Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

31

„Houd slechts het midden van de weg, dan zal u geen leed wedervaren”. Wijk niet af ter rechter- noch ter linkerzijde, want de leeuwen loeren op u. En de Pelgrim weet wat het is van deze regel af te wijken. Toen hij op zijn vlucht naar de enge poort eens zijn draai te kort en daarna zijn bocht te wijd nam, week hij van de stenen die daar gelegd waren voor de reizigers naar Sion, tot grote schade van zijn innerlijk leven. En veel ruimte heeft hij hier niet te verspelen, daar de gang naar de portierswoning te nauw is.

Het zalig worden is wel ruim wat de schuld der zonde betreft, want in de algenoegzame offerande van Christus is ruimte voor de grootste der zondaren. Maar wat de smet der zonde betreft is het een nauwelijks zalig worden. En dat te meer daar men de gang die nauw is nog niet eens in zijn gehele breedte tot zijn beschikking heeft. Zodat men de vaste regel van het geloof heeft te volgen om binnen te komen. En die vaste regel is de regel van de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren. Dat wordt wel eens, en terecht, het naakte geloof genoemd. Het zijn zuivere geloofswerkzaamheden waarbij niet het minste vertrouwen op gevoel of gemoed aanwezig is. En dat doet het hart sterk zijn in de Heere. Daartoe is dan ook de Pelgrim in deze beproeving gekomen om gezuiverd te worden van het zijne, opdat hij alleen het naakte geloof zou leren beoefenen.

„Ik zag nu toe hoe de Pelgrim verder ging, wel bevende uit vrees voor de leeuwen, maar zich stipt houdende aan de voorschriften van de portier. Hij hoorde hun gebrul, maar zij deden hem geen leed”.

En zo had deze reiziger naar Sion gelijk als al de anderen niets over, en met iets minder had hij in het Paleis Liefelijkheid niet kunnen komen. Het moet in de praktijk geleerd worden om „amen” te zeggen op dat woord: dat de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt.

Maar dan is het ook een roemen in de Heere, een eindigen met deze overwinning in de overwinning van Christus.

„Daarop klapte hij in de handen en ging door, totdat hij stil stond bij de poort waar de man de wacht hield”. Met vreugde klapt hij in de handen! En dat deed de Pelgrim naar Goddelijk voorschrift tot een teken van blijdschap in de overwinning van Christus, zoals dat bezongen werd door Israël bij het opbrengen van de ark des verbonds naar Sion.

In deze vreugde kwam de Pelgrim tot de portier met de vraag: „Mijnheer, wat is dit voor een huis? Zou ik hier de nacht wel kunnen doorbrengen?” Een vraag, die opkwam uit zijn innig verlangen binnen te mogen komen, en gedaan werd met een diep besef van zijn onwaardigheid. Hij heeft leren leven bij Gods goedertierenheid.

„Dit huis - zo sprak de portier -is gebouwd door de Heere van de heuvel en wel tot gemak en veiligheid van de pelgrims”.

Maar wat hebben wij nu door dit huis, het Paleis Liefelijkheid, te verstaan? Een vraag, waarop wij een duidelijk antwoord hebben te zoeken.

Van een kerkgang tot onderhouding van de openbare eredienst kan hier niet gesproken worden. Daarvan heeft Uitlegger in de eerste plaats gesproken en dat wel in de eerste kamer, die de Pelgrim geopend werd. De bediening van het Evangelie is hem daar op de voorgrond gesteld en dat had hij op zijn gehele reis ter harte te nemen.

In de kerk mogen ook hypocrieten komen, want daar zijn tweeërlei mensen. Maar dat wil dus niet zeggen dat men gerechtigd is een hypocriet te zijn. Wij hebben allen de vernieuwing van het hart te zoeken om een levend lid te worden van de gemeente des Heeren. De Heere wil niet dat wij in onze natuurstaat voortleven.

Maar de beproeving, waarvan gesproken is en waarin de Pelgrim tot roem van Gods genade mocht staande blijven, diende om de hypocrieten er buiten te houden. En dat geldt niet het opgaan naar Gods huis. Daar staan Ie deuren open voor allen, die zich aan de redelijke orde van de openbare eredienst willen onderwerpen en dat is tot aller stichting. In het Paleis Liefelijkheid gaat het niet zo zeer Dm de gemeenschappelijke onderhouding van Ie gemeenschap der heiligen, zoals in de openbare eredienst. Hier draagt het meer een persoonlijk karakter, het is een spreken van hart tot hart. Het heeft niet een officiële instelling en staat ook niet rechtstreeks onder ie ambtelijke bediening. Daar functioneert meer het ambt aller gelovigen tot wasdom van het geestelijk leven.

