Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

16. Krijgstochten van de Hollanders tegen de Friezen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

16. Krijgstochten van de Hollanders tegen de Friezen.

II. Uit de geschiedenis van de regeering der hertogen, graven en bisschoppen. (922—1581).

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na Gelderland krijge ook Friesland eens eene beurt.
Sinds het ontstaan van het graafschap Holland bedoelde men met den naam Friesland niet alleen wat wij tegenwoordig zoo noemen, maar ook wat heden ten dage nog wel eens West-Friesland wordt genoemd, d. i. het noordelijk gedeelte der provincie Noord-Holland. Ook werd er toe gerekend een groot deel van het platteland van Groningen, d. i. van de Groninger Ommelanden.
West-Friesland werd, zooals wij reeds gezien hebben, na eenen langen strijd door Graaf Floris V voorgoed onderworpen.
Gemakkelijk ging dat niet, doch het zou zeker nog veel meer moeite gekost hebben, indien niet toen reeds de Zuiderzee had bestaan, die de West-Friezen van hunne stamgenooten scheidde.
Juist de afgezonderde ligging van het overig Friesland maakte het mogelijk, dat dit nog een paar eeuwen zijne onafhankelijkheid grootendeels behield. Het ontbrak waarlijk niet aan vijanden, die zich ook van dit deel zochten meesier t e maken. Beurtelings hadden de aldaar wonende Friezen hunne vrijheid te verdedigen tegen de graven van Holland, de bisschoppen van Utrecht en de hertogen van Gelderland.
Nu eens schonk namelijk de keizer van Duitschland het land der Friezen aan den een, dan weêr aan den ander, meestal t e r aflossing van geleend geld. Doch de Friezen weigerden eenen tusschenpersoon tusschen hen en den Keizer te erkennen, en zoo zagen zij zich dan genoodzaakt ter afwering van de belagers hunner vrijheid herhaaldelijk naar de wapenen te grijpen.
Geene geduchter vijanden hadden de Friezen dan de machtige graven van Holland. Dat ondervonden zij o. a. in 1328. "Willem (III) de Goede (1304—1337), die evenals zijne voorgangers zich als heer van Friesland beschouwde, stelde te Stavoren twee schouten aan. De Friezen verjoegen echter 's Graven ambtenaren en sloopten hunne huizen. Willem stevende nu met eene vloot naar Friesland en onderwierp het. Tot zijne eer moet gezegd worden, dat hij de Friezen goed behandelde.
De opvolger van Willem III, Willem IV (1337—1345), ondervond, dat het volk slechts noode eenen vreemden heer erkende. Ook tegen zijne ambtenaren stonden de Friezen op.
De Graaf bracht nu eene aanzienlijke vloot bijeen op de Zuiderzee. Door stormachtig weêr verstrooid, bereikte de vloot bij gedeelten de Friesche kust. Toen Willem bij Stavoren geland was, zag hij, dat een deel zijner troepen, die reeds vóór hem ontscheept waren, door de Friezen teruggedreven werden.
Dat kon de driftige en onversaagde Willem niet aanzien.
Zonder de aankomst van de overige krijgslieden af te wachten, j a zelfs zonder die, welke hij te zijner beschikking had, in slagorde te stellen, ijlde hij aan het hoofd van 600 man voorwaarts. Tevergeefs zocht men den onbesuisden Graaf van zijn voornemen af te brengen. „Uie mijne vrienden zijn, volgen mij.'" riep hij uit en als een dolleman ijlde hij den "vijand te gemoet. Hevig was de strijd, die nu volgde. Er werd geen kwartier verleend. De Friezen vochten als wilde dieren, als razenden 1), aangevuurd door hunnen bitteren haat tegen al wat Hollander heette. Het werd een strijd van man tegen man, dien slechts zeer weinige Hollanders overleefden.
De keur van Hollands edelen viel onder de slagen der onverschrokken Friezen. Ook Willems bloed verfde den vreemden bodem. Van alle kanten ingesloten, vocht hij als een leeuw en velde met zijn ontzaglijk slagzwaard menigen vijand neêr, vóór hij zelf, door eenen wal van lijken omgeven, den doodelijken slag ontving (1345).
De tocht der Hollanders miste dus zijn doel, en de overwinnaars hadden weêr eene reeks van jaren rust van buiten.
Doch hadden de Friezen zich niet tegen eenen uitheemschen vijand te verdedigen, inwendig werd het volk door partijschappen verscheurd. Sinds het begin der 14ae eeuw namelijk woedden onder hen de twisten der S c h i e r i n g e r s en Vetk o o p e r s . Eerstgenoemden, waren oorspronkelijk de leden van adellijke geslachten, die aoor den oorlog verarmd waren, de laatsten daarentegen zij, die vooral door den handel in vee rijk geworden waren. Deze twee partijen, die ieder haren aanhang onder poorters en dorpers hadden, betwistten elkander op alle gebied den voorrang, en bestreden elkander met eene hevigheid en volharding, eener betere zaak waardig. De nietigste geschillen werden soms oorzaak van den bloedigsten strijd. Stad tegen stad, geslacht tegen geslacht, ja zelfs klooster tegen klooster, voerde eenen feilen krijg. De strijdlustige monniken namen er veelvuldig deel aan, maakten hun vreedzaam verblijf tot eene vesting en belegerden of verbrandden andere kloosters. Zoo deden o. a. die van Lidluin, Klaarkamp en Mariëngaard. De edelen bouwden zich, om veilig te zijn voor hunne vijanden, versterkte