Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ade jaarvergadering van het Landelijk verband van meisjesverenigingen  der Gereformeerde Gemeenten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ade jaarvergadering van het Landelijk verband van meisjesverenigingen der Gereformeerde Gemeenten

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 1 Win ? 1r> pt rn! : hr! rer.oc"m ' r - 1 ' !' i O O ö behalve deze 9e jaarvergadering, ook de vorige acht jaarvergaderingen van dit L.V. mee te maken, zal ongetwijfeld grote vooruitgang hebben geconstateerd.

Uit het jaarverslag, dat op deze vergadering werd uitgebracht, bleken de cijfers beduidend hoger te liggen dan de jaren hiervoor. Het aantal aangesloten verenigingen 30 — een gemeenschappelijk ledental van 530 en 2444 stuks ge-

maakte goederen. We zullen, geneigd als we zijn om de laatste vergadering de beste te vinden, toch maar geen vergelijking maken met vorige vergaderingen.

Het is zo moeilijk precies vast te stellen wat de meest geslaagde vergadering mag worden genoemd. Genoeg zij, dat deze 9e jaarvergadering, gehouden 30 mei 1956 te Utrecht, op zeer hoog peil stond. Gaarne geven wij het verloop van deze toogdag onzer meisjesverenigingen weer.

Om half elf opent ds. A. Verhagen, erevoorzitter van het L.V. deze vergadering. Gezongen wordt Ps. 68 : 13 en 14, gelezen Hand. 6 : 31 t.m. 43 waarna de voorz. in gebed voorgaat.

In een openings-en welkomstwoord vestigt de voorz. er allereerst de aandacht op h^e 'iet j.u.i tussen de vorige vergadering en deze is voorbij gevlogen.

Wij leven, aldus de voorz., in een ernstige en bange tijd. Tijden van verbreking en verscheuring en wij zijn dan ook met grote zorg vervuld voor onze jeugd. Een groot voorrecht echter is het, dat wij althans mogen wijzen op Gods Woord. _

Is het niet om er jaloers op te worden als wij lezen welk een getuigenis Gods Geest geeft in Hand. 9 vers 31: „De gemeenten dan door geheel Judea en Galiléa en Samaria hadden vrede en werden gesticht" enz.

Dit getuigenis geven zij niet van zichzelf, maar Gods Geest getuigt dit.

Vrede - gesticht - wandelende in de vreze des Heeren. Kunt ge iets groters en heerlijkers indenken. Welk een voorrecht, als er vrede mag zijn. De vrede is door de zonde weg. Maar er is één weg van herstel, de Vredevorst, Hij die onze Vrede is, de weg en de persoon van Christus. Maar dit moet persoonlijk benodigd en ervaren worden. Satan gaat rond om die vrede te roven en elkaar tegen elkaar op te zetten.

Hoe nodig is het, ook op de piaatt V p verenigingen met genade en wijs. iu begiftigd te worden.

Als er geen vrede is, kan men uu^ niet gesticht worden. En de vrucht van beide is een wandelen in de vreze des Heeren, zoals deze tekst zegt.

Wij hebben vrijmoedigheid tot de vreze des Heeren op te wekken. Het is een fontein van heil.

Alles van ons en van de wereld zinkt weg onder de voeten. Maar de vreze des Heeren gaat met vertroosting gepaard. De wereld is bezig zichzelf af te breken. Er staat geen mooie tijd voor de deur.

Gelukkig zij, die de God der vertroosting als een toevlucht mogen hebben. Dorcas, die in dit schriftgedeelte wordt genoemd, leefde en werkte in de vreze des Heeren. Daar was geen werkheiligheid bij.

Zij leefde met anderen mee en gebruikte haar tijd om anderen te dienen. Zulk een leven is aan te bevelen.

Het bleef niet bij woorden, maar het waren bij Dorcas daden; daarin lag haar vermaak.

Welk een slag was het toen zij stierf. Hoe groot was de droefheid. Maar hoe groot ook de blijdschap, toen Petrus in de kracht Gods staande, haar uit de dood terug riep in het leven.

