Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de menswording van Jezus Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de menswording van Jezus Christus

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij belijden dan, dat God de belofte, die Hij aan de oudvaderen gedaan had door de mond Zijner heilige profeten, volbracht heeft, zendende Zijn eigen eniggeboren en eeuwige Zoon in de wereld, ten tijde van Hem bestemd. Dewelke eens knechts gedaante aangenomen heeft en de mens gelijk geworden is, waarachtiglijk aannemende een ware menselijke natuur, met al haar zwakheden (uitgenomen de zonde), ontvangen zijnde in het lichaam der gelukzalige maagd Maria door de kracht des Heiligen Geestes, zonder mans toedoen. En heeft niet alleen de menselijke natuur aangenomen zoveel het lichaam aangaat, maar ook een ware"menselijke ziel, opdat Hij een waar mens zou zijn. Want aangezien de ziel zowel verloren was als het lichaam, zo was het van node, dat Hij ze beide aannam, om dezelve beide zalig te maken. Daarom belijden wij (tegen de ketterij der Wederdopers. die loochenen, dat Christus menselijk vlees van zijn moeder aangenomen heeft), dat Christus is deelachtig geworden des vleses en bloeds der kinderen, Hebr. 2:14; dat Hij een vrucht der lendenen Davids is naar het vlees, Hand. 2 : 30; geworden uit het zaad Davids naar het vlees, 2 Tim. 2 : 8; een vrucht des buiks van Maria, Luk. 1 : 42; geworden uit de vrouw, Gal. 4 : 4; een spruite Davids, Jes. 23 : 4; een scheut uit de wortel van Isaï, Jes. 11:1; gesproten uit het geslacht van Juda, Hebr. 7:14; afkomstig van de Joden, naar het vlees, Rom. 9: 5; uit het zaad Abrahams, Gal. 3:16; aangezien Hij aangenomen heeft het zaad Abrahams, Hebr. 2:16 en is zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde, vs. 17, alzo dat Hij in der waarheid is „onze Immanuël, dat is. God met ons", Matth. 1 : 23. Art. 18 N.G.B.

De belofte van Zijn komst

Bij de belijdenis van de drieëenheid Gods hebben wij in artikel X reeds gehoord, dat Jezus Christus waarachtig en eeuwig God is. Nu omstandig in negen artikelen Christus en Zijn werk beleden gaan worden, treedt voor het geloof de Middelaar Gods en der mensen naar voren. Een Middelaar is bemind bij twee partijen. Een Middelaar benodigt men, tot hem wendt men zich, hij brengt de twee partijen tot elkander. Dat doet hij door tussenspraak en verzoening.

Hoorden wij vorig maal van de belofte van het heil aan de eerste zondaar Adam, thans willen wij volgaarne spreken over het heil dat beloofd is en de heilaanbrenger, de Heiland, die beloofd is. Wij belijden, dat God de belofte, die Hij aan de oudvaderen gedaan had door de mond Zijner heilige profeten, volbracht heeft. Wij belijden! Wat gevoelt Gods gemeente zich diep verbonden met het geloof van de oudvaderen en tevens wat gevoelt Gods gemeente zich mede aangesproken door de mond der heilige profeten. Dat is toch wat geweest, dat die oude geslachten zo maar van eeuw tot eeuw de belofte geloofd hebben en dat zij aan die belofte zich hebben vastgeklemd, zonder dat zij zelfs van verre ooit de vervulling hebben gezien. Ik noem u drie incisies, drie insnijdingen, in het Oude Testament, waarin de belofte Gods als met golven gegaan is, n.1. de tijd voor Abraham, de tijd van David, de tijd na de ballingschap. In de tijd vóór Abraham, bijzonder de tijd voor Noach en de zondvloed en ook na de zondvloed tot aan Abraham was de tijd, waarin het alles als in de grijze oudheid zo in het onbestemde lag. Die tijd der vroege patriarchen van Adam en Henoch tot Noach, de oudste vaders van Israël, de oudste vaders van de kerk, heeft men het alles met heel summiere voorzeggingen moeten doen. Toen waren er nog geen profeten. Deze mannen zelf waren vrienden Gods, Adam zelfs reeds voor de val. Hij wandelde met God. Na de val wandelt Henoch met God, zoals een vriend met zijn vriend wandelt. Ook Noach wordt genoemd een vriend Gods, die in tere godsvrucht met zijn God wandelt in een tijd van algehele Godvergetenheid. Zij hebben de belofte van de Zaligmaker in die vroege voortijd zelf uit Gods mond gehoord.

