Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERBONDENHEID WERELDWIJD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERBONDENHEID WERELDWIJD

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kloof tussen rijk en arm

Een aantal jaren geleden is er een documentaire gemaakt waarin aan vier christenjongeren het aanbod werd gedaan om gratis twee weken naar de Filippijnen te gaan. De eerste week zouden zij doorbrengen in een vijfsterrenhotel in de hoofdstad Manilla en de tweede week zouden ze nog op een andere plaats doorbrengen. Ze kregen ook zakgeld mee. Dat wilden deze jongeren, twee meisjes en twee jongens, wel. De eerste week hebben ze zich uitstekend vermaakt. Na een week werden ze meegenomen naar een sloppenwijk vlak bij de afvalberg van de miljoenenstad, waar de omwonenden wat geld probeerden te verdienen door in die grote hoop te wroeten om nog iets van waarde te vinden. Daar werden de vier als logés ondergebracht om er de tweede week door te brengen. Dat was wel even wat anders. Overal stank, overal insecten, overal geluiden, dag en nacht. Niet slapen en je overdag bij tijden doodongelukkig voelen.

Zoals te begrijpen valt hebben alle vier de jongeren deze verandering als een schok ervaren. Toch reageerden ze na twee nachten verschillend op de vraag of ze nog langer wilden blijven. De meest negatieve reactie kwam van een van de meisjes. Ze was verontwaardigd. Ze vond het onmenselijk om iemand in zo korte tijd deze uitersten te laten doormaken. Ze had hier niets te zoeken en wilde zo snel mogelijk naar huis. De meest positieve reactie kwam van het andere meisje. Ze was van de mensen bij de vuilnisbelt gaan houden. Zij wilde blijven.

Daar gaat dit artikel over: over de kloof, maar ook over de verbondenheid die er mogelijk is.

En de kloof wordt hoe langer hoe dieper…

Eerst enkele cijfers. Het aantal mensen dat onder de absolute armoedegrens leeft, wordt geschat op 800 miljoen. Dat is meer dan 10% van de totale wereldbevolking. Onder deze armoedegrens leven betekent onvoldoende middelen hebben om het leven op een verantwoorde wijze in stand te houden. Aan de andere kant van de kloof is 20% van de wereldbevolking verantwoordelijk voor 86% van de totale consumptie. De overige 80% mag het met de resterende 14% doen. Een Nederlands kind consumeert en vervuilt in zijn of haar leven net zoveel als 30 tot 50 kinderen in armere landen bij elkaar.

Deze gegevens heb ik van het Internet gehaald. Het is dus wel duidelijk aan welke kant van de kloof ik zelf sta: aan de kant waar de technische verworvenheden het leven aangenaam en welvarend hebben gemaakt.

Alsof het nog niet genoeg is dat die kloof bestaat, moet er nog bij worden vermeld dat de kloof tussen rijk en arm nog steeds dieper aan het worden is. Technische kennis neemt toe en is geconcentreerd in de rijke wereld, de arme kant staat op een achterstand die hij nooit meer inloopt. Kennis is macht. Wie de kennis heeft, is in staat om op rendabele wijze de bodemschatten te delven en te verwerken tot hoogwaardige producten. Ook kan hij de economische spelregels dicteren. Met die kennis en die macht beschermen wij in de eerste plaats onze eigen positie, vergelijk de functie van de EU. Vervolgens vinden we dat er ook nog wel geïnvesteerd moet worden in ontwikkelingssamenwerking. De meeste arme landen zuchten echter onder een schuldenlast die het totale bedrag aan ontwikkelingshulp ver overtreft.

Tot nu toe hebben wij het vooral gehad over de tegenstelling tussen rijke en arme landen, maar de kloof tekent zich ook steeds meer af binnen landen, zowel de rijkere als de armere. In ons eigen hoogontwikkelde land spreken we al over een tweedeling in de maatschappij, en wanneer in een ontwikkelingsland de algehele productie stijgt, komt dit meestal slechts aan een kleine elite ten goede, terwijl de werkloosheid eerder toe- dan afneemt. Dit artikel staat in het teken van ‘wereldwijd’, daarom kijken we vooral naar de grote verschillen tussen de eerste en de derde wereld.