sloten of „ s t i n z e n " , van waaruit zij niet zelden met hunne gewapende onderhoorigen eenen roofen plundertocht in den omtrek hielden. Kortom, het ongelukkige land leed ontzettend onder de jammeren van eenen wreeden burgerkrijg. De vrijheid en onafhankelijkheid, waarop men roem droeg, werd door de innerlijke verdeeldheid en onveiligheid tot een ijdel woord gemaakt. Waar men de vruchten des vredes had kunnen genieten, daar was verwoesting, vernieling en ellende. Ja er is in de geschiedenis van ons vaderland geen voorbeeld van een volk, dat zoo in zijn eigen ingewand wroette als het Friesche, en zoo ergens, dan kwam het hier aan het licht, dat, als de leer des Evangelies plaats maakt voor eenen eigenwilligen godsdienst, het gedaan is met de zegeningen die voor land en volk uit de eerbiediging van het Woord des Heeren voortspruiten, als daar zijn: eendracht, goede zeden 1) en welvaart.
Alleen het gemeenschappelijk gevaar van overheersching door eenen buitcnlandschen vijand deed Schieringers en Yetkoopers hunne oude veeten voor eenen tijd vergeten, en de handen ineenslaan, om de indringers te weren. Dan trokken zij meestal vereenigd op onder eenen aanvoerder (in de geschiedenis „ p o t e s t a a t " genoemd) en was er soms voor eenige jaren weêr orde en eensgezindheid. Dat was o. a. liet geval in 1396 en volgende jaren.
Ten gevolge van de beroering, veroorzaakt door de Iloeksche en Kabeljauwsche twisten, had Holland in langen tijd niets tegen Friesland kunnen ondernemen. Eindelijk besloot echter Graaf Albrecht (de opvolger van den in 1839 gestorven Willem V), op aandrang van zijnen zoon Willem van Oostervant, den dood van Willem IV door eene tuchtiging en onderwerping van de Friezen te wreken. Een groot leger, volgens sommigen 100 000 man, volgens anderen zelfs 180 000 man groot, waarbij Engeische, Fransche en Duitsche ridders, werd bijeengebracht en in 1396 te Enkhuizen ingescheept. Van daar stak in Augustus de vloot over naar Kuinre.
Intusschen konden de Friezen het niet met elkander eens worden, hoe zij den vijand zouden ontvangen. Hun aanvoerder, de verstandige en dappere J u w J o n g h e m a , was van meening, dat men zulk een talrijk leger als het Ilollandsche, waar de Friezen slechts 30 000 man tegenover konden stellen, die veel slechter gewapend waren, niet in het open veld moest afwachten. Hij ried zijnen landgenooten zich in de versterkte steden en stinzen te verschuilen, tot de vijand, die dan weinig meer kon doen dau eenige dorpen verbranden, aan alles gebrek kreeg.
Doch zulk eene houding scheen den stoutmoedigen Friezen laf toe, en het baatte hunnen potestaat niet, of hij hun den waren staat van zaken bloot legde, — „wij sterven liever „„ƒrij en friesr.h"", dan een' uitheemsclien heer te dienen.'" riepen zij uit en dwongen hem tot een treffen met do Hollanders. Nu, onze Juw was geen lafaard, hij berustte in het onvermijdelijke en stelde zijne benden in drie hoopen op, terwijl hij aan eene afdeeling van 6000 man opdroeg den vijand het ontschepen te beletten. Doch de Hollanders wisten, onder bedekking van hunne boogschutters op de vloot, de noodige troepen aan wal te brengen en drongen de Friesche voorhoede terug. Daarop volgde er een slag bij De Lemmer, waarin de Friezen volkomen werden verslagen. Ook hun aanvoerder sneuvelde. Nu toog het zegevierende Hollandsche leger de Friesche beemden in, nam steden en sloten in en verbrandde dorpen. Zelfs Groningerland, dat zich met Oostergoo en Westergoo had verbonden, kwam in onderwerping.
In 't laatst van October trokken de Hollanders weer af. Een goed jaar bleef het rustig in Friesland. In 1398 echter joegen de bewoners der steden, waar eene Hollandsche bezetting was achtergebleven, de vreemdelingen ter poort uit. Nu volgde een nieuwe tocht tegen de Friezen, onder de leiding van Willem van Oostervant. Men landde in De Lemmer, trok daarop westwaarts en belegerde Stavoren, dat zich overgaf.
Opnieuw huldigden de Friezen Albrecht als hunnen heer; maar nog waren de Hollandsche schepen niet uit het gezicht, of zij braken reeds w«êr hun woord, en in 't volgend jaar was de opstand bijna algemeen.
Nogmaals verscheen Willem van Oostervant in Friesland, trok het land door, onderwierp het en stelde ambtenaren aan.
Doch zie, een jaar later herhaalden de Friezen het spelletje van vroeger, en nu was de kloeke Willem niet bij de hand; liet gevolg was, dat alleen Stavoren voor de Hollanders behouden bleef. Zoo sloot dan Albrecht in 1401 een bestand met de Friezen, dat in 1406 vernieuwd werd. In 1414 wisten de laatsten echter Stavoren te overrompelen, zoodat, althans voor eenige jaren, heel Friesland van de overheerschers verlost was.


1) De tijd was ruw en de beschaving drong eerst laat tot Friesland door.
1) Van de monniken van Lidlum wordt verhaald, dat zij hunnen abt, die hen berispte over hun ergerlijk leven, dronken maakten en vervolgens doodsloegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

16. Krijgstochten van de Hollanders tegen de Friezen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's