Na de zondvloed geeft de Schrift ons behalve de volkerentafel en de torenbouw niets tot aan Abrahams tijd. Het woord Gods bleef vanuit Noachs mond uit de voortijd tot aan Abraham doorklinken. Dan neemt de geschiedenis der belofte vaster vorm aan bij de bondssluiting met Abraham en zijn zaad. En in dat zaad zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Op wonderbare wijze bouwt de Heere Abrahams geslacht, geheel tegen alle verwachting in, vanuit de verstorven moeder Sara, terwijl ook Abraham ver op zijn dagen gekomen was. En in dat zaad Abrahams, dat uit Isaac en daarna niet uit Ezau, maar uit Jacob gebouwd wordt, rijk in de twaalf patriarchen, wordt duidelijk de lijn openbaar, die op de Messias gaat wijzen. In uw zaad zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden, dat duidt op Christus. Hij is het ware zaad Abrahams, Hij is het ware zaad Israëls. Hij is het ware zaad van Juda. Wederom duikt de lijn der profeten, evenals na Noach, weg na Jacob in de vier eeuwen van Egyptische vreemdelingschap. Daar is geen profeet, daar is geen voorzegging van de komende Middelaar gedurende deze vier eeuwen.

Dan komt Mozes, als de eerste grote profeet, wien de woorden Gods, uit al de oude geslachten overgeleverd, worden toebetrouwd door de Heilige Geest. Hij geeft al die profetieën van de eeuwen weer en hij als eerste Schriftprofeet voegt er zijn profetie aan toe: „Een profeet uit uwe broederen, gelijk mij, zal de Heere uw God u verwekken, naar Hem zult gij horen." De geschiedenis gaat zich ontrollen. Israël, tot een volk geworden, tot een kerk geworden bij de bondssluiting aan de Sinaï, gaat de tijd in van het beërven van het land, en een worsteling van wederom vier eeuwen gaat volgen, waarin Israël keer op keer afwijkt, waarin een richter optreedt en waarin het volk weer afzakt, tot weer een richter optreedt. Dan komt de koningentijd, bijzonder ingezet door David. En al die tijd zweeg de profetie meestal over de Messias. Davids tijd wordt de gróte tijd van de profetie van het Messiaanse koningschap. David wordt beeld en schaduw van de Messias. Nooit zijn er zoveel Messiaanse trekken getekend als in de woorden en vooral in de liederen van David. Een volledig beeld geven zij van Davids Zoon en Davids Heere.

Dan in de koningentijd, die afloopt naar de ballingschap, in die neergaande tijd van scheuring en verval treden de grote profeten op: Elia, Elisa, Jesaja, Jeremia, en de ballingschap komt. Dat is de laatste incisie van het Oude Testament. Daniël profeteert van de Messias — Ezechiël, en naarna ebt de profetie weer weg via Hosea, Micha, Nahum, Habakuk, Zacharia, Maleachi. En zo hier en daar komen Messiaanse voorzeggingen voor. Totdat Maleachi eindigt met het „Snelllijk zal tot Zijn

tempel komen die Heere, die gijlieden zoekt".

En ziet. daar hebt gij dan de hele lijn der voorzegging van de komst van Christus. Wat hebben zij gehoopt op hoop tegen hoop, die oude geslachten der vaderen. En wat zijn zij ons hef, die zo Zijn komst verbeid hebben, hoe lang Hij ook vertoefde. „Ten tijde van Hem besteld" is Hij gekomen. Noemt dat vrij de volheid des tijds. Noemt dat vrij de tijd toen het verwachten vol was. Wederom volgen er eeuwen na de laatste voorzegging, toen de profetie geheel zweeg, tussen Oud- en Nieuw-Testament.

Ten tijde van Hem besteld!

En wat zijn zij ons lief. de profeten, die het geloof wakker hebben gehouden, eeuwen, eeuwen lang! Zo leert God Zijn volk wachten en verwachten.

Zijn komst

„Hij heeft de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen en is den mensen gelijk geworden, waarachtiglijk aannemende een ware menselijke natuur, met alle zwakheden (uitgenomen de zonde), ontvangen zijnde in het lichaam der gelukzalige maagd Maria, door de kracht des Heiligen Geestes, zonder mans toedoen."

