jullie dit wel begrepen.

Doch zó vreesde Gideon niet. Zijn vrees is geen bangheid, maar veeleer voorzichtigheid. Hij vreesde, dat als hij het overdag zou doen, dat hij dan in de uitvoering van zijn reformatorische daad wel eens verhinderd zou kunnen worden. Men zou hem ongetwijfeld tegenstaan. En om nu zijn werk ongehinderd te kunnen doen, heeft hij de nacht de meest geschikte tijd geacht.

Hier zit voor ons ook lering in. Want het leert ons, dat we onze taken maar niet luk-raak moeten uitvoeren. We hebben tenslotte ons verstand ook nog. Niet om daarop te vertrouwen, maar wel om het te gebruiken. En als het dan onder bepaalde omstandigheden raadzaam is, om hervormingswerkzaamheden in de nacht te verrichten, dan zijn het echt geen „werken der duisternis”. Je kunt overdag werken der duisternis doen en des nachts werken des lichts. Werken der duisternis zijn werken die het licht niet zien mag. We houden ze maar graag verborgen. Werken des lichts komen toch wel openbaar, ook al worden ze in de nacht gedaan. Want wat dan in het verborgen geschiedt, zal de HEERE in het openbaar vergelden.

Zo kunnen in onze huizen wel eens dingen moeten worden opgeruimd, waar beslist zonden mee worden bedreven. Doch als je het overdag zoudt doen, dan zou dit op veel tegenstand van je huisgenoten kunnen stuiten. Mogelijk zouden ze toch nog weer iets van het „vergif” zoeken weg te stoppen, zodat dan uw daad maar een halve zou blijken te zijn. Als dan de nacht zich beter voor de uitvoering van uw voornemen leent, gebruik hem er dan voor. Doe het met een biddend hart tot God. En dan zal de HEERE Zelf voor de uitkomst instaan. We zien dat in het leven van Gideon.

Maar ik zie ook dat de mij toegestane ruimte al weer verbruikt is, dus laten we dat dan de volgende keer maar gaan bekijken. We doen alles maar rustig aan. Al pratende komt zodoende het één en ander aan de orde. Ik krijg nog wel eens vragen, en die zoek ik er tussendoor dan maar te beantwoorden.

Ontvang allen weer de hartelijke groeten van jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeuad

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's