Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE DIEP MOGEN AMBTSDRAGERS INGAAN OP DE STAND VAN HET PERSOONLIJK GEESTELIJK LEVEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE DIEP MOGEN AMBTSDRAGERS INGAAN OP DE STAND VAN HET PERSOONLIJK GEESTELIJK LEVEN?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Wie ambtelijk op bezoek gaat bij een broeder en/of zuster, weet dat hij de taak heeft over het Woord van God te spreken en de betekenis van dat Woord door te geven. En het liefst op een persoonlijke en directe manier. Hij dient bewogen te zijn met diegene die hij bezoekt, waarbij hij open dient te staan voor vragen en problemen. En vanuit zijn gezag als ouderling mag hij heenwijzen naar de liefde en genade van Christus. In zijn algemeenheid weten ambtsdragers redelijk goed wat wel en niet van hen verwacht wordt. Voor (nog) onervaren broeders zijn er voldoende boeken en periodieken aanwezig om kennis en inzicht te verkrijgen omtrent de taak van een ouderling en waartoe hij is geroepen. Sommige gemeenten kennen een mentorsysteem waarbij onervaren ambtsbroeders worden gesteund, ‘gecoacht’ door een ervaren iemand.

Op het huisbezoek staat het Woord van God centraal. Gods woord bestrijkt heel het leven en daardoor kan het gesprek breed van invulling zijn. Er kan gesproken worden over geestelijke ervaringen, wat men van de prediking vindt, hoe er tegen het kerkverband en de naaste aangekeken wordt. Men kan spreken over het deelnemen van de kinderen aan de clubs en de catechisatie. Kortom, geen onderwerp uit ons leven behoeft te worden uitgesloten, als het maar wel in het licht geplaatst wordt van het Woord. Dat is het onderscheid tussen een gewoon gesprek en een huisbezoek, een pastoraal gesprek. Nu is spreken over een aantal zaken niet zo moeilijk. Het informeren over wat men wel of niet van de kerk en haar leden vindt, is zelfs nog wel interessant. Zo hoor je nog eens wat. En soms zijn de frustraties of de goede zaken die in een gemeente leven, heel herkenbaar. Een gevoel van voldoening kan na afloop van het gesprek aanwezig zijn: ‘we hebben deze avond veel over de kerk gesproken en het was goed’. Alhoewel dergelijke gesprekken ons misschien dierbaar mogen zijn, toch mag bovenal een spreken over de persoonlijke geloofsbeleving niet achterwege blijven.

Het spreken over het persoonlijk geloofsleven is niet gemakkelijk. Het gaat in die gesprekken over de persoonlijke verhouding tot de Here. Om dat te berde te brengen moet soms schroom overwonnen worden. Schroom die bij de bezochte, maar ook bij de ambtsdrager aanwezig kan zijn. Soms kan de ambtsdrager het gevoel hebben dat er iets gevraagd moet worden wat behoort tot de intimiteit van de mens, lets wat niet zomaar bloot gegeven wordt aan de ander. Want het spreken over je persoonlijke relatie met God, houdt tevens in dat allerlei emotionele gevoelens naar boven komen. Gevoelens van onmacht, van kleinheid, van ongeloof, van opstandigheid, van vreugde en dankbaarheid. Om die gevoelens met iemand te bespreken is veiligheid nodig.

Een controlerende ouderling, die als het ware met een meetstok het gehalte van geloof komt meten op huisbezoek, scoort altijd onder maat.

Daarom zou ik willen zeggen, begin niet met vragen naar het persoonlijk geloofsleven, wanneer het uw doel is te controleren hoe de vlag erbij staat, om dit vervolgens te kunnen rapporteren op de kerkeraadsvergadering. Dan is de ouderling slechts een interviewer die een rapportcijfer mag uitdelen of bestraffend mag opkijken. Daartoe zijn we niet geroepen. Het doel is hoger en zuiverder. En dat doel kunnen we alleen maar vinden in Gods Woord. Daarin wordt gesteld dat iedere ambtsdrager behoort te beseffen dat hij door de Heilige Geest Zelf tot deze dienst is geroepen en aangesteld (Hand. 20:28).