Armoede: er gaat heel wat achter schuil

Voordat we zoeken naar een mogelijke brug over de kloof, staan we stil bij wat we aan de andere kant aantreffen. ‘Armoede’ is een verzamelwoord waarachter heel wat ellende schuil gaat. Het is meer dan geen geld hebben. Het betekent gebrek hebben aan goede voeding. Dat leidt tot een achterstand in de ontwikkeling van jonge kinderen, een achterstand die vaak niet meer in te lopen is. Eenzijdige en onvoldoende voeding leidt ook tot vatbaarheid voor ziekten. Wie arm en ziek is, heeft echter geen geld om naar de dokter te gaan en/of medicijnen te kopen. Armoede betekent ook: geen schoolgeld kunnen betalen en dus geen scholing ontvangen. Wie ongeschoold is, kan ook geen werk vinden; die heeft dus geen inkomsten, en vervalt daardoor in nog diepere armoede. Zonder scholing leven mensen ook in onwetendheid. Die onwetendheid betreft onder andere de hygiëne. De samenhang tussen armoede en AIDS kan voor een deel hierdoor worden verklaard. Daar komt nog bij dat de armen vaak in een zeer slechte woonsituatie, onder erbarmelijke hygiënische omstandigheden, moeten leven. Slechte hygiënische omstandigheden en slechte kennis van hygiëne leiden samen tot vele hardnekkige infectieziekten en hoge sterftecijfers.

Dit staat in schril contrast met de leefomstandigheden van de meesten in het rijke westen. De kloof is niet alleen diep, ze is ook breed.

Schuldgevoel en onrecht

Door de schrijnende armoede van velen zou je je bijna schuldig gaan voelen over je eigen weelde en luxe. Daarvoor is wel enige reden. Niet voor schuldgevoel over onze rijkdom op zichzelf, maar wel daarover dat die ten koste gaat van de levensstandaard van zo velen. Hier is sprake van onrecht. Aan de ene kant van de aardbol is er een overdaad aan materiële welvaart, aan de andere kant is er hoge nood, en deze tegenstelling wordt in stand gehouden. Dat is niet alleen onrecht in algemeen menselijke zin, maar ook in bijbelse zin. In zijn wet beschermt God de armen. Zijn bepalingen zijn erop gericht dat er voor iedereen de middelen zijn om te leven. Zoals de bepaling dat de opbrengst aan de randen van de akker en de nalezing van de oogst voor de armen waren, en dat op een lening aan de armen geen rente mocht worden geheven (Lev. 19: 9–10; Deut. 23:19–21; Ex. 22:25). Als de Here zo in zijn wetten de armen beschermt, is de overtreding van de geest van deze wetten te bestempelen als onrecht.

De kloof overbruggen

Het schuldgevoel zou je kunnen proberen ‘af te kopen’ met een royale gift voor het goede doel. Maar daardoor wordt de kloof niet overbrugd. Het is belangrijk dat er gegeven wordt en het is ook belangrijk dat die giften goed worden besteed om armen te helpen en hun wat meer perspectief te bieden, maar als dat alles is, blijft het een doekje voor het bloeden. Het onrecht wordt er niet structureel door bestreden.

Hoe kan de kloof tussen rijk en arm dan wel worden overbrugd? Daar is meer voor nodig dan één procent ontwikkelingshulp plus een bijdrage aan particuliere humanitaire en vooral christelijke hulporganisaties. Als het daar namelijk bij blijft, verandert er niet wezenlijk iets aan de relatie van afhankelijkheid waarin arme mensen geheel zijn overgeleverd aan de welwillendheid van de rijkeren.

Niets ten nadele van christelijke hulporganisaties. Zij proberen in eenvoud en christelijke bewogenheid een zichtbaar getuigenis te geven van het goede nieuws over Gods liefde in Jezus Christus, om aan mensen een nieuwe toekomst te bieden. Dat verdient onze steun. Toch zijn zij in hun eentje, zonder de kerken, niet in staat de eenzijdige afhankelijkheid te doorbreken. Hulporganisaties streven ernaar dat armen vanuit een situatie van afhankelijkheid zich ontwikkelen naar een toestand van zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Een klein beetje mogen zij daaraan bijdragen, maar over het geheel genomen blijft per saldo de afhankelijkheid overheersen. We ontdekken dat onze werken ontoereikend zijn. Er is iets anders nodig, dat zijn kracht niet vindt in menselijke werken, maar in de genade van God. In dat teken staat het diaconaat van de kerken.