De Heere geve ons in die geest te mo-

gen vergaderen, zoals wij U als een getuigenis hebben genoemd: hebbende Vrede — wordende gesticht en wandelende in de vreze des Heeren.

Welk een voorrecht, dat de Heere het bestuur gespaard heeft, hun wijsheid gaf in de leiding. Hij sterke hen verder tot de arbeid die zij met zoveel toewijding doen.

Van harte hoop ik dat deze dag er aan mag meewerken om de eenheid te bevorderen.

De God aller genade schenke rijkelijk Zijn zegen in uw midden.

Na het zingen van Ps. 133 : 1 worden telegrammen aan het koninklijk gezin en aan Prinses Wilhelmina voorgelezen.

Jaarverslag

De secretaresse van het L.V., mevr. Ilardon-Kieviet krijgt nu gelegenheid tot lezing der notulen van de op 25 mei 1955 gehouden vergadering en om het jaarverslag uit te brengen.

Uit dit jaarverslag ontlenen we enkele gedeelten:

„Hadden we verleden jaar een totaal van 432 leden, dit jaar zijn we de 500 met 30 gepasseerd, dus 530. Toch kan dit aantal worden uitgebreid, want in verschillende plaatsen zijn nog verenigingen, die nog niet zijn aangesloten en zolang dit nog niet het geval is, moeten we onze beste krachten inspannen om ook die voor ons te winnen."

„Dat de handen van onze meisjes niet stilgezeten hebben blijkt wel uit het aantal vervaardigde goederen. Waren het vorig jaar 1990 stuks, dit jaar gingen we 454 stuks vooruit en is het enorme aantal van 2444 bereikt. Voorwaar geen kleinigheid!

Deze goederen werden (behoudens enkele uitzonderingen: in gemeenten waar geen behoeftige mensen zijn) verdeeld onder 418 gezinnen, waardoor 131 gezinnen meer werden verblijd dan in het jaar 1954-'55."

jaar 1954-'55." „Naast handwerken en studie doen ook enkele verenigingen nog aan het bezoeken van zieken en ouden van dagen. Meestal nemen ze dan wat fruit of bloemen voor hen mee en praten dan wat met ze of lezen wat voor."

„26 oetober 1955 hebben we hier een contactmiddag gehouden, waarvoor veel belangstelling bestond en waarvan het verslag aan alle verenigingen is toe gezonden."

De voorzitter spreekt een enkel woord van dank tot de secretaresse voor haar vele werk en stelt voor dit verslag en ook de notulen aan alle diaconiën te zenden. Dit voorstel wordt aanvaard.

Intussen zijn ds. en mevr. Elshout ter vergadering gekomen, tot wie de voorz. een hartelijk woord van welkom richt. Uit het verslag van cle penningmeesteresse, mej. C. Slinger blijkt, dat hoewel van een gunstig jaar mag worden gesproken een ferme collecte op deze dag geen luxe mag worden genoemd.

De aftredende bestuursleden worden bij acclamatie herkozen.

Onderwerp: dhr. ƒ. Vreugdenhil

Nadat nog enkele vragen van algemene aard zijn behandeld, wordt het woord gegeven aan cle weledele heer f. Vreugdenhil, wiens onderwerp als titel heeft:

„Vanwaar? " — „Waarheen? "

Spreker begint Hagar te schetsen, zoals zij daar dwaalt in de woestijn, haar ontmoeting met de engel, clie haar clan de vraag stelt:

„Vanwaar — waarheen? "

Abraham heeft zijn huis verlaten, gevolg gevende aan cle roeping Gods.

Spreker tekent Abrahams komst in Kanaan, wat hem als erfdeel is beloofd, zijn tocht naar Egypte, waar hij als vreemdeling verkeert, zijn leugen om Sara en tenslotte cle komst van Hagar in de tent van Sara.

