Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Gideon 12 (Richt 6:17 v.v.)

We zouden denken dat Gideon, nadat de Heere hem bij vernieuwing de verzekering had gegeven, dat Hij met hem zou zijn, wel zonder enig tegenspreken zou hebben gehoorzaamd. Doch wie dat meent, vergist zich. Lees maar wat er staat in vers 17: „En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uwe ogen, zo doe mij een teken dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.”

Gideon had rijke toezeggingen van de Heere gekregen. Doch nu komt bij hem de vraag op: Is het wel van de Heere? Want Gideon had er nog geen oog voor dat de Heere, om het zo eens te zeggen, in hoogst eigen Persoon voor hem stond. De Engel des Heeren was aan hem verschenen in de gedaante van een mens, waarom Hij door Gideon gezien was als een gewone heer. Door de kracht echter waarmede Zijn woord tot Gideon kwam, begon bij Gideon het vermoeden te rijzen dat hij toch op z’n minst met een „knecht des Heeren” te doen had, die optrad in de Naam des Heeren. We moeten niet vergeten, dat Gideon nog een mens was van de oude bedeling. In die tijd openbaarde de Heere Zich op allerhande manieren aan Zijn volk. Gideon wil daar zekerheid van hebben. Vandaar zijn vraag om een teken.

De vraag om een teken komt bij Gideon niet voort uit ongeloof. Dat kan ook gebeuren, zoals we daarvan lezen kunnen in Matth. 12:38, 39. Daar komen de farizeërs en de schriftgeleerden naar de Heere Jezus toe en begeren van Hem een teken. Doch het was niet om daardoor tot het geloof in Hem te komen, maar om Hem te verzoeken. En wanneer dat de achtergrond is, dan wordt een teken geweigerd. Doch zo was het bij Gideon niet. Zijn geloof, dat in beginsel aanwezig was, was nog zo klein, het was nog zo zwak. En het ging toch om zulke grote zaken. Hij zag zich geroepen om de kinderen Israëls uit der Midianieten hand te verlossen. Maar dan moest hij er toch wel zeker van zijn, dat deze roeping écht van de Heere was. Hij durfde het er zo maar niet op te wagen. Hij wilde dat de Heere de roeping door een teken zou bevestigen. De vraag zou hier gesteld kunnen worden: Mocht Gideon dat wel vragen? Des Heeren woord, met zoveel kracht tot hem gekomen, zelfs tot tweemaal toe, dat moest voor hem toch zonder meer genoeg zijn? Inderdaad! Het woord dat de Heere tot hem gesproken had, één en andermaal, moest voor hen zonder meer genoeg zijn. En toch blijkt Gideon er niet genoeg aan te hebben.

Wie kan hier Gideon niet verstaan? Zeker hij niet, die altijd „klaar” is. We hebben daar al meer op gewezen en geloven dat het niet overbodig is, om daar bij vernieuwing op te wijzen. Want het getal, ook in onze kerken, groeit, dat altijd klaar is. Men „heeft het Woord des Heeren,” zegt men, en daar móét je in geloven. En men doet dat dan ook, naar men denkt. Het wonderlijke bij de zodanigen is, dat ze uit dat Woord altijd datgene geloven, wat in hun straatje past. Het zijn altijd „mooie” beloften. Nu die staan er genoeg in de bijbel. Doch dat er ook zoveel in de bijbel staat, wat de mens veroordeelt, dat is bepaald voor hen niet geschreven. Want daar hoor je ze nooit over. Ze komen nooit op grond van Gods Woord in de veroordeling terecht, maar ze zijn altijd klaar. We wensen met hen niet mee te gaan, omdat we vrezen, dat de zodanigen rijk en verrijkt zijn en in eigen ogen aan geen ding gebrek hebben. Terwijl zij niet weten, dat zij zijn: arm, jammerlijk, naakt, blind en ongelukkig. Ik hoop niet, mijn beste vrienden, dat jullie daarbij behoren. Want met een ingebeelde rijkdom, is men in werkelijkheid nameloos arm.