Diaconaat wereldwijd: de brug tussen rijk en arm

Diaconaat is dienst vanuit Christus. Het verschil tussen het wereldwijde diaconaat en allerlei andere hulpactiviteiten is, dat die andere initiatieven gericht zijn op zelfstandigheid en onafhankelijkheid (zie boven), maar het diaconaat op meer dan dat, namelijk op verbondenheid. Zie de titel van dit artikel: Verbondenheid wereldwijd. Een bijbels woord daarvoor is gemeenschap. Kerken en gelovigen hier hebben contact met kerken en gelovigen daar. In de herkenning van het geloof en de aandacht voor elkaar in liefde zit een stuk bemoediging. Er is wederkerigheid in wat we voor elkaar kunnen betekenen: wij kunnen hen helpen met onze financiële middelen, zij kunnen ons beschamen door hun geloofsvertrouwen en hun gastvrijheid. We lopen aan tegen culturele verschillen. We ontdekken dat wij heel planmatig en beheersmatig met alles omgaan en zoveel mogelijk zeker willen stellen, en dat zij veel meer leven bij de dag. Zij kunnen leren van onze efficiëntie, wij van hun tijd voor ontmoeting. Onze vaak individualistische en materialistische levensstijl contrasteert met hun delen van het weinige dat ze bezitten. Omgekeerd wordt hun verlangen naar luxe-goederen — het zijn mensen zoals wij! — getemperd door onze bedenkingen, omdat wij de keerzijde ervan kennen; denk aan de televisie. Het diaconaat brengt onderlinge gemeenschap tot stand in het geloof en in de liefde tussen kerken. De diaconale roeping die zij daar en wij hier hebben in de eigen omgeving kan door dit onderlinge contact ook worden gediend. Wij helpen hen om in hun eigen samenleving de liefde van Christus niet alleen te verkondigen door het woord, maar ook zichtbaar te maken met de daad.

De basis van deze diaconale verbondenheid is dat wij door Christus aanvaard worden. Daar mag je elkaar op aanspreken en daar geef je elkaar rekenschap van. Op die basis aanvaarden wij elkaar. Het is samen leven van genade. De kern van deze dienende verbondenheid is niet het opheffen van hun afhankelijkheid, maar onderlinge gemeenschap in Christus. De doelstelling van deze diaconale gemeenschap is niet alleen verhoging van de levensstandaard, maar ook en allereerst onderlinge bemoediging. Daarin heeft het gebed met en voor elkaar een wezenlijke plaats. Kerken elders geven dat ook wel eens aan: oprechte belangstelling en gebed worden door hen als minstens zo belangrijk ervaren als directe hulp.

De bijbel en de praktijk

In de bijbel komt deze gemeenschap tot uitdrukking in de actie voor de verarmde gelovigen in Jeruzalem door de zendingsgemeenten in Macedonië en Griekenland, zoals die door Paulus beschreven wordt in 2 Kor. 8 en 9. Over en weer deden zij elkaar delen in de zegen die God geeft: vanuit Jeruzalem werd de rijkdom van het evangelie uitgedeeld, vanuit de ontvangende gemeenten mocht nu iets worden teruggegeven, namelijk wat zij konden afstaan aan middelen van bestaan, ook al hadden ze het zelf niet breed. De kans die zij daarvoor kregen beschouwden zij als genade! Wij krijgen vele kansen om deze verbondenheid wereldwijd gestalte te geven.

Op wereldschaal streven wij dit als kerken ook na. Deputaten hulpverlening, medewerkers van het Diaconaal Bureau en door de kerken uitgezonden hulpverleners zijn daarbij de tussenschakels. Via berichtgeving in Doorgeven, het stimuleren van de adoptie van hulpprojecten door gemeenten en classes, en ook door werkbezoeken proberen deputaten met ondersteuning van het bureau iets van de wereldwijde verbondenheid zichtbaar te maken voor de kerken hier. Zij doen dit vanuit de overtuiging dat de kloof alleen overbrugd kan worden door de gemeenschap in Christus, met alle praktische consequenties van dien. De tegenstellingen worden er niet door opgeheven, maar wel gerelativeerd. Tegelijk wordt de klem om daar iets aan te doen er alleen maar sterker door. Want we zijn aan elkaar gegeven om onze zegeningen met elkaar te delen.

Concrete voorbeelden van diaconale verbondenheid zijn de gemeentecontacten met een kerk in Oost-Europa en de werkvakanties van jongeren via de Dienst Jongeren Wereldwijd. Ook gerichte steun aan een hulpproject kan daarvoor als uitgangspunt dienen. Wanneer je als gemeente voor een tijd een project adopteert, kun je dat vergezeld laten gaan van het schrijven van brieven door ouderen en het sturen van tekeningen door kinderen. Ik weet zeker dat de ontvangers daar heel blij mee zullen zijn en dat u ook zullen laten weten. Diakenen mogen in deze contacten een bemiddelende rol vervullen. Er is veel meer mogelijk dan wij vaak denken. Laat de vindingrijkheid van de liefde maar de vrije loop hebben om aan deze verbondenheid wereldwijd gestalte te geven

Dr. B. Loonstra (1956) is predikant te Hoogeveen; hij is daarbij voorzitter van de deputaten voor hulpverlening binnen- en buitenland.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

VERBONDENHEID WERELDWIJD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's