Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DUUE VAN DE SCHEPPING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DUUE VAN DE SCHEPPING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2.

4. De mening omtrent een eerste en tweede schepping met een tussenperiode berust op een foutieve onderstelling, n.1. op deze, dat de eerste dag zou beginnen met de schepping van het licht. Nu gaat het in het scheppingsverhaal over de twee betekenissen van het woordje „dag", n.1. in een engere en een ruimere betekenis.

De engere betekenis vinden we in Gen. 1 : 5: En God noemde het licht dag" enz. Dat is dus de tijd, dat het licht schijnt.

De ruimere betekenis komt in het eerste hoofdstuk meermalen voor, b.v. ook in vrs. 5: „Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag." Hier bedoelt Mozes dus een etmaal = nacht - f-dag.

Nu zijn er, die menen, dat hier had moeten staan: Toen was het morgen geweest en het was avond geweest." Het etmaal begint immers met de morgen. Niet alzo echter in het Oude Testament. De avond met de daarbij behorende nacht £hig voorop; de morgen met de daarbij behorende dag volgde. Dat was een instelling Gods met de scheppingsdagen gegeven. Zie b.v. Lev. 23 : 32: van de avond tot de avond zult gij uwen sabbat rusten." Ook in Dan. 8 : 14 heet het: Tot twee duizend en drie honderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden." Naar deze, door God gegeven ordening regelde zich het leven onder Israël: Des avonds en des morgens en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen." (Ps. 55 : 18) Volgens sommigen zou het nu ongerijmd zijn aan de morgen van de eerste dag nog een nacht te laten voorafgaan, zodat het eerste etmaal zou hebben bestaan uit nacht - j-dag + nacht. Dat zou dus geen etmaal zijn. Deze opvatting is onjuist, zoals in het volgende zal worden aangetoond:

In Gen. 1 : 2 lezen we: De aarde nu was woest en ledig en duisternis was op de afgrond. Daarna schiep God het

licht (vrs. 3). En in vrs. 4: „en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. Er wordt in deze woorden kennelijk gesproken over twee bekende zaken, n.1. het licht en de duisternis. Waar nu in vrs. 4 met het woord licht gedoeld wordt op het licht uit vrs. 3, daar kan het niet anders of met het woord duisternis wordt gedoeld op de duisternis uit vrs. 2. Het licht nu noemt God in vrs. 5 dag en de duisternis nacht. Dus gaat in het scheppingsverhaal de eerste nacht aan de eerste dag vooraf en samen vormen ze het eerste etmaal. Dit etmaal neemt een aanvang met het woord: „In den beginne."

Wij willen uit deze punten die niet gemakkelijk zijn, enkele conclusies trekken n.1.:

1. De woorden: „In den beginne" zijn de aanvang van de eerste avond, van de eerste nacht en van het eerste etmaal.

2. De schepping van het licht is het begin van de eerste morgen en van de eerste dag (in engere zin).

3. Tussen eerste en tweede schepping bestaat dus geen tijdruimte van zoveel duizenden jaren.

4. De omschrijving: Toen was het avond geweest en het was morgen geweest = etmaal.

Uit bovenstaande staat het wel vast voor ons, dat de gehele schepping in zes dagen (etmalen) werd volbracht.

Maar nu komt een tweede belangrijke vraag van de kant van het ongeloof: Hoe lang heeft iedere scheppingsdag geduurd? We zullen het nu derhalve hebben over:

De duur van iedere scheppingsdag.

Om de wetenschappelijke theorieën staande te kunnen houden, beweert men, dat iedere dag een tijdsduur van duizenden jaren moet hebben gehad. En dat dat zo geweest is, beweert men met Gods Woord te kunnen bewijzen. Waar dat Woord ook al niet goed voor is! Men denkt dat te kunnen doen met Ps. 90 : 4 en met 2 Petr. 3 : 8.

In Ps. 90 : 4 leest men: Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak."

En in 2 Petr. 3 : 8: Doch deze ene zaak i zij u niet onbekend, geliefden! dat één dag bij de Heere is als duizend jaren en

duizend jaren als één dag." Men moet er echter goed op letten, dat er in beide teksten helemaal niet staat, dat duizend jaren één dag zijn, of omgekeerd, dat één dag gelijk is aan duizend jaren. We hebben hier niet te doen met een gelijkstelling, maar met een vergelijking. Maar dan niet de vergelijking van duizend jaren met één dag of omgekeerd, doch van duizend jaren en één dag met.... de eeuwige God. In bovengenoemde teksten wordt dat aangegeven met cle woorden: „in Uw ogen" en met „bij cle Heere". Bij cle eeuwige God vergeleken is er geen verschil tussen duizend jaren en één dag. In God zijn ze gelijk, d.w.z. niets.

