Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BLOEMLEZINGEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS

Hoofdstuk 3 uit boek III heeft als titel: 'Dat wij door het geloof wedergeboren worden. Over de boetvaardigheid.' Met wedergeboorte bedoelt Calvijn hier bekering, totale vernieuwing van het leven. Het is een afsterven van de oude mens en een opstaan van de nieuwe mens. Bekering of boetvaardigheid is de heerlijke vrucht van het geloof.

Waar het geloof niet is, daar is ook de bekering niet. En omgekeerd. Wie door het geloof wordt gerechtvaardigd brengt vast en zeker vruchten van bekering voort. Vergeving van de zonden en leven in hartelijke bekering tot God behoren dus bijeen. Hoofdstuk 3 opent in dit verband als volgt:

'Ofschoon wij al in zeker opzicht hebben geleerd hoe het geloof Christus bezit en wij door het geloof Zijn goederen genieten, zou dit toch nog duister zijn als er niet aan toegevoegd werd een uitleg van de werkingen, die we ervaren. Niet ten onrechte wordt de hoofdinhoud van het Evangelie samengevat in de boetvaardigheid en de vergeving der zonden. Wanneer men dus die twee onderwerpen zou weglaten, zou iedere uiteenzetting over het geloof zonder inhoud en verminkt zijn en daarom vrijwel nutteloos. Daar nu Christus ons beide dingen schenkt en wij beide door het geloof verkrijgen, te weten de ver­ nieuwing van het leven en de genadige verzoening, vereist de manier en de orde van het onderricht dat ik hier een begin maak met het uiteenzetten van beide. Het meest voor de hand zal voor ons liggen om de overgang te maken van het geloof naar de boetvaardigheid. Want wanneer we dit onderwerp goed verstaan, zal des te beter blijken hoe de mens alleen door het geloof en uit louter genade gerechtvaardigd wordt, zonder dat de daadwerkelijke heiligheid van het leven (om haar zo te noemen) van de genadige toerekening van de gerechtigheid gescheiden wordt. Dat echter de boetvaardigheid niet alleen direct op het geloof volgt, maar ook daaruit wordt geboren, moet buiten geschil zijn. Want de genadige vergeving wordt door de prediking van het Evangelie aangeboden, opdat de zondaar, bevrijd van de tirannie van satan, van het juk van de zonde en van de ellendige slavernij van de misdaden, overgaat in het Koninkrijk van God. Daarom kan voorzeker niemand de genade van het Evangelie ontvangen, als hij niet van de dwalingen van zijn vroeger leven zich begeeft op de rechte weg en al zijn ijver aanwendt voor het overdenken van de boetvaardigheid. Zij echter, die menen dat de boetvaardigheid aan het geloof voorafgaat in plaats dat zij er uit voortkomt of erdoor wordt voortgebracht, zoals een vrucht door de boom, hebben haar kracht nooit gekend en laten zich door een al te licht argument tot dit gevoelen brengen.'

Maar gaat het geloof wel aan de boetvaardigheid vooraf? Hebben zij die menen dat het juist andersom is de Schrift niet aan hun kant? Bepaalde plaatsen in de Schrift lijken immers te willen zeggen dat de laatste volgorde de juiste is. Christus en Johannes de Doper bijvoorbeeld riepen op tot een hartelijke bekering als voorwaarde om het Koninkrijk van God in te gaan. Calvijn zegt hier het volgende op:

'Christus, zeggen zij, en Johannes vermanen in hun prediking het volk eerst tot boetvaardigheid; daarna voegen zij eraan toe dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen is (Matth. 3:2; 4:17). Een dergelijke predikopdracht krijgen de apostelen. Een dergelijke orde heeft Paulus gevolgd naar Lucas vertelt (Hand. 20 : 21). Maar terwijl ze met bijgelovigheid blijven hangen aan de samenhang van lettergrepen, bemerken ze niet in welke zin die woorden onderling samenhangen. Want wanneer de Heere Christus en Johannes op deze wijze prediken: ekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, leiden ze dan niet de oorzaak om boetvaardig te zijn juist af uit de genade en uit de belofte van de zaligheid? Hun woorden hebben dus dezelfde kracht alsof ze zeiden: angezien het Koninkrijk der hemelen nabij is gekomen, daarom bekeert u. Want wanneer

Mattheüs (3 : 2) verteld heeft dat Johannes zo heeft gepredikt, leert hij dat in hem de profetie van Jesaja vervuld is met betrekking tot de stem die in de woestijn roept: Bereidt de weg des Heeren, maakt de paden van onze God recht' (Jes. 40 : 3). Maar bij de profeet krijgt die stem het bevel om te beginnen met troost en blijde boodschap. Wanneer wij zeggen dat de oorsprong van de boetvaardigheid in het geloof ligt, dromen wij evenwel niet van een tijdsruimte waarin het geloof bezig is haar voort te brengen. Wij willen alleen aantonen dat de mens zich niet met ernst op de boetvaardigheid kan toeleggen als hij niet weet dat hij God toebehoort. En niemand is echt overtuigd dat hij God toebehoort als hij niet eerst Zijn genade heeft aangegrepen.'

We zijn hier bij een heel wezenlijk punt in het denken van Calvijn. Het ligt niet in de macht van de onherboren mens om zich van harte tot God te bekeren. Hij kan niet echt boetvaardig zijn als Gods Geest z'n hart niet eerst tot het geloof leidt. Ieder steunen op iets van onszelf om tot God te kunnen naderen is bij voorbaat tot mislukken gedoemd en is, goed beschouwd, onverdraaglijke hoogmoed. Het is een grondnotie in het Reformatorische verstaan van de Schrift, dat het geloof aan de bekering voorafgaat en beide geheel en al van de onverdiende genade van God afhangen. SoU Deo gloria!

Calvijn probeert ook op het spoor te komen waarom sommigen denken dat de bekering aan het geloof zou voorafgaan:

'Dit brengt hen wellicht van de wijs dat velen door de angst van het geweten eerder bedwongen of tot gehoorzaamheid gevormd worden dan ze de kennis van de genade ontvangen hebben of die zelfs maar geproefd hebben. En dit is de begin-vrees, die sommigen onder de deugden rekenen, omdat ze zien dat deze bij de echte en rechte gehoorzaamheid in de buurt komt. Maar het gaat er hier niet over op welke verschillende manieren Christus ons tot Zich trekt of voorbereidt op de oefening van de vroomheid. Ik zeg alleen dat er geen oprechtheid gevonden kan worden waar die Geest niet regeert, Die Hij ontvangen heeft om Hem aan Zijn leden mee te delen.'

Wederdopers en Jezuïeten schreven de mensen een korte tijd van oefening in de boetvaardigheid voor om vervolgens tot de gemeenschap van de evangelische genade te worden toegelaten. Calvijn spreekt daarover een scherp woord: 'Zulke vruchten brengt die geest der duizeling voort, dat hij de boetvaardigheid, die door een christenmens over zijn ganse leven moet worden uitgestrekt, insluit binnen de grenzen van weinige daagjes.' En zo is het.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's