Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VREEDZAMEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VREEDZAMEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

Mattheüs 5 : 9: alig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden! - — Wat een rijke belofte! — Zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Zij, zulke vreedzamen, die zo weinig de vrede zoeken met God en met de naaste, die zo vaak twisting onder elkander hebben, als de discipelen, bij wie het is: „Wie van ons zal de meeste zijn? " — zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

O, wat blijkt het toch duidelijk, dat het alles genade is. Het is alles vrucht van het vredeswerk van de Vredevorst, Jezus Christus, van Hem, Die in de kring der Zijnen verschijnt en met macht en majesteit-zegt: „Vrede zij ulieden." — Dan daalt de vrede in de felbewogen ziel neer, en het antwoord op het: „Vrede zij ulieden" is:

..Mijn ziel, die naar de vrede haakt, En 't morrend ongenoegen wraakt, Is in mij als een kind gespeend En heeft zich met Uw wil vereend."

Zij zullgn Gods kinderen genaamd worden. — Dat gebeurt somtijds zelfs door de wereld, door de onbekeerde. Het gebeurt, al is het meestal anders, dat zelfs ongelovigen, dat zelfs een vijandige dokter, moet zeggen: „als die niet naar de hemel is, dan komt er geen een." —-Ja, dat is het getuigenis: „zij kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren." Kinderen Gods worden zij genaamd, somtijds zelfs, ondanks haarzelf, door de wereld.

Zij zullen Gods kinderen genaamd worden, d.w.z. zij zullen daarvoor worden gehouden door, en als zodanig bekend staan bij het volk des Heeren. Ook met betrekking tot hen wordt dan gezongen:

God zal hen zelf bevestigen en schragen, En op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, Hen tellen, als in Isrel ingelijfd, En doen de naam van Zions kind'ren [dragen.

Zo werd b.v. de vervolger Saulus van Tarsen, na het gebeurde op de weg naar Damascus, door de discipel Ananias, die door de Heere tot hem werd gezonden, aangesproken met het hartelijke: „Saul, broeder." — Ja, waarlijk: „zij zullen Gods kinderen genaamd worden."

Zij zullen Gods kinderen genaamd worden, vooral ook, en dit is het voornaamste, hier komt het op aan, door God Zelf. Wij lezen in Zijn Woord: En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige" (2 Cor. 6:18). Wat is dat groot, als God zondaren om Christus' wille tot Zijn kinderen aanneemt, en ze met die naam noemt, want in Zijn mond is de naam niet slechts een klank, maar de uitdrukking van het wezen. Hij immers spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. Als gij door Hem een kind Gods genaamd wordt, dan zijt gij het ook inderdaad. Zegt Hij tot u „Mijn zoon",

„Mijn dochter", dan heeft dat woord een herscheppende kracht. Daar komt het dus op aan, niet in de eerste plaats met welke naam de mensen u noemen, maar, of gij door God Zelf Zijn kind genaamd wordt.

„Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden." Niet alleen door God de Vader, maar ook door God, de Zoon. Hij draagt ze allen met al hun noden op Zijn hogepriesterlijk hart. Hij treedt voor ze tussen bijde Vader. Hij neemt hun gebeden in het gouden wierookvat, om ze gereinigd voor de Vader te brengen. Hij verzekert: ziet, de satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude" (Luc. 22 : 31 en 32).

Hij schaamt Zich — o, welk een rijke gedachte! — voor Zijn arme, zwakke onderdanen niet. Hij zegt het zo troostrijk, zo opwekkend: Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is" (Matth. 10 : 32). Ja, Hij, Die den broederen in alles gelijk moest worden, zal ze als Zijn broederen voor Zijn Vader belijden. En zo zullen zij ook door Hem Go4s kinderen genaamd worden.

„Zalig zijn de-vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden." — Gods kinderen, welk een naam, welk een wonder van ontferming. Ja, Hij zal de Zijnen genade èn ere geven. Als de apostel Johannes aan deze zaken denkt, dan roept hij in aanbiddende verwondering uit: Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden" (1 Joh. 3:1).