Dat deze teksten niet op cle scheppingsdagen kunnen toegepast worden, zal nu wel duidelijk zijn. Dat is een ongeoorloofd spel. Mozes spreekt ze voor zijn tijd en voor clie mensen en evenzo cloet Petrus.

Ook moet men niet aan komen dragen met cle bewering, dat het woord „dag" in cle Bijbel soms een ruimere betekenis heeft, zoals bij ons b.v. cle dag des ouderdoms. Men bedoelt hiermee een tijd van soms vele jaren. Dat kan voor cle scheppingsdagen niet opgaan, want daar wordt steeds gesproken over een avond en een morgen.

Neen, we hebben behoefte aan ander licht en natuurlijk Bijbels licht. We gaan eens kijken bij Ps. 148 : 3 en 6: Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!

En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, clie geen van hen zal overtreden."

Ieder zal begrijpen, dat cle Heere hun deze inzetting heeft gegeven bij hun schepping op de vierde dag. En aangezien ze deze inzetting nog nooit overtreden hebben (zie Ps. 148 : 6), moet cle duur van cle laatste drie scheppingsdagen precies gelijk zijn geweest aan clie van onze dagen, cl.i. 24 uren.

Nu cle lengte van cle derde dag. Toen schiep cle Heere gras, kruid en bomen. Dus toen kwam er voor het eerst leven, plantaardig leven op aarde.

Laten we nu eens even aannemen, dat de in het begin genoemde tekst uit Ps. 90 zou betekenen, dat één dag duizend jaren zouden zijn. Dan zou een nacht van 500 jaren gevolgd zijn door een dag van 500 jaren. Dat zou dus een nacht zijn, waarin in 500 jaren geen licht en geen warmte cle aarde zouden hebben bestraald. Een kind kan wel begrijpen, dat er dan geen leven meer mogelijk zou zijn. De temperatuur zou tot verschrikkelijke laagten dalen en het zou zeker geen 500 jaren hebben geduurd, vóór het absolute nulpunt, cl.i. 273° C onder nul zou zijn bereikt, een temperatuur, waarbij geen leven meer mogelijk is. Dat is door cle geleerden in de laboratoria aangetoond.

Bovendien zou op die nacht van 500 jaren een dag zijn gevolgd van 500 jaar van ononderbroken licht-en warmtebestraling. De gevolgen daarvan zouden eveneens verschrikkelijk zijn. De temperatuur zou tot ongekende hoogte stijgen en het pasgeschapen gras, kruid en bomen zou zijn gestorven.

We kunnen dus met stellige zekerheid vaststellen, dat bij een duizendjarig etmaal alle leven op aarde onmogelijk zou zijn geweest. We gaan nog verder en beweren, dat, zal er op aarde leven mogelijk zijn, dan moet er een afwisseling zijn van dag en nacht, zoals wij die kennen. De gebieden binnen cle poolcirkels bewijzen dat.

Onze conclusie is dus: Ook de derde scheppingsdag moet een duur hebben gehad van 24 uren.

Rest ons nog cle eerste twee scheppingsdagen. We mogen en moeten hier cle exegetische regel toepassen, welke leert, dat onduidelijke Schriftplaatsen verklaard moeten worden in overeenstemming met duidelijke. Op grond daarvan kunnen we vaststellen, dat cle eerste twee scheppingsdagen een gelijke duur hebben gehad als de andere vier en dus als onze dagen. Immers We moeten bedenken, dat God een God is van vaste orde, wondere harmonie en schone symmetrie en deze deugden worden ook openbaar in Zijn werken. Maar twee scheppingsdagen van duizend of meer jaren naast vier van 24 uren zouden deze orde, harmonie en symmetrie totaal verbroken hebben.