Als Abraham ziet clat de vervulling der belofte „Ik zal uw zaad stellen als het zand der zee", uitblijft dan klaagt hij daarover bij een ontmoeting met de Heere. Maar cle Heere zegt, clat Eliëzer het niet zal zijn.

Sara blijft onvruchtbaar. En clan geeft zij Hagar als vrouw aan Abraham er bij. Een kind uit dit huwelijk zou toch haar eigendom zijn.

Deze verheffing van Hagar leidt er toe, dat deze haar plaats vergeet, zich verheft boven Sara en laat merken, dat Sara veracht is. Het conflict tussen Sara en Hagar wordt groter, Sara is onredelijk in haar verwijt aan Abraham, vernedert Hagar en deze gaat de woestijn in.

Zo vindt haar De Engel des Heeren bij cle waterfonteinen. Er zijn meer voorbeelden van verschijning door de tweede persoon.

Als Hij Zijn vraag stelt, verontschuldigt Hagar zich niet. Zij mocht niet vluchten, zij is eenmaal ondergeschikt. De Heere belooft haar echter, haar zaad te vermenigvuldigen en tekent de aard van Ismaël. Nog zien wij dat in de handhaving der Arabieren.

Ismaël wordt geboren en Abraham hecht zich zeer aan hem. Maar dan, na 13 jaar, komt dé belofte. Sara zal een zoon krijgen.

Op treffende wijze schetst spr. cle houding van Abraham in deze aan cle éne, maar het vaste woord Gods aan de andere kant. Izak zal het beloofde zaad zijn.

Het was een slag voor Hagar, toen Izak werd geboren. Zij begreep, dat nu niet Ismaël de erfgenaam en het beloofde zaad zal zijn. De verschijning van Izak op dit erf, is een doorn in het oog van Hagar en Ismaël.

We kennen de geschiedenis. Op de speenmaaltijd van Izak, spot Ismaël.

Geen onschuldige baldadigheid, maaibaat en vervolging (kwaaddoen zegt de grondtekst) spreekt uit deze spot, die kwaadaardig van aard is.

Maar nu komt de actie en cle eis van Sara. Zij eist, clat Abraham deze twee wegzendt. En als Abraham dat niet wil, wijst cle Heere hem erop, dat dit moet gebeuren. God zal voor Ismaël zorgen. Hagar en Ismaël zijn zelf cle schuld van hun uitdrijving, door hun gedrag.

Niemand wordt geoordeeld naar Gods besluit, maar naar eigen daden.

Als dsfar in cle woestijn zich moeilijkheden opdoen, vertroost een engel Hagar en wijst een waterfontein aan. God was voorts met Ismaël, hij woonde in cle woestijn.

Bij de begrafenis van Abraham is Ismaël nog één keer met Izak.

Vanwaar? Waarheen? Het is nog de vraag.

Te leven onder de bediening van het verbond is onvoldoende. Ook voor ons klemt die vraag. Spr. wijst op de verwarde tijden. Het „waarheen? " wil zo dikwijls zeggen: „naar de ondergang".

Wij weten die tijd niet maar het is nabij, voor de deur.

Vanwaar meisjes? , waarheen?

Misschien leeft U gemakkelijk en heeft U schik. Misschien behoort U bij de weifelaars, mogelijk ook bij hen die het weten mogen.

Maar onthoudt dit: wat ook verandert,

God nooit, ook Zijn Woord niet.

Dat de vraag „vanwaar? — waarheen? "

zich vast moge zetten in uw ziel.

Die Hem vroeg zoeken, zullen Hem zeker vinden.

Ds. Verhagen bedankt dhr. Vreugdenhil hartelijk voor dit boeiend gesproken woord.

Op de vraag „Vanwaar" kunnen we weten, dat het uit het verloren paradijs is.

Maar waarheen?

Van nature is het naar een eeuwig verderf, door genade naar een eeuwige behoudenis.

De Heere lere het U.

Na het zingen van Ps. 25 : 6 en 7 wordt de inorgenvergadering na dankgebed door dhr. Vreugdenhil gesloten.