Die persoonlijke roeping is zowel troostrijk als bemoedigend. ‘Niet dat wij van onszelf bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelf; maar onze bekwaamheid is uit God; Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars van het Nieuwe Testament’ (2 Kor. 3:5 en 6a). Een gesprek met de ander betekent, dat uiteindelijk het leven van Christus’ gemeente op de ontmoeting met Hem gericht dient te zijn. Dat is het gezamenlijke thema, wanneer het gaat om de geloofsbeleving. Dat is iets anders dan controleren. Het is bemoedigen, ondersteunen, onderwijzen, de weg uitzetten.

Zijn we kinderen van God die de wederkomst verwachten? Verlangen we naar de Here en zijn we er klaar voor? Kennen we de belofte die de Here ons gegeven heeft? Maar zijn we ook overtuigd van onze eigen zonden, onze onwilligheid en schijnheiligheid en belijden we die zonden?

Nu zijn er gemeenteleden, en dat hoeven niet eens randkerkelijken te zijn, die er niet zoveel mee op hebben dat een ambtsdrager naar de stand van het persoonlijk geestelijk leven vraagt. Daar zullen allicht reden voor zijn. Een van die redenen die nogal eens voorkomt, kan zijn dat men grote moeite heeft met het feit dat een ouderling doorvraagt over de relatie die men heeft met God. Men ervaart dat als iets persoonlijks, waar een ander niets mee te maken heeft. Dergelijke gesprekken, gericht op het persoonlijk geloof, zijn niet alleen moeilijk maar hebben in geestelijke zin ook zo veel te bieden, zowel voor de bezochte als de ouderling.

De onmacht van de ambtsdrager komt al gauw aan de oppervlakte, wanneer de ander daarover niet wil spreken of alleen maar in algemene zin. En dan bedoel ik niet dat men te weinig kennis heeft van gespreksvoering of iets dergelijks, maar dat het spreken over God nauwelijks het hart van de ander lijkt te raken. Er is te veel afstand tussen de ouderling en het gemeentelid.

Er kunnen zoveel barrières zijn uit het verleden om vrijmoedig over het geloof te spreken. Opvoeding, verlegenheid of nadere, vervelende ervaringen met andere ambtsdragers kunnen daarvan de oorzaak zijn. Als ouderling heb je met die weerstanden rekening te houden. Bij ons herderlijk werk staan wij in dienst van de grote Herder. Weiden van de schapen kan soms ook betekenen dat de schapen niet achter de herder lopen, maar dat de herder achter de schapen aan moet. Niet de ander moet maar verteilen hoe het geloof beleefd wordt, maar de ambtsdrager kan ook uit zichzelf aangeven wat geloof voor hem betekent. Als uit zo’n belijdenis, met hoogte- en dieptepunten, oprechtheid spreekt en geen belerend bezig zijn, dan open je de weg tot elkaar harten. Daar maakt een ambtsdrager zich kwetsbaar mee, maar het is een mogelijke opening tot een goed geestelijk gesprek, waarin uiteindelijk onze Heiland alle eer krijgt.

En daar gaat het om. Ambtsdragers hebben vanuit hun ambt gezag. Maar dat gezag mag niets anders zijn dan het gezag van het Woord van God. Hij moet samen met het gemeentelid buigen voor dat gezag. Als dat gezag niet door het gemeentelid wordt herkend in de taal van de ambtsdrager, is er fundamenteel iets mis.

De stand van het geestelijk leven is ook nauw verbunden met het gaan vieren van het Heilig Avondmaal. Kennen we onze zonden, maar ook de genade? Hebben we de vrijmoedigheid om aan te gaan? Het valt niet mee om de intentie te hebben al die vragen op tafel te leggen, als de ander daar niet dieper op in wil gaan.