Hij is gekomen op de van God bestemde tijd. Wat is dat wonderlijk, dat de Heere een scheur in de eeuwen heeft getrokken, dat een nieuwe jaartelling en een nieuw verbond begon met de geboorte van Christus. De Heere zet de tijd van Christus vast in de eeuwen, toen Augustus keizer was, in de tijd van de beschrijving, de eerste beschrijving, zo één als er nooit had plaats gehad voor de hele wereld van het Romeinse Rijk, toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.

De Heere nu heeft de dienstknechtsgestalte aangenomen. In de bitterste armoede heeft Hij willen ingaan en Hij werd arm, daar Hij rijk was. De stal in stede van de herberg, de kribbe, de doeken zijn de tekenen van Zijn Messiasschap; de vlucht naar Egypte, Zijn hele leven staat in het teken van vernedering, in het teken van het kruis. Hij werd verkocht tegen de slavenprijs, die ook voor Jozef gegeven was, om een volk, dat in slavernij geraakt was erger dan die van Egypte, n.1. die van de zonde, te kunnen redden en hen te maken tot koningen en priesters. In alles is Hij de mens gelijk geworden, namelijk in al de zwakheden van de mens, in zijn pijnen, in zijn zwakheden, in zijn armoede, in zijn honger, in zijn dorst, in zijn benauwdheden, alleen niet in de zonde.

Hij heeft geen erfzonde gehad. Niet dat Maria, die overigens een maagd was, Hem in haar onzondige toestand ontvangen heeft. Wij lezen niet in de bijbel van haar onbevlekte ontvangenis, evenmin van haar ten hemel opneming, evenmin van haar kroning tot koningin des hemels, ook niet van bijzondere eer en aanbidding, die haar toegebracht zou zijn. Wij lezen daar niets van. ook niet in de Openbaringen van Johannes, die ons overigens na jaren de gezichten van de hemel tonen. Dat is in het laatste deel van de eerste eeuw geweest. Maria spreekt van zichzelf als van haar nederheid en zij noemt zich de dienstmaagd haars Heeren. Zoals haar grote stamvader, David, Hem zijn Heere noemt.

Hij is dan ontvangen in haar schoot van de Heilige Geest. Dat is op een ons verborgen en bovennatuurlijke wijze gebeurd, de Schrift zegt duidelijk: zonder mans toedoen. Adam was zonder geboorte zelfs wonderlijk door God uit het stof der aarde gebouwd. Eva is even wonderlijk uit de ribbe van Adam gebouwd. Dat zijn twee geboorten geweest boven de natuur, scheppingen. Daar zijn meer wonderbaarlijke geboorten geweest, die van Sara's zoon, Hanna's zoon, Manoachs zoon, Elizabeths zoon.

Wat zullen wij dan enigszins aarzelen, als het betreft de geboorte van Christus, om ook maar het minst te twijfelen aan de maagdelijke geboorte van de Heere Jezus? Laat de moderne mens deze zaak onaannemelijk vinden, zoveel als hij wil. Is er één ding in de Schrift voor de moderne mens aannemelijk? Wij vinden deze bovennatuurlijke geboorte juist aannemelijk voor de Heilige Geest en ook voor Hem, Die van eeuwigheid God was en ook God bleef. En wij aanbidden Zijn geboorte, als Hij niet alleen gelegd was door de Heilige Geest in de schoot van een vrouw, maar bepaaldelijk in die van een maagd — die tot roem van Zijn genade spreekt van haar zaligheid door Hem — en dat die dierbare Geest Hem aldaar overschaduwd heeft en bewaard tegen alle besmetting der zonde. Zo werd Hij door de Heilige Geest bewaard tegen de zonde van Adam, kwam als de tweede Adam zonder zonden ter wereld. Zo kon de engel Gods naar waarheid zeggen tot Maria: „dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden."

Wij gaan hier van wonder- tot wonder. Wonderlijk was de tijd der profetie, der voorzegging, wonderlijk was dat geloof dier oude geslachten, wonderlijk was het optreden en spreken van de heilige profeten, zo in begin van tijd tot tijd, tot aan de volheid des tijds en het wonderlijkst van al was Zijn komst. Wonderlijk en gezegend.

Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt; Dit slaan al 's aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil ons schenkt. Juich dan den Heer' met blijde galmen, Gij ganse wereld! juich van vreugd Zingt vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d' aard' in 't rond verheugt.