Middagvergadering

De middagvergadering wordt begonnen met het zingen van P.s 119 : 9, waarna ds. Elshout voorguat in gebed. Wegens ambtelijke werkzaamheden kan ds. Elshout niet langer ter vergadering blijven en spreekt hij enkele hartelijke woorden tot de aanwezige meisjes. Mede namens zijn kerkeraad wenst hij het Landel. Verb. en het hoofdbestuur 's Heeren onmisbare zegen toe.

Ds. Verhagen verzoekt ds. Elshout de dank aan de kerkeraad over te brengen voor alles wat deze kerkeraad ons als voorrechten schenkt.

De beantwoording der vele vragen op zijn onderwerp, wordt door dhr. Vreugdenhil vlot en op duidelijke wijze gedaan.

Voor alles ontvangt hij nogmaals een welverdiend dankwoord.

2e onderwerp: Mej. Hulsman

Plet is mej. Hulsman, die nu een tweede onderwerp voor deze dag ten beste geeft. Dit onderwerp heeft als titel:

„Met stilheid werkende'

De tekst heeft mej. Hulsman ontleent aan 2 Thess. 3 : 12. Vooral in het 3e hoofdstuk van deze 2e brief aan die van Thessalonica stelt Paulus zich te weer tegen hen, die ongeregeld wandelen, niet werken en zich bezig houden met ijdele dingen.

Destijds had een grote menigte het evangelie van Paulus en Silas geloofd, en van de voorname vrouwen niet weinige.

Als Paulus dan later moet opkomen tegen de genoemde ongeregelden, stelt hij de noodzaak vast „met stilheid te werken."

En omdat het Woord des Heeren voor alle tijden van kracht is, moeten ook wij „met stilheid werken." Ook de vrouw. Dat was reeds voor de val zo. Zij was als hulpe gesteld tegenover Adam voor het werk in het paradijs.

Dit is in enkele woorden de inleiding van mej. Hulsman tot haar onderwerp, weergegeven.

Wij laten nu mej. Hulsman zelf even aan het woord.

„En welk werk moest er dan in het paradijs worden gedaan? Alles was immers volmaakt?

Ja, alles was volmaakt. Toch had God aan Adam bevel gegeven de hof te bouwen en te bewaren en heerschappij te. hebben over alles wat op de aarde leeft. Er werd hun een taak gegeven. Het werk was geen vloek, veeleer een zegen.

God heeft de mens niet geschapen, dat hij lui en ledig z'n tijd zou doorbrengen, maar Hij, God, schiep ook werk." Sprekende over de verstoring van deze staat der rechtheid, zegt spreekster:

„Door de val is er veel veranderd. Wij hebben onze gehele natuur verdorven en al de uitnemende gaven die we van God ontvangen hadden, zijn we kwijt geraakt, zoals goedheid, rechtvaardigheid en heiligheid. En door het vernederende aandeel der vrouw heeft ze zich zelf vernederd. Uw man zal heerschappij over U hebben."

In het verdere van dit onderwerp wordt aangetoond, dat de val geen verandering heeft gebracht in de taak der vrouw als hulp tegenover de man. Wel is de aard van het werk veranderd. In het zweet uws aanschijns! Ook Eva zou met moeite haar werk verrichten, eerst als echtgenote, later als moeder. Het onderwerp vervolgt:

„Nu wil het niet zeggen, dat iedere vrouw dat werk te vervullen kreeg. Zeker, we denken aan Sara, Hanna, Abigail en zo veel andere huisvrouwen. Maar er was immers ook een Mirjam, Hulda en een Anna, die profetes waren en dus op godsdienstig terrein een ambt vervullen. In de staatkunde een Debora, in de handel Lydia de purperverkoopster. Allen vrouwen, die door haar voorbeeldig gedrag uitblonken. Ook mogen we niet vergeten de meer ondergeschikte beroepen, die ons uit de Bijbel bekend zijn: dienstmeisje, vroedvrouw, kindermeisje, voedster, herderin. En we lezen immers ook van de „trommelende maagden", „vrouwen malende in de molen", en een „hoedster der wijngaarden". Al deze werkzaamheden waren geoorloofd en waren in de wetten niet verboden en door profeten noch apostelen afgekeurd."

