Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De universiteit in beweging - de WUB

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De universiteit in beweging - de WUB

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is niet verwonderlijk, dat in de na-oorlogse maalstroom van vernieuwingen, democratisering, inspraak en andere veel gebezigde woorden, die zoveel inhouden hebben als gebruikers, ook de universitaire gemeenschap terecht is gekomen. Bezettingen en demonstraties, rellen en conflicten hebben de pers gehaald en voor velen hebben de studenten het imago van maatschappij vernieuwers.

De universiteit heeft van haar opkomst af een ander klimaat gekend dan het maatschappelijk klimaat. Gesloten als zij was, heeft zij zich met de geschiedenis mee ontwikkeld. De problemen die zij van nature in zich draagt en die, welke door haar vorm en inhoud worden opgeroepen, komen moeizaam naar buiten, want zij is nog steeds gesloten. De wetenschappelijke verworvenheden aan de universiteit vinden spoedig hun weg naar buiten, maar maatschappelijke veranderingen hebben slechts een geringe invloed op de universiteit. De afstand die zij van nature heeft, roept een stuk lauwheid op bij politici en bij de gewone man op straat. Een merkwaardige gemeenschap, vol tradities, nauwelijks zakelijk. Maar de studenten hebben de laatste jaren niet stil gezeten; zij hebben de sfeer geproefd en zijn de straat opgegaan, hebben gedemonstreerd, probeerden op deze wijze invloed te krijgen, daar waar zij die zouden kunnen gebruiken. De strijd tegen de oude universiteit was begonnen. Zij was niet maatschappij-bewust, bleek afgestemd op het kapitalisme en haar docenten waren autoritair.

De universiteit heeft wetenschap voortgebracht; de wetenschap is in versnelling geraakt. Sedert een eeuw heeft zij het maatschappelijk gebeuren voortgestuwd; gaat zij er nu aan ten gronde? Nieuwe wetten staan voor de deur. Zij zullen beslissen over de oude weduwe.

Het land en zijn bewoners

Voor aankomende studentenis het noodzakelijk namen en zaken op een rijtje te zetten. Tot de bevolking van de universiteit behoort:

De student.

Een bekend inwoner; hij ontvangt onderwijs, hij moet wetenschappelijk gevormd worden.

De meeste studenten zijn georganiseerd in (gezelligheids-)verenigingen. Het doel van deze vereniging is algemene vorming en gezelligheid. De meeste universiteiten kennen studentenvakbond-

en, een verzameling van rose tot donkerrood. Deze koppelen politiek aan financiën door grote kortingen op allerlei artikelen te geven. De lichamen kunnen daarom niet representatief m. b.t. hun leden gezien worden.

Het wetenschappelijk personeel (w.p.) of wet. medewerkers (beperkte groep w.p.)

In tijdelijke dienst:

- vooral promovendi; zij werken aan een dissertatie (duur 2-4 jaar)

- TAP-leden; werkloze academici, waarvoor men wel iets heeft kunnen vinden (tijd: \ jaar + eventueel verlenging met \ jaar);

- anderen; bijvoorbeeld tijdelijke krachten die een bepaald project opzetten.

In vaste dienst:

- de wetenschappelijke staf; de specialisten, de ruggegraat van de vakgroep; zij verzorgen een gedeelte van het onderwijs en een groot deel van de research;

- lector, hoogleraar: de top; bij hen kan men promoveren (promotor). De hoogleraar bezet een leerstoel.

Personeel niet in universitair verband:

zij doen hun werk binnen de universiteit, maar worden door anderen betaald. Bijvoorbeeld ZWO (zuiver wetenschappelijk onderwijs, gesubsidieerd door de minister). Bij veel vakgroepen doet een ZWO-er onderzoek.

Het niet-wetenschappelijk personeel (n.w.p.)

Voorbeelden: secretaresse, bibliothekaris, programmeur, glasblazer, postbeambte, veiligheidsagent en alles wat een groot bedrijf nodig heeft.

De meeste universiteiten hebben hun eigen centrale werkplaats, glasblazerij, computercentrum, vanzelf een bibliotheek (U. B.) etc.

Bestuurlijke organisatie

De bestuurlijke organisatie van de universiteit van vóór 1971 was als volgt

Academische raad: advies college, met afgevaardigden uit alle universiteiten en een aantal personen uit het maatschappelijk leven; zij had grote invloed.