Er zijn ook anderen, die altijd uit de bijbel datgene naar zich toe trekken, wat hen veroordeelt. En geen wonder! Want zij hebben in beginsel God leren kennen, en ook een beetje zichzelf. En dan hebben zij niet veel goeds te verwachten. Want wanneer de Heere in het recht zou treden en gadeslaan hun ongerechtigheden. Dan zouden zij niet kunnen bestaan. En als die nu eens een belofte krijgen, dat de Heere met hen is, dan is dat voor hen wel rijk, ontzaggelijk rijk. Maar ze kunnen haast niet geloven, als ze naar zichzelf zien, dat dit voor hen zou kunnen wezen. Want wie zijn zij, dat de Heere Zich met hen in zou willen laten. Dat dit toch mogelijk is, moet allemaal geleerd worden. Gideon heeft dit ook moeten leren. Doch op geen enkele school wordt alles in één dag geleerd. Ook op de school van de Heilige Geest niet. Gods kind blijft als het goed is, z’n gehele leven leerling. En hoe meer het leert, hoe meer het er achter komt, dat het nog zo weinig weet. In het natuurlijk geldt, dat wetenschap bescheiden maakt. Want hoe meer men de wetenschap beoefent, hoe meer men er achter komt dat er zo veel terreinen van wetenschap zijn, die men wel nooit betreden zal. Want wie kan alles weten? Zulke mensen zijn er niet. Er is maar Eén, Die alles weet. Zijns verstands is geen getal. Dat wil zeggen: Het is niet uit te drukken hoe groot het ken-vermogen Gods is.

Maakt wetenschap in natuurlijk opzicht de mens bescheiden, in geestelijk opzicht is dit niet minder het geval. Ik hoop dat jullie iets van die bescheidenheid mogen hebben. Heeft Paulus niet aan zijn „jeugdige zoon Timotheus” geschreven: Uw bescheidenheid zij alle mensen bekend. (?). Wie Gods en zelfkennis hebben, kunnen Gideon in zijn vragen om een teken verstaan.

Als Gideon om een teken vraagt, moeten we ook hier niet vergeten, dat Gideon de gehele bijbel nog niet had, zoals wij die nu mogen bezitten. Gideon had nog niets meer dan de vijf boeken van Mozes. De eerste vijf bijbelboeken dus. Als de Heere Zich nader wilde openbaren en verklaren, dan moesten er nieuwe openbaringen plaats hebben. Als zodanig is dat nu niet meer nodig. Wij hebben een gesloten kanon. Dat wil zeggen: Voor ons houdt de bijbel bij Openbaringen 22 op. Sindsdien is er niets meer bij gekomen en komt er ook niets meer bij. Wat dat betr.eft is onze positie voordeliger als die van Gideon en van de ganse oud-testamentische kerk. Gideon vraagt dus om een teken, tot bevestiging van zijn geloof. Om dit te krijgen, moest de Heere Zich nader aan hem openbaren. Als wij vragen om een teken, niet uit ongeloof, maar tot bevestiging van het geloof, dan zijn we daarbij aangewezen op het Woord van God. Hij wil dan gegeven beloften, door het geven van nog andere beloften, onderstrepen, opdat men daardoor in het geloof versterkt zou worden. Weten jullie daarvan, jongens en meisjes?

Misschien hebben jullie ook wel eens beloften gehad en dat je daarvan zeggen moest: Ik kan haast niet geloven, dat dit voor mij bestemd is. Dat is voor mij te groot.

Ach, de zaak is dan niet, dat hetgeen God beloofd heeft te groot is, maar het geloof dat dit aan zou moeten nemen, is dan te klein. En nu is klein geloof, ook geloof. En als jullie geloof nu klein is - waarom zou dat bij jonge mensen niet het geval kunnen zijn? - vraag dan maar veel of de Heere een teken geven wil, in die zin, dat Hij het „beloofde,” door Zijn Woord en Geest nog eens bevestigt in je hart.

De Heere heeft het Gideon niet kwalijk genomen, dat hij tot versterking van zijn geloof, om een teken vroeg. Hij zal het jullie ook niet kwalijk nemen, als je vraagt: Heere, wil het uit Uw Woord nog eens bevestigen, wat U tot mij gesproken heeft.

Ik prijs jullie gelukkig, jongens en meisjes, als je niet van dat soort bent, dat over-één-nacht-ijs gaat. Want dat is hoogst gevaarlijk. IJs van één nacht, is nog niet sterk. Daar zak je gemakkelijk door. En dan kan het je leven kosten. Ik zou zeggen, denk hier maar eens over na. Want de winter staat voor de deur. En je leven staat er bij op het spel. Het ging in het leven Gideon over zeer gewichtige zaken. Vandaar zijn vragen. Gaat het bij ons niet over zeer gewichtige zaken? Het gaat over zaken, die de eeuwigheid raken. Wie zich dat bewust is, zal er niet al te gemakkelijk over denken. Niet dat men het in zwaarheid moet gaan zoeken, maar die oprecht is, zal naar „waarheid” staan. Want God vraagt naar „waarheid” in het binnenste. De oprechten willen daarom de waarheid, het Woord van God, in hun leven bevestigd zien.

Zo was Gideon. Zijn jullie ook zo? Dan ben je in goed gezelschap.

Ik ga nu weer eindigen. Tot de volgende keer. Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's