Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg Zijner getuigenissen 7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg Zijner getuigenissen 7

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verbond en geestelijk leven is de volgende paragraaf van hoofdstuk 6 van het boek van drs. De Vries. We lezen: “Over de verhouding van wet en evangelie kan alleen op de juiste wijze worden gesproken, als we vasthouden aan wat de Bijbel ons leert over de staat der gerechtigheid en de zondeval”. (....) Wanneer de aard van het inhoudelijk gezag van de Schrift aan de orde wordt gesteld, kan men nl. niet volstaan met alleen te spreken over Gods beloften en vermaningen (let op de volgorde). Daarnaast zal toch duidelijk aangegeven moeten worden, dat de rijkdom van Gods beloften alleen te verstaan is tegen de achtergrond van onze diepe verlorenheid. De beloften Gods komen tot mensen die van nature verbondsbrekers zijn. Bij de weergave van het inhoudelijk gezag van de Schrift, kan daarom niet gezwegen worden over de bediening van wet en evangelie. De wet wordt ons allereerst gepredikt als kenbron van zonden, opdat we overtuigd van de rampzalige toestand waarin we ons bevinden de toevlucht nemen tot Christus. Voor hen die geroepen zijn tot de gemeenschap met Christus, kunnen we spreken van Gods beloften en vermaningen. Bij de vermaningen komt dan de wet naar voren als regel der dankbaarheid.(....)

Als het gaat om het verbond der genade, mag en moet de rijkdom daarvan in prediking en pastoraat ten volle worden uitgespreid. We moeten echter nooit vergeten, dat het feit dat we in het verbond der genade zijn opgenomen en het teken en zegel daarvan hebben ontvangen niet opheft dat we van nature kinderen des toorns zijn. Een kind van Abraham is ook een kind van Adam. Voor ieder mens geldt, ook voor hen die geboren zijn op het erf van het verbond der genade, dat hij het koninkrijk der hemelen niet kan binnengaan, tenzij hij wederomgeboren wordt. Binnen het verbond der genade is er sprake van tweeërlei kinderen van het verbond.

Allen die in het verbond zijn, zijn daarom nog niet in de diepste zin van het woord van het verbond. Dat laatste geldt alleen voor de ware gelovigen, of in het licht van de eeuwigheid gezien voor de uitverkorenen. Alleen zij die door een waar geloof Jezus Christus zijn ingeplant, delen in de geestelijke zegeningen van het verbond zoals de vergeving der zonden, de aanneming tot kinderen, de vernieuwing naar Gods beeld etc. Het is de Heilige Geest, Die naar het eeuwig voornemen van God het geloof in het hart werkt. Bij de bediening van het Woord wordt ons, als het goed is, de heerlijkheid van de persoon en het werk van Christus voor ogen geschilderd. In een Bijbelse prediking wordt daarnaast ook het werk van de Heilige Geest aan de orde gesteld. In de prediking dient duidelijk te worden gemaakt hoe de Heilige Geest de zondaar verbindt met Christus en vervolgens ook uit de volheid van Christus bedient. De totale verlorenheid van de mens enerzijds en de trekkende liefde van de Vader en de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest anderzijds worden behandeld. Het is niet Bijbels om een uniforme bekeringsweg voor te schrijven. Gods wegen zijn in het heiligdom. Dat neemt niet weg dat er wel een bepaalde orde is aan te geven. We worden uit de duisternis tot Gods wonderbare licht geroepen; als goddelozen worden we gerechtvaardigd; als vijanden worden we met God verzoend; van kinderen des toorns worden we aangenomen tot kinderen van God. In plaats van de geest der dienstbaarheid ontvangen we de Geest der aanneming tot kinderen. Waar eerst onrust en vrees in het hart is, is er nu een beginsel en een voorsmaak van de eeuwige vrede.

Wanneer in de Heidelberger Catechismus gesproken wordt over de drie stukken om zalig te leven en te streven nl. ellende, verlossing en dankbaarheid, is die driedeling meer dan alleen een logische ordening van de stof.” Drs. De Vries geeft in dit verband een paar citaten uit “De eenvoudige Heidelberger” van Kohlbrugge. Hij schrijft hier verder dingen die we graag zouden overnemen, maar we moeten ons beperken. Aan het slot van deze paragraaf wijst drs. De Vries er op, dat in de Dordtse Leerregels zowel het licht valt op de verantwoordelijkheid van de mens als op de soevereine genade van God.

De laatste paragraaf van hoofdstuk 6 gaat over: De prediking van wet en evangelie. Ook daaraan willen we enige aandacht besteden.