Senaat: college van alle hoogleraren der universiteit; de samenwerking berustte op het collegialiteitsbeginsel. Het zorgt voor onderwijs en wetenschap.

Curatorium: college van overheidspersonen en personen uit heersende maatschappelijke groepen. Het zorgt voor het financieel en economisch beheer.

De wetenschappelijke staf (sedert 1961).

De instelling van de wetenschappelijke staf is het begin van de daadwerkelijke democratisering; het is de eerste mogelijkheid tot delegeren binnen de universiteit. De staf stond direct onder de hoogleraar.

De bovengenoemde bestuursvorm is gezond gebleken, zolang de universiteit klein was, het contact tussen de prof. en het verder personeel goed was en veelvuldig en het Senaat klein was. Door de sterke groei der universiteit begonnen de problemen zich op te stapelen. Tegen het eind van de zestiger jaren was het ieder duidelijk, dat er iets moest gebeuren: de afstanden werden te groot, de onrust nam toe.

De universiteiten en hogescholen zijn in twee groepen te verdelen: de rijksinstellingen en de bijzondere. De bijzondere hebben tot 1971 ij % van de jaarlijkse begroting zelf moeten bijdragen. Na 1971 werden ook deze voor 100% gesubsidieerd.

Sedert 1974 zijn er 4 rijksuniversiteiten, 1 gemeente-universiteit, 2 bijzondere universiteiten, 3 technische hogescholen, 1 bijzondere hogeschool, 1 landbouwhogeschool en een medische faculteit:

a. Rijksuniversiteit te Leiden (R.U.L.): sinds 1575 b. Rijksuniversiteit te Groningen (R.U.G.): sinds 1614 c. Rijksuniversiteit te Utrecht (R.U.U.): sinds 1636 d. Rijksuniversiteit te Rotterdam (R.U.R.): sinds 1971 (Erasmusuniversiteit) e. Universiteit van Amsterdam (G. U.) : sinds 1877 (de grootste in Nederland)

f. Vrije Universiteit te Amsterdam (V. U.) : sinds 1880 De V. U. gaat uit van de Vereniging voor Wetenschappelijk onderwijs op Gereformeerde Grondslag. Tot 1971 was haar grondslag: "de gereformeerde beginselen en de drie formulieren van enigheid", daarna: "op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus" (nog steeds A.R. !).

g. Katholieke Universiteit te Nijmegen (K.U.) : sinds 1923 (Percentage katholieke studenten op Ned. universiteiten en ho-

gescholen: groter dan 20, uitgezonderd de R. U. L. endeV.U.; zelfde percentage aan K. U. en K. H. T. : groter dan 95).

h. Technische Hogeschool te Delft (T. H. D.): sinds 1905 i. Technische Hogeschool te Eindhoven (T. H. E.): sinds 1957 j. Technische Hogeschool te Enschede (T.H.Ens): sinds 1964 k. Katholieke Hogeschool te Tilburg (K. H. T.): sinds 1927 1. Rijkslandbouw Hogeschool te Wageningen (L. H. W.): sinds 1873 m. Medische Faculteit te Maastricht (R.U.M.) : sinds 1974

Tot zover een overzicht van de universiteiten en hogescholen, waarbij opgemerkt moet worden, dat het onderscheid tussen universiteit en hogeschool betrekkelijk is.

De studentenonlusten

De roep naar democratisering is vanaf 1950 steeds groter geworden, om haar hoogtepunt te bereiken in 1967 en '68. Studentenonlusten zijn niets nieuws. In de middeleeuwen waren er reeds bloedige veldslagen tussen verschillende studentenorganisaties en waren er conflicten met de burgerij. De acties droegen echter een plaatselijk karakter. Na 1960 krijgen we een andere vorm van studenten onlusten te zien: de maatschappij-kritische studentenbeweging. Het geheel droeg een internationaal karakter: tegen het imperialisme en het militair ingrijpen in de derde wereld. In de Verenigde Staten werd dit aangewakkerd door de Cuba-crisis en de interventie in Vietnam (belegering van het Pentagon in Washington na een demonstratie op 21 oktober 1967); in Frankrijk door de onafhankelijkheid skwestie met Algerije; een bekende Duitse studentenorganisator was Dutschke. Hij riep in december 1966 op tot "buitenparlementaire oppositie" tegen het kapitalisme. Op de demonstratie volgden gevechten met de politie. Het tijdperk der hippies en van popgroepen viel samen met de studenten-opstanden. In 1968 verplaatste de strijd zich naar de Sorbonne (Parijs) en culmineerde op 14 mei in een algemene staking van 9 miljoen arbeiders na de arrestaties van studenten bij straatgevechten (mei-revolutie 1968).