Met talloze voorbeelden heeft mej. Hulsman aangetoond, dat ook de vrouw terdege een taak heeft, dikwijls een veelomvattende en liggend op velerlei terrein.

Maar ook de grote tegenstellingen tussen vrouwen in de Heilige Schrift. Vrouwen, zoals Rebekka, Ruth, Abigail en ook Rachab tegenover een Athalia, Izebel en andere.

De goede invloed van een vrouw, in stilheid werkende, zoals van Abigail op David, maar de kwade invloed zoals van Izebel op Achab.

Ook de vrouw in het Nieuwe Testament in haar verschillende taak, wordt duidelijk in dit onderwerp getekend. Merkwaardig, met hoeveel uitspraken van onze Geloofsbelijdenis en van onze Catechismus, de verschillende beweringen werden gestaafd, maar bovenal met de meest gezaghebbende uitspraken van Gods Woord.

Omdat onmogelijk dit gehele onderwerp kan worden weergegeven, laten wij ten besluite nog éénmaal het woord aan mej. Hulsman.

„Maar al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. En toch is het een eis Gods dat we ze doen, opdat Gods naam door ons niet gelasterd worde. We zijn geschapen tot goede werken. Alle boom, die geen goede vrucht voortbrengt zal uitgehouwen en in het vuur geworpen worden.

Maar wat zijn goede werken? Hellenbroek zegt: Daden, die geschieden: uit het geloof — naar Gods Wet — tot Gods eer.

En zouden wij die daden kunnen doen? Neen immers, de Heere zegt: Zonder Mij kunt gij niets doen. Laten we dan cle Ileere vragen of Hij ons genadig wil zijn en ons door de werking des Heiligen Geestes bekwamen, om door het geloof Zijn geboden, ook cle goede werken, te kunnen volbrengen, tot cle ere Gods." Een uitgebreide, leerzame bespreking volgt op dit onderwerp, en het ligt voor de hand, dat ook mej. Hulsman een woord van hartelijke dank ontvangt voor wat zij ten beste gaf.

Einde vergadering

Het einde van de vergadering komt nu in het zicht.

Een prachtig gedicht van Revius over-De gelijkenissen des Heeren, zeer toepasselijk van inhoud en goed gezegd, is een bijdrage van mej. C. Slinger.

Ook zij ontvangt een zeker ten volle verdiend woord van dank.

Ten slotte richten zich nog dhr. Mole-

naar met een persoonlijk woord en mej. W. den Hertog, presidente van het Landel. Verb. met een slotwoord tot de vergadering.

In beide toespraken, die wel kennelijk rechtstreeks uit het hart kwamen, domineert een waarschuwende stem tegen de geest van onze dagen, de geest van verregaande oppervlakkigheid en wereldzin, waarin zo weinig intense belangstelling meer blijkt voor het Woord en de dienst van God.

Bijzonder laat de presidente uitkomen, dat het bij de meisjes der Gereformeerde Gemeente zo zou moeten zijn, wel in, maar niet van de wereld te wezen. Die genade, daartoe zo onmisbaar nodig, bidt zij hen van harte toe.

Hartelijk bedankt zij ds. Verhagen voor zijn aangename leiding en allen, die in welk opzicht ook, meewerkten aan het welslagen van deze dag.

Een bijzonder geslaagde dag, waar menig bezoekster het nog wei eens over zal hebben, is ten einde en wordt door dhr. Molenaar met dankgebed gesloten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 juni 1956

Daniel | 8 Pagina's

De ade jaarvergadering van het Landelijk verband van meisjesverenigingen  der Gereformeerde Gemeenten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 juni 1956

Daniel | 8 Pagina's