Terug naar de basis

Predikanten, ouderlingen en diakenen dienen de gemeente, omdat ze in dienst staan van hun Zender. Ze zijn dienaren van de Here Jezus Christus en daarom dienaren in Zijn gemeente, met als doel voor de gemeente te zorgen en te waken dat de gemeente zich ook als gemeente van Christus zal openbaren. Dan dienen de gelovigen de Here, ze dienen elkaar en ze dienen de zaak van Gods koninkrijk in deze wereld. Een ouderling is niet anders dan het andere kerkvolk. Wel heeft hij een opdracht. En wanneer hij op huisbezoek komt en vraagt naar de stand van het geestelijk leven, dan heeft hij het recht om vrijmoedig op te treden. Hij komt namens de Zender. Het komt met een opdracht van Hem. Het is dan ook niet meer een kwestie of een ouderling een acceptabele gesprekspartner is voor de ander die wel of niet iets mag weten over de persoonlijke relatie die men heeft met God. De basis van het spreken met de ander heeft nauw te maken met het gezag van het ambt dat aanvaard en erkend moet worden door ander. Daardoor is een ouderling ook gerechtigd om door te vragen. Niet als controleur, maar wel als spreker namens Christus. Is men wel voldoende doordrongen van het goddelijk gezag waarmee een ambtsdrager dient? Vragen stellen heeft dan meer weg van wijzen naar het evangelie. Het nogmaals benadrukken in welke tijd we staan, welke verleidingen om ons heen zijn en hoe in alles God vraagt om Hem lief te hebben en Hem te dienen, is niet meten waar weten! Jammer is dat ambtelijk opzicht zo vaak wordt beschouwd als bemoeizucht van de kerk met het kerklid.

Heden ten dage is er bij huisbezoek, ook binnen onze kerken, veel minder sprake van het spreken over tucht. Over haar leden, doopleden en ambtsdragers oefent de kerk door middel van de ouderlingen tucht. Die tucht gaat over de zonde, heimelijke en openbare zonden. In de kerkorde wordt nader ingegaan op de procedure. Uit de praktijk is mij bekend dat veel ambtsdragers met het begrip en de bedoeling van tucht niet om kunnen gaan. Tucht is een beladen begrip geworden. Velen hebben hun eigen ideeën over tucht, maar durven dat niet naar elkaar uit te spreken. Vooral jongere ambtsdragers associëren het woord tucht met ouderwets en achterhaald.

Vanuit een goede basis, waarbij onderling respect en vertrouwen voorop staan, kan nader ingegaan worden op de geestelijke welstand van iemand.

Als we spreken over hoe ver men mag ingaan op de stand van het geestelijk leven, dan past daar meteen de vraag bij, hoe ver kun je gaan. In elk contact heb je te maken met mensen die bepaalde vragen stellen waarop nauwelijks een antwoord is te geven, of bepaalde antwoorden afwijzen die juist zo fundamenteel lijken. Weer anderen hebben een eigen gedragscode en gedachten over wat men wel en niet kwijt wil. In een goed gesprek kun je soms heel ver gaan. Hartsgeheimen kunnen op tafel komen en de diepste zieleroerselen zijn onderwerp van gesprek. Andere gesprekken kunnen inhoudelijk minder zijn, maar minstens even waardevol, als de Heiland maar alle eer krijgt. Een ouderling kan het soms ook niet helpen dat hij niet verder komt in een gesprek. Als het doel waarvoor hij komt, niet anders is dan de opdracht, namelijk: God zij de eer, dank voor Zijn Genade.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

HOE DIEP MOGEN AMBTSDRAGERS INGAAN OP DE STAND VAN HET PERSOONLIJK GEESTELIJK LEVEN?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's