Gods kinderen. Zij hebben ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke zij roepen: bba, Vader. En de Heere Jezus Zelf leert ze te'bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt." Hij zorgt voor de Zijnen met meer dan vaderlijke liefde. Nooddruft naar het lichaam, nooddruft naar de ziel, doet Hij hun dagelijks toekomen. Ja, „Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen" (Ps. 103 : 13). * ,

Hij is het ook, die met meer dan moederlijke tederheid en trouw blijft denken aan Zijn zonen en dochteren. Als vanzelf denkt gij hier aan de klacht van Zion uit Jesaja 49: "„Doch Zion zegt: De Heere heeft mij verlaten en de Heere heeft mij vergeten", waarop als bemoedigend antwoord volgt de ontroerende verzekering, die al voor zo menige ongetrooste tot troost is geweest: „Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoon haars buiks? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten! Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij." — Als wij in deze meer dan moederlijke liefde delen, dan hebben wij Maria, zoals Rome's kerk haar verafgoodt, niet nodig. }

Zij zullen Gods kinderen genaamd worden. En Hij laat het niet bij schone woorden, zoals wij mensen zo menigmaal. Neen, Hij toont het, dat gij Zijn kind zijt, als Hij tot u komt met de melk voor de zuigeling in de genade, of met de vaste spijze voor de verder gevorderde op he smalle pad. Hij toont het, dat gij Zijn kind zijt door u in uw naaktheid te kleden me" het beste kleed, dat is met de mantel van! Christus' gerechtigheid.

Gods kinderen! En dus zal Hij u opvoeden. Daartoe komt Hij met Zij Woord en geert Hij Zijn Geest. „Zovele als er door de Geest Gods geleid worden

die zijn kinderen Gods.. (Rom. 8:14). O, leer u toch meer en meer aan die leiding over te geven! Als kinderen m de natuur denkt gij maar al te vaak, dat gij het beter weet dan uw hemelse Vader. Maar Die is volmaakt in alles, volmaakt ook in de opvoeding, in de leiding van Zijn kinderen. Na dezen zult gij het verstaan.

Gods kinderen! En dus zijt gij ook deelachtig Zijn Vaderlijke kastijding. Zonder kastijding, dan zijn wij bastaarden, en niet zonen. De Heere kastijdt die Hij liefheeft. En dat is nodig ook! Ach, wat wijken wij toch vaak af. Wat bedrijven Gods kinderen telkens zonde, worden wereldgelijkvormig. Zo vaak moet de Heere ze noemen: „afkerige kinderen". En dan zal Hij de roede niet sparen. Het is goed en nuttig. Hoe menigeen heeft het al moeten belijden: „Ik weet, dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt."

Gods kinderen! — En dus ook onder Zijn hoede en bescherming. Wereld en duivel zijn wel machtig. Zij woeden tegen Gods kinderen met al hun geweld en list. Maar toch zijn zij veilig. Uw leven is met Christus verborgen in God. En als gij daarop zien moogt, dat gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, dan is het: „In de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen." Of ook:

God is een toevlucht voor de Zijnen, Hun sterkt', als zij door droefheid kwijnen; Zij werden steeds Zijn hulp gewaar In zielsbenauwdheid, in gevaar.

Gods kinderen! — Uit het vele noemen wij nog dit: en dus ook erfgenamen Gods, en medeërfgenamen van Christus. Dat arme volk, die arme Bruidskerk, is zo rijk. Hier op aarde al in beginsel. Met Jakob mogen zij wel eens zeggen: „Ik heb alles", terwijl de wereld met Ezau het hoogstens kan brengen tot het: „Ik heb veel."

Rijk zijn Gods arme kinderen, die van zichzelf alleen schuld hadden. Er wordt voor hen in de hemel bewaard een onverderfelijke, een onbevlekkelijke, een onverwelkelijke erfenis."