De ongeregeldheden in Nederland hebben zich meer toegespitst op het universitaire gebeuren. De misère begon bij de KU (1963); bestrijding van de regeringsplannen voor een herstructurering der universiteit (KU-1969); acties voor democratisering van de universiteit (KHT-april 1969); de bekendste: de bezetting en belegering van het Maagdenhuis, het bureau van de GU (mei 1969), (NB: van de bezetters van het Maagdenhuis was meer dan 20% geen student.) Juni 1963 werd de studentenvakbeweging (SVB) opgericht, een anti-kapitalistische organisatie. Na verdwijnen in 1969 kwam zij weer tot leven in 1970 (grondraden). Het LOG (Landelijk Overleg Grondraden) is een bekende studenten-behartigster geworden.

De WUB

Door de bezetting van het Maagdenhuis is er schot in de democratisering gekomen. In oktober 1968 was van de hand van Prof. Dr, K. Posthumus een nota verschenen: "Doelstellingen, functies en structuren van het universitaire onderwijs", gericht op de structurering van het wetenschappelijk onderwijs. De nota werd 17 februari 1970 gevolgd door het voorontwerp van de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB). Op 24 september werd de wet aangenomen in de 2e Kamer. Fractie-voorzitter Den Uyl van de PvdA had grote bezwaren tegen de wet: niet democratisch genoeg en te weinig ruimte voor experimentering. Gezien de opstelling van de huidige minister Van Kemenade van O. en W. en zijn staatssecretaris Klein , beide van dezelfde partij, de PvdA, schijnt er weinig oprechtheid in de stellingname van deze partij te zitten. Op 9 december kwam de wet door de Ie Kamer. Ze zou 1971 ingevoerd worden. Prof. Zoutendijk (Leiden) merkte naar aanleiding hiervan op: "een staaltje gelegenheidswetgeving dat zijn weergave niet heeft in onze parlementaire geschiedenis”.

De structuur van het nieuwe universiteitsbestuur is als volgt:

Academische raad

Adviescollege, bestaande uit 3 leden van iedere universiteit en hogeschool (waaronder de rector-magnificus) en 10 kroonleden met adviserende stem. Het dagelijks bestuur (DB) bestaat uit 18 leden.

Universiteitsraad

(U-raad) of Hogeschoolraad: het bestuur der universiteit. 1/6 deel der leden wordt benoemd door de minister. Van het 5/6 deel bestaat:

max. 1/3 deel uit studenten (zittingstijd:1 jaar) max. 1/3 deel uit n. w.p. (zittingstijd:2 jaar) min. 1/3 deel uit w. p. (zittingstijd : 2 jaar) (momenteel zijn de cijfers:7-11 - 11 - 11 leden).

College van Bestuur

(CvB): het DB der U-raad.

Of de U-raad of het CvB hoger is, is tot op de dag van vandaag een discussie-punt. Conflicten hierover zijn beslist niet uitgesloten. Het CvB bestaat uit 5 leden (full-time job!):2 leden gekozen door de U-raad - 2 leden benoemd door de kroon - de rector-magnificus. De verhouding U-raad - CvB kan enigszins vergeleken worden met die van gemeenteraad - B en W. Ook de U-raad kent raadscommissies (bv. alg. bestuurlijke zaken, wetenschapsbeleid, onderwijs, huisvesting en bouwzaken, etc.).

Voor de uitvoering van zijn taak, beschikt het CvB over het Bureau der Universiteit.

Faculteitsraad

Bestuur der faculteit; het DB is het faculteitsbestuur.

Samenstelling: 50% w. p. 50% n.w.p. + studenten

Voorbeelden faculteiten: wiskunde en natuurwetenschappen, theologie, letteren.

