Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

63.

De straf der zonde.

In onze vorige les stonden we stil bij de leer van de erfzonde. Er had enige onderbreking plaats van onze katechisatie-lessen. Dit was niet onze schuld, omdat we geen kopij ingestuurd hadden, maar de onderbreking was nodig, omdat andere artikelen voorgingen. Ter zake.

We willen nog even terugkomen op de „erfzonde”. Deze leer is de eeuwen door bestreden geworden. De theologen van deze tijd, o.a. Barth en Brunner, Lever, Kuitert, moeten tot loochening van de erfzonde komen, daar zij de historie van Genesis drie hebben losgelaten. Het is de z.g.n oude evolutie-leer, die nu heftig de kop opsteekt en haar verderfelijke invloed uitoefent tot in het leven der kerken. O, dat in gevlei-willen-komen met de „wetenschap”! En niet minder erg wanneer men niet meer weten wil van „zonde”, „schuld”, „straf”. Want dit zit er achter.

Het modernisme ziet de zonde slechts als een „gebrek” dat moet overwonnen worden door „verbetering”, zoals het „humanisme” ook stelt.

Vandaar dat men ook dwaalt ten opzichte van de „straf der zonde”.

God wil en moet de zonde straffen!

Alle zonden, erfelijke en dadelijke zonden. De dadelijke zonden, die we bedrijven met gedachten, woorden en daden. Onze aangeboren verdorvenheid is de wortel, de „onzalige fontein” van de zonde. Christus zegt in Matth. 7 : 18: „Een kwade boom kàn geen goede vruchten voortbrengen” en in Matth. 15 : 19: „Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen” enz.

Onder onze dadelijke zonden valt ook de zonde van NALATIGHEID, d.i. nalaten, verzuimen wat wij moeten doen ten opzichte van Gods geboden. Zo b.v. onwettig kerkverzuim, dus onze plaats onnodig leeg laten staan in Gods huis. Wanneer Gods Naam wordt onteerd en gevloekt, niet waarschuwen; de schade van onze naaste, zoveel als ons mogelijk is, niet afkeren (H.Cat. zd. 40).

Dat God de zonde MOET straffen wil niet zeggen, dat God onder een dwang ligt. Dit moeten, zo verklaart Hellenbroek, is in God een allergenegenst willen.

De oude socinianen leerden, dat God de zonde niet behoeft te straffen. De modernen leren, dat God vergeeft zonder voldoening (bijv. Prof. Smits). Men spreekt van die „gehate bloedtheologie”, d.i. dat God eerst bloed zou moeten zien, eer Hij vergeeft.

Men wil van geen „rechtvaardig” God weten, Die de zonde moet straffen volgens Zijn onkreukbare heiligheid. Men meet Gods rechtvaardigheid af naar EIGEN rechtvaardigheidsbesef. Maar ons menselijk rechtvaardigheidsbesef is beperkt en met zonde bevlekt. En dit afmeten doet men ook bij voor de mens onbegrijpelijke daden Gods, zoals in smartelijke verliezen. De „waaroms” komen op. Is dát nu een God van liefde? zo vraagt men. Maar de Heere zegt in Psalm 50 : 21 „Gij meent, dat Ik ten enenmale ben gelijk gij”. En Job sprak tot God: „Wie is hij, zegt Gij, die de raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaarlijk waren, die ik niet wist”, Job 40 : 3.

Wat is en bedoelt straf?

Door de zonde is Gods eer, ja zijn al Zijn heilige deugden gekrenkt. De zonde is ten diepste een aanrandingspoging op het heilige WEZEN Gods. En zo is Gods recht geschonden. En dat recht moet hersteld worden door VERGELDING. Straf is dus het herstel van Gods gekrenkte eer en deugden. Dit eist de Goddelijke rechtvaardigheid. Wanneer God Zijn rechtvaardigheid in Zijn strafeisend en wrekend recht niet handhaafde, zou God geen God zijn, ja, dan zou God Zichzelf niet beminnen!

Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig. Heer’, Uw oordeel rust op d’ allerbeste wetten.

Uw loon, Uw straf beantwoordt aan Uw eer.

Zo belijdt de dichter in Psalm 119 : 69.

Liggen er geen andere elementen in het strafbegrip? Zeker. O.a. tot waarschuwing om anderen te doen afschrikken van boze daden. Tot beveiliging. Maar deze elementen dringen op zichzelf niet door tot het WEZEN van de straf: de vergelding.

De vergelding rust in de hoogste zin van het woord in Gods handen als de hoogste Rechter der ganse aarde. God bezit in Zichzelf het absolute gezag. God heeft alleen en alles te zeggen. Maar Hij heeft ook aan de mens de bevoegdheid en de macht gegeven om het kwaad te vergelden door straf en alzo het recht te handhaven. Het is de overheid, die met gezag bekleed is. Het „afgeleid” gezag. Zij is Gods dienares, naar Rom. 13 : 4. Dit is een juridisch, een richterlijk gezag.

Zo heeft God ook de ouders met gezag bekleed. De catechismus verklaart dit zo duidelijk in zondag 39, de behandeling van het vijfde gebod. We lezen daar: „aangezien het Gode belieft, ons door hun hand te regeren”.

Aan de kerk heeft God een „dienend” gezag gegeven, de z.g.n. sleutelmacht (zondag 31), waaronder ook valt de tucht.

Eén van de grote en ernstigste zonden van onze tijd is: het gruwelijk vertreden en verwerpen van het gezag. Men wil beslist geen gebondenheid meer. Een vrij huwelijk, een vrijelijke geslachtsomgang vóór het huwelijk, een vrije liefde enz. De jeugd wil nu mede ook zelf over de dingen beslissen, medezeggenschap hebben in bestuursaangelegenheden op scholen, universiteiten en andere instanties. Moet zulks alles niet op de absolute ondergang uitlopen?

Hoe staat de overheid tegenover het strafbegrip als rechtvaardige vergelding van het kwaad?

Zonder ons in daadwerkelijke politiek te mengen, moeten we toch wijzen op de handhaving van Gods recht ten aanzien van het overheidsgezag. Doch hierover een volgende keer D.V.

Hebben we ons voor God al als een strafwaardig zondaar leren kennen? Dit is noodzakelijk. Hoe zal er anders plaats zijn voor een schuld- en strafovernemende Borg, voor wat Jesaja schrijft in Jes. 53: „De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden”? Dit geldt al degenen, die zich „doemwaardig” voor God leren kennen.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's