Op Gods tijd zullen zij die erfenis ook beërven. Neen, zij zal u niet ontgaan, u, die Gods kind genaamd wordt door de grote Profeet Zelf. Hij verzekert het: Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden." En daarin ligt ook opgesloten, dat zij erfgenamen zijn, en dat een rijke erfenis hen wacht. Deze Testamentmaker verandert Zijn testament nooit. Die er in staan, worden er niet uit weggedaan. Zijn testament is met Zijn bloed geschreven en onderekend. De dood van de Testamentmaker s al tussen gekomen. Op de tijd door de eere voor ieder van Zijn erfgenamen epaald, zal nu eens door deze, dan weer oor gene mogen worden getuigd in volle reugde des harten: De snoeren zijn mij n liefelijke plaatsen gevallen; ja, een chone erfenis is mij geworden" (Ps. 16 : ). Wat zal dat niet zijn voor een ieder, ie dit mag gebeuren! Hoeveel erfenissen ok zijn tegengevallen, van de erfenis, in e hemel bewaard, zal niemand ooit zegen: ik had er toch nog wel wat meer an verwacht." Neen, zij valt mee, de leinen en de groten. „Hetgeen het oog niet beeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des ipensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben" (1 Cor. 2 : 9).

O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren!

Mijn lezer, wat ligt er veel opgesloten in de 7de van de zaligsprekingen: „Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden." En toch hebben wij er nog maar iets van kunnen zeggen. De diepte, de rijkdom er van is waarlijk niet uitgeput. Misschien zijt gij, al lezende, bearbeid door de Heilige Geest, er nog wel eens dieper in ingeleid, dieper in de beschamende, dieper in de vertroostende kracht van deze zaligspreking. Dank er dan de Heere voor, Die u aldus heeft gegeven, wat geen mens, wat ook het Gereformeerde Weekblad u niet schenken kan. Is het niet heerlijk, als somtijds bij het lezen gedachten worden opgewekt, die niet eens werden neergeschreven?

En nu de persoonlijke vraag, recht op de man af: Behoort gij tot degenen, die in de 7de der zaligsprekingen worden bedoeld en getekend? — Van nature is het zo geheel anders met ons gesteld. Als de Heidelbergse Catechismus vraagt, na gewezen te hebben op de eis van Gods heilige Wet, op de eis van God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf: „Kunt gij dit alles volkomenlijk houden? ", dan is het afsnijdende antv/oord: „Neen ik, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten."

Als gij nog niet weet van wedergeboorte en bekering, van geloof in de Heere Jezus Christus, dan is er reden om te vrezen met een grote vreze. Wat zal dan straks het lot zijn van zulk een overtreder van de Wet Gods? — Ach, lees nu eens niet over deze vraag heen! Denk. haar eens biddend in. En zoek er in alle oprechtheid een antwoord op. En dat u dit antwoord, dat niet gunstig kan zijn, u zo ontroere, dat gij de Vredevorst, Jezus Christus, te voet valt en smeekt: „Heere, raak mij toch aan met Uw genade-, met Uw vredesscepter, want zo durf ik niet meer voort te gaan, zo kan ik niet sterven, maar zo kan ik ook niet meer leven." —' Mijn lezer, zulk een klaagstem dringt tot in Gods troonzaal door. Zulk een klager, zulk een vrager zal het ter bekwamer tijd ondervinden, dat God is de God des vredes, die Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, als de Vredemaker, als dè Vreedzame. Wat is het rijk Hem van verre te zien, naar Hem te verlangen. Hem te ontmoeten, in Hem te leren geloven, wedergeboren door Zijn Heilige Geest, en, in beginsel een vreedzame geworden, een van Gods kinderen genaamd te worden.

, .Ja, zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden." O, dat gij nu dan ook als zulk een vreedzame, als zulk een vredemaker, die vrede heeft leren maken met God en met de naaste, u gooogt openbaren! — Dat gaat niet zonder strijd, zware strijd'zelfs! Het is een strijd, waarin gij menige nederlaag zult lijden. Het is de strijd tegen uw doodsvijanden, de duivel, de wereld, en uw eigen vlees. Worde die strijd gestreden, ziende op Jezus, de Vredevorst. Zo eindigt het in een volkomen overwinning, want Hij heeft aan het kruis over de boze machten getriumfeerd.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE VREEDZAMEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's