Voorbeelden subfaculteiten: scheikunde, biologie, wiskunde.

Daarnaast bestaan er nog interfaculteiten: centrale interfaculteit: filosofie (tussen alle faculteiten) interfaculteit aardrijkskunde en prehistorie (tussen wisk. en nat. wet., soc.wet. en letteren).

College van Decanen

Advies college voor U-raad.

Regelt toekenning en verlening van resp. eredoctoraat en doctoraat. Het College bestaat uit de rector-magnificus en de voorzitter van de (sub-, inter-) faculteitsraden (dc zogenaamde Decanen).

Vakgroep of Instituut

Vakgroep of Instituut De arbeiders van de universiteit; zij bestaat uit w. p. (prof. , lector, wet. staf, promovendi, etc.), n.w.p. (programmeur, etc.) en de hoofd-of bijvakstudenten (zij die zich specialiseren).

Voorbeelden vakgroepen: biochemie, organische chemie, fonetiek, geschiedenis.

De voor-kandidaatsstudenten (le, 2e of 3e jaar) zijn geen lid van een of ander lichaam.

De rector-magnificus was vroeger de voorzitter van het Senaat. Een dergelijke functie heeft hij nu nog, echter op andere plaats en wijze (lid acad.raad, CvB, CvD).

De WUB werd in 1971 ten uitvoer gebracht. Het centraal niveau lag vast; bij andere niveaus was er ruimte voor aanpassing naar behoefte. De WUB, een voorlopige wet, loopt af op 31 augustus 1976.

Ten aanzien van de herstructurering van de universiteit (wetenschappelijk onderwijs) zijn er in korte tijd verschillende commissies ingesteld en rapporten en nota's uitgebreid:

wet-Veringa (WUB) - organisatie van universiteit en hogeschool. nota-Posthumus - hervorming van het wetenschappelijk onderwijs comm. - de Moor - verband IlBO-wetenschappelijk onderwijs comm.-Andriessen - studiefinanciering wet. onderwijs rapport McKinsey - systeem van management-planning

Invoering van de WUB

De invoering van de WUB is gepaard gegaan met een voorzichtige doorvoering van de adviezen der verschillende commissies en de verschillende rapporten. Daar kwamen niet te vergeten de personeelsstop (jan. 1972), de bouw stop (aug. 1971) en de studentenstop (zomer '72) bij. De bouw stop had niets met onderwijs te maken, maar was naar de minister zei een "algemene conjunctuur-politiek". De personeelsstop behoort echter wel tot de onderwijspolitiek (in 1980 25. 000 studenten minder = ƒ 700 miljoen). Deze ophoping van problemen heeft de sfeer niet beter gemaakt. De invoering van de WUB had drie doelstellingen:

Democratisering

Dit geeft nog steeds problemen. Bij een groot deel van het w.p. is gebrek aan belangstelling of onkunde te bespeuren zo gauw ze achter hun bureau vandaan komen; het n. w. p. moet leren wat democratie betekent; de studenten schitteren nog al eens door afwezigheid.

Optimalisatie van doelmatigheid en efficiency

Dit is niet zo erg te rijmen met de democratisering. Ik hoef dit niet toe te lichten.

Meer autonomie van de universiteit

Wie dat verzonnen heeft mag Joost weten.

Waarschijnlijk een politieke stunt. De centralistische politiek van Klein strookt niet zo erg met het PvdA-standpunt bij de behandeling van de WUB in de tweede Kamer: de socialist ten voeten uit! Punt 2, en vooral punt 3, heeft het overleg tussen de staatssecretaris en de universiteiten, voorzichtig gezegd, vertroebeld. "Ik geloof, dat men in Den Haag niet zo erg wel de kunst van het luisteren verstaat. Verder heeft het naast voordelen ook veel nadelen dat beide bewindslieden op het ministerie uit de sfeer van het onderwijs afkomstig zijn", aldus Prof. mr.H.H. Maas, voorzitter van de commissie evaluatie WUB van de Acad.Raad.