“Bij een getrouwe Woordbediening behoort o.a. de verkondiging van de wet. In de prediking dienen de eisen en verschrikkingen van Gods heilige wet met kracht, ernst en heilige bewogenheid naar voren te worden gebracht. Dit heeft niets te maken met wetticisme en is ook geenszins in strijd met de genade van het evangelie. Zonder de prediking van de wet en van het oordeel, zal er geen kennis van zonde en schuld ontstaan waardoor we naar verzoening met God en vergeving van zonden gaan verlangen. Het evangelie is het evangelie der zaligheid. Zaligheid is allereerst verlossing van de schuld, de smet en de kracht der zonde. Het besef van Gods majesteit en heerlijkheid behoort bij het hart van de Bijbelse, gereformeerde religie. Als God met wie van ons ook in het gericht treedt, kan geen onzer voor Hem bestaan. Wie dit ter harte neemt, kan niet anders dan beven voor Gods majesteit in het besef van de werkelijkheid van Diens heilige toorn over de zonde. Waar geen kennis is van Gods heiligheid en van eigen verlorenheid, verliest de rechtvaardiging uit vrije genade haar betekenis. Alleen wie bij ervaring weet heeft van de zielsbenauwende vraag: ”Hoe krijg ik een genadig God”?, zal iets kunnen smaken van de vreugde die gelegen is in de verzoening met God en in de rechtvaardiging van de goddeloze. Het evangelie van Gods genade in Christus is balsem voor een gewond geweten.

Waar de wet niet in al haar scherpte wordt gepredikt, kan evenmin de ruimte van het evangelie aan het licht worden gebracht nl. dat Christus ons verlost heeft van de vloek der wet. Het gevolg is dat wet en evangelie worden vermengd. Van het evangelie wordt dan een nieuwe wet gemaakt en van Christus een tweede Mozes. Zonder de bediening van de wet verliest de bediening van de verzoening haar glans. (.....)

De eisen van Gods wet, waarmee God tot de mens komt, staan in verband met het feit dat wij naar het beeld van God geschapen zijn, en dat God met onze eerste voorouders Adam en Eva in een liefdesrelatie is getreden. Al is de mens sedert de zondeval niet meer in staat deze eisen te vervullen, daarom doet God er nog geen afstand van. Gods wet is nl. een uitdrukking van Zijn onveranderhjke wil. Omdat de eisen van Gods wet gehandhaafd blijven, moet ook de wet verkondigd worden. Bij de bediening van de verzoening is de verkondiging van de wet er ten behoeve van het evangelie. De wet is de dienstmaagd van het evangelie. De prediking van de wet is dus geen doel in zich. Wie zo de wet predikt, heeft haar eigenlijke betekenis nog nooit verstaan. Het gaat uiteindelijk om de verheerlijking van Gods genade in Christus, Die ons om niet wordt aangeboden. (.....)

De volmacht om te geloven is gelegen in het aanbod van genade. Dit betekent niet dat we uit onszelf dit aanbod van genade ter harte nemen en er op ingaan. De macht om te geloven wordt geschonken door de Heilige Geest. “Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij” (Joh. 3 vers 27). Het aanbod van genade doet niets af aan de totale verlorenheid van de mens en de noodzaak van de wedergeboorte. We moeten echter, niet uit reactie op een oppervlakkige prediking , zo spreken over doodstaat van de mens en de noodzaak van wedergeboorte, dat de prediking van Gods vrije genade voor de grootste der zondaren in het gedrang komt. Omdat dit naar mijn gevoelen meer dan eens voorkomt, ben ik op het punt van het aanbod der genade ingegaan. De overtuiging dat de mens dood is in zonden en misdaden en van zichzelf niet de kracht bezit om Christus aan te nemen, staat de verkondiging van het evangelie niet in de weg. Het tegendeel is het geval. Eén van de grootste verhinderingen voor de verspreiding van het evangelie is juist daarin gelegen, dat de mens zijn verlorenheid niet beseft. Het evangelie wordt niet gepredikt, omdat de mens zichzelf — zij het met hulp van God — kan verlossen, maar omdat hij totaal onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Het evangelie openbaart ons dat de Drieënige God de zaligheid schenkt aan zondaren die zichzelf nimmer hadden kunnen verlossen. Er worden zondaren zalig, omdat de Vader Zijn gemeente van eeuwigheid heeft verkoren en liefheeft met een eeuwige liefde, omdat de Zoon in de volheid des tijds naar deze wereld gekomen is en Zijn bloed gestort heeft om al Zijn schapen vrij te kopen en omdat de Heilige Geest in het uur der minne de liefde van God en van Christus uitstort in het hart en eeuwig bij de zondaar blijft. Dit evangelie is het waard om verkondigd te worden.“De doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven” (Joh. 5 vers 25).”

Hiermee eindigt het hoofdstuk over Adam en Christus. Drs. De Vries laat een Schriftuurlijk geluid horen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De weg Zijner getuigenissen 7

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's