Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXIX.

MARTI4L ALBA EX ZUSJE VIER VRIËKDEIV.

Aan de school van Lausanne studeerde in het jaar 1552 een vijftal Franschen. Zij heetten Martial Alba, geboortig van Montauban in Quercy, de oudste der vijf; Pierre Escrivain van Boulogne in Gascogne; Bernard Segvin van la Réole in Basadois; Charles Favre van Blanzac in Angoulraois; en Pierre Naviheres van Limogers.

Hoeveel tijd zij te Lausanne vertoefd hebben weten wij niet, want in het Maitelaarsboek vinden wij hen op het oogenblik, waarop zij hunne studiën verlieten, om naar hun vaderland terug te keeren. Voor Paschen van bovengenoemd jaar hadden zij, voor het aangezicht Gods, het plan vastgesteld, om in FYankrijk het woord der waarheid naar de Schriften te gaan verkondigen. Sommigen zouden naar Toulouse gaan, anderen naar Bordeaux, enkelen naar Xaintonge en anderen naar Limoges, ieder naar zijne geboortestreek. Eer zij heengingen maakten zij hun voornemen bekend aan de kerk van Lausanne, die het goedkeurde, omdat het diende tot Gods eer en tot uitbreiding Zijns koninkrijks. Bovendien kregen drie hunner een getuigenis van den hertog meê aan hen naar wie zij heengingen. Hieraan voegde Calvijn, die indeze vijf mannen veel belang stelde, zijn eigen getuigenis. Wat de beide anderen aangaat, een hunner had lang genoeg vertoefd bij den dienaar Gods Viret, en de ander bij Theodorus Beza, om deze hunne diensten te bewijzen, dat zij van hem aanbevelingen konden krijgen. Kort daarop kwamen de vijf te Geneve, waar zij eenige dagen vertoefden. Toen zetten zij hunne reis voort naar Lyon. Onderweg maakten zij kennis met een burger van Lyon, die van Colonges-au-Mont-d'Or af met hen ging. Eer zij scheidden liet hij de mannen beloven, dat zij Lyon niet zouden verlaten, voordat zij hem een bezoekgebrachthadden.Nadit beloofd te hebben, namen zij, bij gebrek aan een geschikter plaats, hun intrek in de herberg »de drie visschen." Des anderen daags, na het middageten, omstreeks 2^3 uren, gingen zij naar hunnen reisgenoot, die hen zoo vriende • lijk genood had en zijn huis had aan de rivier de Rhone, nabij de kerk van Arnay. Eerst wandelden zij samen in den tuin, en daarop noodigde de burger hen aan zijnen disch. Aan tafel zittende, riepen zij, naar gewoonte, den naam des Heeren aan, begonnen te eten van de vleeschen, die hun voorgezet werden, en verblijdden zich in hunnen God. Dat duurde echter niet lang, want onverwachts ging de deur open en trad de schout met zijne dienaren binnen. Ieder der gasten vroeg hij zijn naam, voornaam, woonplaats, betrekking en andere dergelijke dingen af.

Daarop liet hij hunne zakken onderzoeken en ze twee aan twee vastbinden, ofschoon zij noch in de stad, noch ergens elders iets tegen de bevelen des Konings hadden geleerd of gedaan. Allen werden naar den kerker gebracht en daarna ieder hunner in een diepe en donkere cel geborgen. Een uur later moesten zij een voor een voor den geestelijken rechter komen en ondervraagd worden omtrent al die geloofsartikelen, die de Roomsche kerk met hand en tand verdedigt. Door de kracht van Gods genade gaven allen antwoord op de hun gedane vragen en verheerlijkten God door hunne geloofsbelijdenis.

Des anderen daags werden zij opnieuw ondervraagd en den daarop volgenden dag mochten zij hunne belijdenis op schrift stellen. Dit moest echter met zooveel haast gebeuren, dat zij kort moesten zijn en er geen afschrift van konden nemen.

De week daarna werden sommigen hunner weer ondervraagd en twistten zij over enkele punten der leer met eenige Dominicaner, Franciscaner en Karmelieter monniken. Toen de geestelijke rechtbank de gevangenen voor de laatste maal voor zich riep, vroeg zij hen, of zij bij hun eerste gevoelen bleven en toen zij zag dat de martelaren alles, zelfs den dood wilde dragen dan herroepen, zond zij hen weer naar de donkere cellen terug, nadat zij hen hunne geloofsbelijdenissen en antwoorden (die echter voor meer dan de helft weggelaten waren), hadden laten teekenen.

Het was Vrijdag den i3en Mei, toen de gevangenen een voor een voor den geestelijken rechter werden gebracht en in tegenwoordigheid van eene groote schare, veroordeeld op grond van ketterij en aan den aardschen rechter overgeleverd.

Ieder der veroordeelden beriep zich op het Parlement van Parijs. Ofschoon de geestelijke rechter zich hierover verwonderde, stond hij toch het appèl toe. Een die bij den rechter zat, vroeg, of er nog iets anders was, waarom zij in hooger beroep waren gegaan. Hierop antwoordden zij, dat zij geen ketters waren en daarom in appèl gekomen waren.

Wat er verder met hen gebeurd is, zullen we nu het best uit hunne eigene brieven vernemen.

In den kerker heeft Martial Alba, voor wien pogingen in het werk gesteld zijn, om hem uit den kerker te bevrijden, eenen roerenden brief geschreven aan'de geloovigen van de stad Bardcon, waarin hij o. a. schreef, dat, aangezien de vijand hem verhinderd had, om van mond tot mond hen te spreken van zijnen Heiland, hij nu van schrift gebruik maakte, om het Evangelie Gods onder hen te verkondigen. De Satan wil dat Evangelie tegenhouden, maar het zal hem niet baten. God zal triomfeeren. Maar waarom bekommeren zoovele geloovigen zich niet om Gods Woord, waarom voedden zij zich zoo weinig er meê ? Spreekt hierin niet Gods wet, die van zonde getuigt, getuigt daarin ook weer niet de oneindige genade Gods van schuldvergeving voor arme zondaren, van wegneming om den vloek der wet? Daarom »wenschte ik wel en bid ik er van ganscher harte om, " zoo schreef Alba, »dat gij u meer bezig houdt met het lezen en onderzoeken van Gods Woord, zooals de Heere zelf bevolen heeft; en de Heilige Geest zal het verklaren. Luistert ook niet naar de slechte raadgevingen dergenen, die 's Heeren belijders van Gods getuigenis willen aftrekken! Weest niet kleinmoedig, geeft de wereldsche genietingen prijs, verwerpt de paapsche dwalingen en haren leeraars." Zijnen brief eindigende, bad de martelaar den geloovigen toe, de zegeningen Gods door Jezus Christus tot in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's