De WUB gaf de onderscheiden universiteiten hun problemen: De GU had problemen tengevolge van haar relatie tot de Amsterdamse gemeenteraad: de gemeente had reeds een eigen reglement met betrekking tot de democratisering. Bij de U-raad-verkiezingvan juni (1971) stemde slechts 11% van de studenten en waren er 7 vakatures in de raad. Amsterdam wilde haar eigen weg gaan, maar kreeg de minister niet mee. Spoedig brak ten gunste van de WUB een bestuurscrisis uit bij het Instituut voor Neerlandistiek; een conflict door de one-man-one-vote methode, in plaats van die van afvaardiging. Er werd een compromis gevonden.

Bij de VU bezetten in febr. 1972 ongeveer 4000 studenten enige gebouwen. Hun eis om uitstel van U-raad-verkiezingen vond steun bij vrijwel de gehele universiteit (inclusief) voorlopige U-raad, Senaat en LOG). Een compromis werd gezocht.

De RUG dacht op haar eigen wijze: directe verkiezingen van het CvB. Gevolg: bezetting (febr. '72) en boycot U-raad-verkiezingen (1 april).

En we kunnen doorgaan.

Behalve bij de VU, GU en RUG vonden bij de andere universiteiten U-raadsverkiezingen plaats in mei 1971. De opkomst was: . p. en n. w. p. : 50-80%; studenten RUL:35%; studenten hogescholen (behalve KHT):35%; studenten andere universiteiten:35%

Daarbij dienen we te beseffen dat 35% een quorum is. In de eerste helft van 1972 waren de bestuurshervormingen vol-

gens de wet-Veringa - naar de minister zei - rond. Enige hoogleraren hadden ontslag genomen; de opkomst was in Amsterdam (27%) en Groningen (26%). Slecht.

Wat te doen met de WUB?

Hoewel de wijze, waarop de studenten naar democratisering hebben gestreefd, niets loffelijks heeft, kunnen we de WUB in haar totaal een redelijke oplossing vinden voor het huidige bestuursprobleem aan de universiteit. Enige kanttekeningen zijn noodzakelijk. De verhouding student - w.p. kan men überhaupt niet vergelijken met de verhouding leerling-leermeester, voor de hoogleraar en de lector geldt dit ten dele. De verhoudingen binnen de Universiteit liggen geheel anders dan op de scholen. De studenten bewegen zich vrij onafhankelijk, moeten zelf hun weg maar vinden en dienen dan ook te zeggen dat het en wat er fout gaat. Dat neemt niet weg dat het stemrecht aan banden gelegd moet worden. Voorkandidaatsstudenten zouden bijvoorbeeld niet mee moeten stemmen; studenten mogen nooit de meerderheid hebben en dienen zich van hun plaats bewust te zijn. In sommige gevallen is onthouding van stemming noodzakelijk.

Hoewel de WUB reeds enige jaren in gebruik is, zijn er nog veel hiaten.Wat de democratie betreft gaat het net zo als in de maatschappij: verdwalen in de structuren en in de papieren. Er is echter hoop. Men begint elkaar wat meer te vertrouwen en de minister wat meer te wantrouwen.

Wat betreft stemming van U-raad en (sub-) fac. raad heb ik één advies: stem überhaupt niet, wanneer er alleen progressieve broeders kandidaten zijn, ook niet blanco; er is namelijk een quorum. Zitting in raden kan behoorlijk wat bestuurservaring geven.

De toekomst

Charles Clarke, voorzitter van de nationale studentenunie in Engeland, zei onlangs dat de in 1968 begonnen confrontatie in de studentenwereld voorbij was: er was niets bereikt, daarom is een intelligentere aanpak van de maatschappelijke problemen noodzakelijk. Het is moeilijk hierover een uitspraak te doen. Misschien moeten we het anders stellen: de meeste studenten zijn gevoelig voor democratisch tot stand gekomen besluiten. Er is momenteel een grote mate van redelijkheid binnen de universiteit. Progressieven zullen er echter blijven. Gooi alles niet op een hoop; slechts minderheden halen de kranten.

De gevaren die de universiteit bedreigen zijn echter niet alleen de democratisering en de inspraak. De vorm, maar vooral de inhoud is belangrijk. Bezuinigingen en herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs dreigen het onderwijs in sterke male te veranderen. De strijd gaat nu ook tussen de universiteit en Den Haag.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1976

Criterium | 44 Pagina's

De universiteit in beweging - de WUB

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1976

Criterium | 44 Pagina's