Zou dat dan het zogenaamde gezelschapsleven zijn? Inderdaad zo mag het genoemd worden, want in het Paleis Liefelijkheid is het een gezelschappelijk samen zijn. En zou dat dan niet het kerkelijk leven kunnen ondermijnen? Best mogelijk, maar dat behoort niet tot de aard van de gemeenschap der heiligen, die onderhouden wordt in het Paleis Liefelijkheid. Want hier gaat het om de wezenlijke aard der dingen in het leven der genade, en lat is nooit schadelijk voor het kerkelijke leven.

Maar waarom heet het nu het Paleis Liefelijkheid, daar Gods kinderen toch gewoonlijk liet in een paleis wonen? Dat is volkomen juist, het zijn niet vele rijken, noch vele edelen. Waar de Heere woont en troont in de gemeenschap der heiligen, wordt die plaats van samenkomst het Paleis Liefelijkheid genaamd. Dat ligt in de aard der zaak. En of men er voor of tegen is doet niet ter zake, de gemeenschap der heiligen houdt de Heere in stand. Dat is er altijd geweest en zal er eeuwig zijn.

’t Is ons tot vreugde, daar de Pelgrim al heel vat heeft meegemaakt, hem te mogen ontmoeten in het gezelschap der vromen. En zonder het te vragen mogen wij er ook bij tomen om te luisteren. Maar niets zeggen, alleen maar luisteren en dat gebruiken tot een proefsteen voor ons innerlijk leven.

De portier Waakzaam heeft te waken over het Paleis Liefelijkheid, dat gebouwd is en onderhouden wordt voor koningskinderen. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor de onderhouding van de gemeenschap der heiligen liet alleen. Al de huisgenoten des geloofs behoren waakzaam te zijn. Er moet altijd en in alles rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat het heilige in de liefelijkheid van zijn openbaring verstoord kan worden. De liefelijkheid van Gods volheerlijke heilsopenbaring schittert in het werk der genade tot onderhouding van de gemeenschap der heiligen. De Wijsheid openbaart in al haar vegen liefelijkheid. Daarin wordt altijd een zoete en zalige harmonie gevonden tot opbouw van het geestelijk leven.

Laat ons waakzaam zijn in het Paleis Liefelijkheid, zorg dragen dat de liefelijkheid van de gemeenschap der heiligen niet verstoord wordt, want dat veroorzaakt een terugslag n het geestelijk leven. En laat ons waar zij verstoord werd alles in het werk stellen tot bevordering van die innige samenleving.

Bij aankomst in het Paleis Liefelijkheid gaat iet in de eerste plaats om de geboorteakte van de pelgrim. Kent hij een eertijds, weet hij gekomen te zijn vanuit de staat der ellende tot de staat der genade.

De Pelgrim kwam, zo sprak hij tot Waakzaam, van de stad Verderf en was op weg laar de berg Sion. En daar de zon was ondergegaan, zou hij gaarne in het Paleis vaarvan Waakzaam portier was willen overnachten.

Tot roem van Gods genade kon de Pelgrim getuigen dat hij christen was geworden. Voorleen heette hij Genadeloos. Door hart vernieuwende genade was hij christen geworden. Christus was hem door het geloof dierbaar n onmisbaar geworden. Nu was Hij zijn hoogste Profeet, zijn enige Hogepriester en zijn eeuwige Koning. ’t Was door de zalving van Christus een leven uit Zijn ambtelijke bediening.

Hoewel hij behoorde tot het geslacht van Jafeth, mocht hij uit kracht van de innerlijke verbondsgemeenschap met God wonen in de tenten van Sem. Daarop volgt zijn ootmoedige schuldbelijdenis: „Ik zou hier wel eerder geweest zijn, maar ach, ik ellendige! ik ben in slaap gevallen in het priëel dat aan de zijde van de heuvel staat. En dat niet alleen, ik had nog wel vroeger hier kunnen zijn, indien ik gedurende mijn slaap mijn toegangsbewijs niet had verloren, zodat ik zonder mijn rol op de heuvel aankwam. Daar wilde ik haar tevoorschijn halen, en haar niet gevonden hebbende, was ik genoodzaakt met kommer in het hart terug te gaan naar de plaats waar ik in slaap was gevallen. Ik heb ze daar dan ook terug gevonden en nu ben ik hier”.

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's