Doe bij uw harp de psalmen horen: Uw juichstem geev' den Heere dank; aat klinken, door uw tempelkoren, rompetten en bazuingeklank; at 's Heeren huis van vreugde dru.se, oor Isrels grote Opperheer; e zee met hare volheid bruise; e ganse wereld geev' Hem eer!

Zijn komst tot Zijn broeders

Naar lichaam en ziel is Hij waar mens geworden, opdat Hij de mens naar het lichaam verlossen zou, dat aan de dood onderworpen was en ook naar de ziel, 'die zowel als het lichaam met een geestelijke dood getroffen was, zodat Hij een volkomen Zaligmaker zou kunnen zijn voor ziel en lichaam beide.

Wij verzetten ons dus met klem tegen al degenen, die loochenen, dat Christus menselijk vlees van zijn moeder aangenomen heeft. Wij moeten ernstig de wacht betrekken bij deze twee geloofsartikelen: a. ontvangen van de Heilige Geest; b. geboren uit de maagd Maria.

Valt één van deze beide, dan kan de Heere Jezus onze Middelaar niet zijn. Is Hij niet ontvangen van de Heilige Geest, dan is Hij ontvangen van Jozef, waar vele creationisten heen willen en dan is Hij niet de Zoon van God. Is Hij niet geboren uit de maagd Maria (en die als gewoon mens), dan is Hij niet de Zoon des mensen. In beide gevallen kan Hij de Middelaar Gods en der mensen niet zijn.

Nu slaat artikel XVIII terug op het geslacht, waaruit Hij geboren is, dat wij straks ontmoetten in het eerste deel van onze preek. Hij is Davids Zoon. Hij is geworden uit een vrouw. Hij is de Spruite Davids, uit de wortel van Isaï. Hij is uit Juda. Hij is uit de Joden, naar het vlees. Hij is uit het zaad van Abraham — er staat achter: aangezien Hij dat aangenomen heeft! Sloot de Heere één keer een verbond met Abraham, derhalve heeft Jezus dit geslacht aangenomen. Hij werd toen al hun Bondshoofd en Middelaar. Hij is toen al ingegaan in de lendenen van dit geslacht. Zo is Hij met hen, onder hen, in hun lendenen, zoveel het vlees aangaat, meegereisd door al de eeuwen. Hij is het zaad Abrahams, het ware zaad Abrahams. Toen reeds was Hij in hen, onder hen werkzaam, heiligend, reddend werkzaam. Hij is de verborgen kracht van dit geslacht geweest, in Welke, maar ook door Welke zij toen hebben kunnen geloven en volhouden te geloven, óp hoop tégen hoop, door de eeuwen heen. Zo is Hij hun een broeder geworden, uitgenomen de zonde.

Nu staat er plotseling in het eind van dit artikel, direct na deze woorden: „alzo dat Hij in der waarheid ónze Immanuël is, dat is, God met ons". Zo is Hii dan niet alleen een broeder geweest van Abrahams zaad, dat vóór Hem was, maar ook van Abrahams zaad, dat na Hem zijn zou. Daar zijn dan de kinderen Abrahams uit Israël, die eenzelfde dierbaar geloof met Abraham deelachtig werden, maar ook die kinderen, die naar de belofte uit alle geslachten der aarde, Abrahams geloof navolgden. Dus ook uit de heidenen.

Op dat dierbare geloof komt het dus aan. De beginwoorden ook van artikel XVIII: Wij belijden. Wil Christus onze Zaligmaker zijn, zo is ons nodig: a. dat wij ons als zondaren, ja als de voornaamste der zondaren kennen; b. dat wij niet'volstaan met onze zonden te zien, maar ook hartelijk begeren daarvan verlost, door Hem verlost te worden; c. dat wij in Christus als het enige middel tot zaligheid geloven; d. dat wij door het geloof in Hem vernieuwd worden, opdat Hij gestalte in

ons krijge; e. dat wij dan ook in kinderlijke vreze voor Zijn aangezicht wandelen.

Dat wij dan niet ledig, maar als ware gelovigen, de rijen der ware gelovigen voor Christus in het Oude Testament vervoegen en dat wij als oprechte kinderen Gods ook Zijn geslacht na Hem uitmaken. Als Hij het menselijk geslacht aannam, dan moet Hij van ons geslacht zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de menswording van Jezus Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's