Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KERKERAADSVERGADERING 5 III Instruktie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KERKERAADSVERGADERING 5 III Instruktie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kadervorming?

In dit laatste artikel over onze kerkeraadsvergaderingen moeten we wel enige aandacht geven aan de vraag naar de vorming tot en in het ambt. Ofschoon het eigcnlijk buiten mijn opdracht valt, moet ik over het eerste wel wat zeggen. Want wanneer ik het element van vorming alleen besprak in verband met het werk op de vergaderingen zelf. zou onwillekeurig de vraag rijzen of het al niet vóórdien geschieden moet. Ik meen, dat het één gedaan kan worden zonder dat men het ander nalaat. Over beide dus een enkele opmerking.

Het komt me voor, dat een vormingskursus voor ambtsdragers op een of andere wijze verbunden moet worden met het werk van de mannenverenigingen. Ik zou niet willen stellen, dat het daarin geïnkorporeerd moet worden. Dan zou het geheel een zaak van de mannenbond worden. Dat lijkt me niet juist. Zo het geen zaak voor de kerkelijke vergaderingen is om dit aan te pakken — en ik meen, dat het daar in eerste instantie niet thuis hoort, al kan er vanuit deze vergaderingen wel morele steun gegeven worden —, dan is het toch zeker een kwestie van het komité, dat de konferenties van ambtsdragers belegt. Van dit komité zal iets moeten uitgaan, dacht ik. Nu is het wel duidelijk, dat er onder de mannelijke gemeenteleden niet zoveel animo zal bestaan voor een dergelijke vormings kursus. Wanneer men althans het bezoek aan de mannenverenigingen in de meeste gemeenten als maatstaf neemt, zal men niet al te hoopvol gestemd zijn.

Het tegenargument, dat dit weer ists geheel anders dan het werk van de mannenverenigingen is en dus wel op sympathie mag rekenen, lijkt me niet zo sterk. Het blijkt immers steeds weer, dat in de meeste gemeenten, waar een behoorlijke mannenvereniging is, de ambtsdragers voor een groot deel uit die leden gerekruteerd worden. Dit behoeft beslist geen opzet van de kerkeraad te zijn. De meest geïnteresseerden in een dergelijke kursus zullen dus te zoeken zijn in het verband van de mannenverenigingen. Daarom moet daar naar mijn gedachte ook het zwaartepunt komen te liggen. De beide besturen, die het aangaat, moesten maar eens bij elkaar komen om te zien hoe dit werk gedaan kan worden. Nogmaals zij gezegd: in samenwerking. Het moet niet alleen een zaak van de mannenbond zijn.

Zou men hiertegen bezwaren hebben, dan geloof ik dat een nieuw op te zetten kursus een konkurrent van de mannenverenigingen gaat worden, tenzij men haar schriftelijk zou aanpakken. Maar dat lijkt me weinig aanbevelenswaardig.

Verder moet men wel overwegen wat men doet, als men naast het bestaande weer andere aktiviteiten ontplooit in een tijd, die door vergadermoeheid gekenmerkt wordt. Daarom lijkt mij veel beter het bestaande uit — of eventueel om te bouwen. Kombineren en samendoen is van meer waarde, dan iets nieuws er naast opzetten.

Maar zijn we er daarmee? We hebben in eerste instantie te maken met een aantal ambtsdragers, die deze vormingskursus niet gehad hebben. Wellicht is de praktijk geen mindere leerschool, maar zij is toch zeker wel een andere leerschool dan een dergelijke kursus.

En in de praktijk geschoolde ambtsdragers zullen toch allen de behoefte gevoelen om zich wat kennis van de zaken betreft wat bij te laten brengen. Het is soms zo, dat men wel weet, waar het heen moet; het moeilijke punt is dan: hòe het moet en hoe dat in de lijn van het kerkelijke leven en het kerkrecht alszodanig geschieden moet.

Ik meen, dat hieraan iets gedaan moet worden op de kerkeraadsvergaderingen. Wanneer men eens per veertien dagen vergadert, moet er gelegenheid zijn om van tijd tot tijd een klein uur uit te trekken voor het bespreken van dergelijke dingen.

Ethische vragen.

Ik denk bijvoorbeeld in de eerste plaats aan allerlei ethische vragen, waarmee de ambtdragers te maken krijgen. Het is dringend nodig, dat over zulke vragen overleg gepleegd wordt met andere brs. Het mag niet zo zijn, dat men op de bezoeken maar wat zegt, of dat de een dit en de ander dat zegt, zonder dat men van elkaar weet, wat er gezegd wordt. De zondagsviering, de invloed van het moderne leven op het gezin, de persoonlijke omgang met de bijbel — dit valt wel enigermate buiten dit kopje! — en dergelijke thema’s kunnen dan aangesneden worden.

