Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwing en verwarring (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwing en verwarring (4)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We sloten het vorige artikel af met de vraag of het nu nodig was de droevige ontwikkelingen rond 1950 zo uitvoerig aan de orde te stellen. We willen er nader op ingaan. Allereerst is er dan de vraag wat vereenzelviging van aanbod en belofte nu precies inhoudt. Want dat was de reden van de schorsing van ds. R. Kok.

Vereenzelviging van aanbod en belofte
Het is te betreuren dat de Generale Synode van 1950 geen nadere uitleg heeft gegeven van de schorsingsgrond. Wat bedoelde men met belofte en aanbod?
In de Acta vinden we er helaas niets over. Ds. Golverdingen wijst er in zijn dissertatie op dat ds. G.H. Kersten op de classis Barneveld in 1948, toen het tot een verzoening kwam tussen hem en ds. Kok, verschil maakte tussen de verbondsbeloften, die in Christus aan de uitverkorenen zijn vermaakt, en het aanbod van genade.
In de kring van de Gereformeerde Gemeenten heeft men na 1950 deze zaken nader doordacht en is het gekomen tot de besluitvorming op de Generale Synode van 1986, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de beloften van het Evangelie en de beloften van het verbond. Dat onderscheid was echter in 1950 zo nog niet geformuleerd. Veel afgevaardigden dachten bij beloften aan de verbondsbeloften, die het deel zijn van de uitverkorenen. Het was hen een gruwel, dat Kok die vereenzelvigde met het aanbod van genade aan alle hoorders.
Alle gegevens overziende krijgt men de indruk dat Kok bij het woord belofte dacht aan de belofte van het Evangelie, zoals dat geformuleerd is in de Dordtse Leerregels (II,5), waar we lezen: ‘Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruiste Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof’.
Er was in de discussie op de synode van 1950 echter een grote verwarring over de begrippen aanbod en belofte. Het blijft een grote vergissing dat men, voorafgaand aan de discussie, niet eerst duidelijk met elkaar heeft afgesproken wat men nu precies verstond onder belofte en aanbod. Daardoor had wellicht veel van de verwarring voorkomen kunnen worden. Het lijkt me daarom goed daar in dit artikel wat dieper op in te gaan.

Voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften
De evangeliebeloften zijn de zogenoemde voorwaardelijke beloften, waarin genoemd wordt de weg waarin de beloften vervuld worden, de weg van bekering en geloof (D.L. II,5). In de aanbieding van genade worden die aan alle hoorders verkondigd. Daarnaast zijn er de zogenoemde onvoorwaardelijke beloften, waarin aangewezen wordt de genade, die de Heere Zijn kinderen zeker schenken zal. Het zijn de zgn. ”Ik-zal-beloften” in Gods Woord. De vastheid van de zaligheid van de uitverkorenen ligt erin gegarandeerd en het zaligmakend geloof leert daarop steunen.
In gesprekken met vertegenwoordigers van andere kerken stuit men steeds weer op de moeite, die men daar heeft met bovengenoemde onderscheiding. Men meent dat het een onderscheiding is, die in de gereformeerde theologie niet te vinden is.
De Dordtse vaderen hebben er echter op gewezen in hun strijd met de remonstranten, dat er beloften zijn, die niet van enige voorwaarde afhankelijk zijn. Het zijn de zgn. ”absolute” beloften, die betrekking hebben op de zaligheid in Christus en de volharding der heiligen. De Nederlandse professoren op de Dordtse synode hebben er met nadruk op gewezen, dat alleen aan de uitverkorenen deze beloften gedaan zijn. De vervulling van die beloften ligt vast in het eeuwige verbond der genade, vandaar dat men ze kan aanduiden als verbondsbeloften.
Maar men kan ze ook onvoorwaardelijke of absolute beloften noemen.
Golverdingen stelt dat erop gewezen is dat de onderscheiding tussen de algemene beloften van het Evangelie (het aanbod van genade) en de beloften van het verbond te vinden is bij Thomas Boston (1676-1732) en J. C. Appelius (1715-1798). Welnu, deze onderscheiding werd op de synode van 1950 niet duidelijk. Kok dacht aan de beloften van het Evangelie, zoals die verwoord worden in de D.L. II,5.
Daartegenover dachten veel afgevaardigden aan de onvoorwaardelijke beloften, waarin de Heere aan Zijn uitverkorenen de zaligheid en alle daaraan verbonden weldaden des verbonds belooft.

Kersten over de Erskines en Fisher
In 1948, kort voor zijn sterven, publiceerde Kersten het boekje van de Erskines en James Fisher over ”Het verbond der genade”. Daar wordt gesproken over het verschil tussen een recht van toegang tot de beloften op grond van het algemene aanbod van genade en een recht van bezit, dat verbonden is aan het zaligmakend geloof, waardoor zondaren worden verenigd met Christus.
Ongetwijfeld heeft Kersten deze publicatie bedoeld om nog eens duidelijk te maken dat bovengenoemde Schotse predikers geen aanhangers waren van de leer van de drie verbonden. Integendeel, hij vond zijn opvatting over de twee verbonden duidelijk bij hen terug. In dat opzicht spreekt hij in zijn voorwoord ook zijn waardering uit voor Steenblok.
Maar tegelijk mogen we ervan uitgaan dat deze publicatie ook te maken heeft met de discussies over beloften en aanbod, die in de kring van de gemeenten was ontstaan. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat Kersten midden in bovengenoemde discussies dit boekje liet verschijnen.
Dat wekt de indruk dat Kersten nog eenmaal, kort voor zijn sterven, duidelijk wilde maken dat zijn standpunt dienaangaande lag in de lijn van deze Schotse predikers. Om dit te verduidelijken citeer ik uit de publicatie van de Erskines en Fisher het volgende:
Vr. 93. Hoe bedient Hij het verbond aan zondaren uit het mensdom, zonder enige beperking?
Antw. In het algemeen aanbod van het Evangelie, hetwelk is een ‘verkondiging van grote blijdschap die al den volke wezen zal’, Lukas 2:10, en waarin allen, zonder onderscheid, verklaard worden welkom te zijn, Spr. 8:24, Mark. 16:15.

In het volgende en laatste artikel willen we er verder op ingaan, waarom op de Generale Synode van 1950 het besluit werd genomen om tot schorsing van Kok over te gaan.

(wordt vervolgd)

Zeist, ds. J.J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 2014

De Saambinder | 16 Pagina's

Vernieuwing en verwarring (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 2014

De Saambinder | 16 Pagina's