In ons eerste artikel over deze stof zagen we, dat God schiep naar cle door Hem zelf gestelde wet van het wonder en het wonder werkt naar 't ogenblik. Wat God dan cloet te voorschijn komen, is terstond geheel voltooid, volgroeid of volwassen. Op de eerste dag werd dus het binnenste der aarde in een moment des tijds geheel voltooid. Maar dan vragen we: Wat heeft cle Heere clan cle rest van clie dag gedaan, als clie duizenden jaren geduurd heeft? Er was, na ook nog het licht in een ogenblik geschapen te hebben, toch niets meer te doen? Rusten dan? Dat kan ook niet, want cle Hei-

lige Schrift zegt duidelijk: Hij rustte op de zevende dag. Gods Woord leert ons alzo, dat we aan de eerste — en om dezelfde reden ook aan cle tweede scheppingsdag — een duur van slechts 24 uren moeten toekennen. Wie clat Woord niet wil maken tot een ledige klank, zal het bovenstaande onmogelijk kunnen ontkennen.

Stellen wij ons thans aan cle voet van Horeb. De Heere maakt claar de grondwet van Zijn koninkrijk bekend. Hij doet dat niet in duistere, onbegrijpelijke klanken, maar voor ieder in duidelijk verstaanbare woorden. In het vierde gebod wordt clan tot tweemaal toe gesproken over zes dagen. Het volk des Heeren zal zes dagen arbeiden en daarin al zijn werk doen. Zij zullen dat hebben te doen naar het Goddelijk voorbeeld. Hij heeft ook in zes dagen het scheppingswerk volbracht. De Israëlieten nu hebben niet anders kunnen, en ook niet anders mogen denken, clan dat de zes scheppingsdagen van dezelfde duur zijn geweest als hun dagen. En ze hebben ook niet anders gedacht.

En wij kunnen en mogen, bij het licht, dat we over cle duur der scheppingsdagen uit cle Heilige Schrift voor ons zagen opgaan, ook niet anders denken. We zouden anders cle Heere tot een leugenaar maken. En toch gebeurt clat maar al te veel. Het is op grond van de materialistische evolutieleer van de mannen des ongeloofs, clat men ook in onze kringen het Woord Gods terzijde stelde en aan de uitspraken dezer mannen zich gewonnen gaf. De geleerden gingen voor en cle meer of minder ontwikkelden volgden na. Men weet immers thans maar al te goed, clat cle aarde reeds miljoenen jaren bestaan heeft? En men laat zich daarop soms niet weinig voorstaan. Voorstaan op wat niet waar is. „Want ik betuig aan een iegelijk, clie de woorden cler profetie dezes hoeks hoort. Indien iemand tot deze dingen toedoet. God zal over hem toedoen cle plagen, die in clit boek geschreven zijn; en indien iemand afdoet van de woorden des hoeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens en uit cle heilige stad en uit hetgeen in dit boek geschreven is." (Openb. 22 : 18, 19).

En tenslotte: Hoe lang heeft cle rustdag, clie op cle schepping volgde, geduurd? Daarover zijn de gedachten ook al verschillend. Er zijn mensen, clie menen, clat cle rustdag wel als de scheppingsdagen na zekere tijd is voorbijgegaan, maar clat het rusten Gods nog steeds voortduurt. We lezen immers ook niet, zo zegt men: „Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zevende clag."

Deze mening kan niet juist zijn. Er wordt toch duidelijk gezegd, dat de Heere gezegd heeft, clat Hij op de zevende clag gerust heeft. En aan een dag komt een einde. Bovendien zegt cle Heere Jezus in Joh. 5: „Mijn vader werkt tot nu toe en Ik werk ook." En dat ziet niet op het werk cler onderhouding, want dat gaat niet „tot nu toe, " maar dat duurt tot in eeuwigheid. Neen, behalve het werk der onderhouding is er ook nog het werk ontwikkeling en daarop doelt cle Heere Jezus hier. Indien de Heere niet aanstonds daaraan was begonnen, clan zou cle wereld tot aan de voleinding gebleven zijn, wat ze aan 't eind van de zesde dag was. De pasgeschapen wereld was als een pasgeboren kind. De wereld moet volwassen, moet voleindigd, moet volmaakt worden. En daaraan werkt de Heere na de schepping immer voort.

En ten jongsten dage brengt cle Heere Zijn clan volwassen wereld door het werk der voleinding tot algehele volmaking.

Verbazend hof van d' Opperheer, Gij, hoogste hemel, zing Zijn eer; Gij, wateren, die uit de lucht, Uw dropp'len stort op veld en vrucht. Looft allen, looft Hem met gezangen, Hem, die u 't wezen deed ontvangen, Die u een perk, niet 't overtreên, Gesteld heeft door alV eeuwen heen. (Ps. 148 : 2.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1956

Daniel | 8 Pagina's

DE DUUE VAN DE SCHEPPING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1956

Daniel | 8 Pagina's