Synodebesluiten.

Er is nog iets anders: wat hebben de verschillende generale synodes b.v. sinds 1947 besloten — en wat hebben ze niet besloten! — Ik meen, dat voor een kijk op het breder kerkelijke leven — mede in verband met de afvaardiging naar de meerdere vergaderingen — kennis hiervan nodig is. Een der brs. — niet altijd de voorzitter — kan dit toch nagaan en de andere brs. daarover voorlichten. Wellicht is het niet eens onmogelijk daarvan een stenciltje te maken. Maar een mondeling gegeven overzicht zou zeer op zijn plaats zijn.

Kerkorde

Niet als iets minder belangrijks dan het voorgaande, maar op één lijn met de andere punten moet over de Kerkorde gesproken. Het is noodzakelijk, dat elk der brs. enigszins weet uit welke hoofddelen deze bestaat. Er kan over belangrijke artikelen een samenvatting gegeven worden. Ik stel geen uitvoerige studie van de K.O. voor, maar wel een algemene kennisname van haar inhoud. Dit kan eventueel geschieden in aansluiting bij bepaalde artikelen uit de serie welke prof. Hovius over de Kerkorde in de Wekker schrijft.

Men zal zien, dat dit geen verloren tijd is. Laat men, als men alles te veel vindt, met iets beginnen. Natuurlijk is deze serie van vragen en onderwerpen verder uit te breiden. Ik deed dit met opzet niet. Ieder zie wat van deze suggestie in eigen gemeente nodig en vruchtbaar is. Daarom gaat het slechts.

Nu kan men zeggen, dat dit alles veel te veel tijd vraagt. Ik zou ook niet willen voorstellen, dat dit volgens een bepaald plan moet worden afgehandeld. Doch laat men eens beginnen met een bepaald aspekt en zien hoe dit bevalt. Daarna kan men iets anders bij de hand nemen. Het is allerminst mijn bedoeling de kerkeraadsvergaderingen al te zeer te belasten. Maar het komt me als een goede afwisseling van de agenda voor, dat ook deze dingen er besproken worden. Het is mijn vaste overtuiging, dat dit opbouwend werkt voor elk der ambtsdragers. Graag wil ik nog doorgeven wat ik van een kolega hoorde. Hij had het ontmoet op kerkvisitatie. Een kerkeraad had een apart boek aangelegd, waarin alle besluiten van de laatste vijftien jaar alfabetisch waren opgenomen. Wanneer men op een bepaalde zaak stuitte, kon men in een ogenblik overzien, wat daarover in het verleden besloten was en wanneer dat gebeurde. Dit lijkt me voor principiële besluiten zeer de moeite waard. Incidentele besluiten behoeven natuurlijk niet opgetekend te worden. Maar die zaken, die later nog wel eens aan de orde kunnen komen, zijn op deze wijze direkt onder het bereik van de kerkeraad.

Gebed en Voorbede.

Ik wil besluiten met iets te zeggen over het gebed in de kerkeraad. Naar mijn mening moet dat zeer sterk het karakter van voorbede dragen. Het zal in elke kerkeraad wel eens voorkomen, dat men in verband met een zeer moeilijke aangelegenheid, voordat men tot stemming overgaat, midden in de vergadering des Heren aangezicht zoekt. Ik meen, dat zulks nog wel vaker zou mogen en moeten geschieden. Ik denk bijvoorbeeld aan de verslagen van de huisbezoeken en de zorgen, die daarmee op onze schouders worden gelegd. Natuurlijk kan degene, die de vergadering met gebed beëindigt dit ook doen. Maar het is in geen enkel opzicht verkeerd, dat naar gelang van de omstandigheden ook tijdens de vergadering voor mensen of zaken gebeden wordt. Zo ontstaat er ook een gebedsgemeenschap, die we op onze kerkeraden dringend nodig hebben. Het mag toch wel bedacht worden, dat juist het samen bidden voor de noden van de gemeente samenbindt en oplossingen brengt, die de Here alleen geven kan. Ook dit kan vormend zijn voor de wijze, waarop men het ambt uitoefent en de gemeente leidt.

Leiden

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE KERKERAADSVERGADERING 5 III Instruktie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's