Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaartsdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaartsdag

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Gij zijt opgevaren in de hoogte, Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen, onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, c Heere God! (Psalm 68 : 19).

Wij zien in onze tekst de hemelvaart van Christus bezongen door de Kerk van het Oude Testament. De 68e Psalm, spreekt ons van de Majesteit Gods, in de betoning Zijner gerechtigheid tegenover de vijanden, en Zijn barmhartigheid aan Zijn volk. Hiervan spreken zo duidelijk de vorige verzen. Maar dit 19e vers, heeft een voor-en tegenbeeldige zin. In het eerste ziet dit vers op de opvoering van de ark des Verbonds en het inbrengen in Sion. Deze ark des Verbonds was in de handen der vijanden terecht gekomen, zie maar de geschiedenis in 1 Samuel. Maar de Heere stond op met gunstige gedachten, ging ijveren voor Zijn eer, benauwende de vijanden, zodat de ark moest worden teruggezonden. De Heere wilde vrij en soeverein, al had het volk het nog zo zwaar verzondigd, bij en onder Israël wonen. Aan Israël, verkoren tot Zijn erve, wilde Hij Zijn heerlijkheid openbaren. En was de ark onder de vijanden in diepe vernedering, de Heere zorgde er voor dat zij in het huis van Obed Edom zou komen. Al was het ook in een weg, waarin het volk en de koning in diepe rouw kwamen, door de onbedachtzaamheid van Uzza, en de Heere zo kennelijk liet weten, dat de ark gedragen moest worden en niet gereden op een nieuwe wagen.

Drie maanden bleef de ark in het huis van Obed-Edom. Toen mocht David haar wederhalen met de priesters en al het volk. Met Mijdschap en vrolijkheid mocht David en al het volk zich verheugen in de God der zaligheid. Al is het voor David en de ware door God verkoren Israëliet alleen een zalige vrucht afwerpende zaak geweest. Heeft ook David het volk gaven gegeven, hij en de gelovige Israëliet, mochten hoger opzien, en wel op het tegenbeeld. Dat komt juist zo uit in ons tekstvers.

De ark des Verbonds, was het type van Christus. Ruste op de ark der heerlijkheid des Heeren, en woonde Hij tussen de Cherubim, de Middelaar is God bovenal te prijzen in der eeuwigheid. In Hem woont de volheid der Godheid lichamelijk. Kwam de ark in diepe vernedering, ook de Heere Jezus is in zeer diepe vernedering gekomen en heeft Zichzelf in de handen der vijanden gegeven. Om de deugden Zijns Vaders op te luisteren, en Zijn uitverkorenen uit de hand der vijanden te verlossen. Verloren in Adams diepe bondsbreuk, geworpen op het vlakke des velds, doch van eeuwigheid verkoren tot de zaligheid, zal de kerk toegebracht worden op oen Gode verheerlijkende wijze. Christus Zich van eeuwigheid Borg gesteld hebbende, zal in de tijd geopenbaard worden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. En lag in de ark de heilige wet, de Middelaar kon zeggen: „Ik draag Uwe wet in het midden Mijns ingewands". En zoals de ark omzwierf in Israël, alzo ook de Middelaar. Die moest zeggen: „De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd op nederlegge. Hij was zwervende over de aarde, in het bijzonder op het einde van Zijn leven. Daar zijn wij zo kort geleden in de lijdensweken bij bepaald geworden.

En al is het dat de ark 60 j aren is vernederd geworden, de tijd is gekomen dat zij werd opgevoerd naar Sion en daar zou blijven onder de heerlijkheid Gods, en Zijn dadelijke tegenwoordigheid. De Middelaar is drie en dertig jaar vernederd, maar door lijden geheiligd zijnde, is Hij uitermate zeer verhoogd geworden. Hij is als die meerdere Ark des Verbonds in het hemels Sion in gebracht en ingegaan, om daar te blijven in heerlijkheid, majesteit en eer. Sion was het koninkrijk van de Middelaar, zie Psalm 2. Maar zo zal Hij ook wonen in de harten van Zijn uitverkoren volk, voor Zichzelf plaatsmakend. Want och gel., van nature is er voor Hem geen plaats. Voor alles is er plaats behalve voorde Middelaar. In Adam hebben we God verlaten om uit en van ons zelf nooit meer terug te keren. Dood liggende in zonden en misdaden, haast de mens zich naar het eeuwige verderf. Gelukkig degenen die aan hun nameloze ellende ontdekt worden en de breuk tussen God en de ziel met smart krijgen in te leven.

Die waarlijk met alles aan het einde komen, maar die dan ook in kennis gebracht worden met Hem, Die Zichzelve zo diep heeft willen vernederen. Maar ook door de Vader zeer heerlijk is opgewekt, waar de apostel van uitroept: „Ja wat meer is. Die ook opgewekt is. Die ook ter rechterhand Gods is. Die ook voor ons bidt".

Veertig dagen heeft de Heere Jezus nog op aarde verkeerd, en Zich Zijn discipelen geopenbaard. Ja ook in deze krachtelijk betoond te zijn de Zone Gods, door de opstanding uit de doden. De dood verslonden tot eeuwige overwinning, kon Hij van dezelve dood niet gehouden worden. Gods recht was verheerlijkt, maar ook het recht der wet vervuld en voor Zijn volk een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Gij zijt opgevaren in de hoogte. Onze menselijke natuur heeft Hij in de hemel ingebracht, en de discipelen keerden weder naar Jeruzalem, met grote blijdschap. Want nu is Hij zo verhoogd, om, gelijk Hellenbroek in zijn vraagboekje leert, en dat geheel op grond van Gods Woord, ons Zijn weldaden toe te passen. Op de toepassing komt het aan hoor. Maar kom, de hemelvaart van de Middelaar, is de dag Zijner bruiloft en der vreugde Zijns harten. O, die heerlijkheid, en die onuitsprekelijke vreugde van Christus, maar ook van Zijn volk! Want als de kerk in al haar ellende bediend wordt uit een verhoogde Middelaar, en zij de gezegende vrucht van Zijn hemelvaart mag ontvangen, dan verblijdt zij zich in de ere van Christus. En stemt zij zo hartelijk in met de dichter uit Psalm 132: Maar eeuwig bloeit de glorie kroon, op het hoofd van Davids groten Zoon. Hier is de volkomen overwinning van Christus. Gij hebt gaven genomen om uit te delen. Door Zijn bloedige offerande, heeft Hij de erfenis verworven voor Zijn volk. En gelijk David bij de opvoering van de ark het volk gaven schonk, en ook daarin zijn heerlijkheid als koning openbaar kwam, de Middelaar zal als die dierbare verhoogde Koning gaven nemen om uit te delen onder de mensen. Ja wederhorigen om de zulken eeuwig bij God te doen wonen. En dat, omdat Hij als de Koning der Koningen en de Heere der heren, de gevangenis gevankelijk gevoerd heeft. Hij heeft over de machten der hel en des doods getriumfeerd. Hij draagt de sleutels der hel en des doods. Satan en de ganse hellemacht Hem onderworpen, de kop van die helse Goliath afgeslagen en vermorseld door Zijn eigen zwaard. Want hij die het

Vervolg op bladz. 317

Meditatie (vervolg).

geweld des doods had, dat is de duivel, is door de dood van Christus gedood. Hij voerde mede de schuldbrief, betaald en verzoend en een in alle delen vervulde wet, welke door de eerste Adam was verbroken, en door de tweede Adam hersteld. God vaart op met gejuich, de Heere met geklank der bazuin. De engelen hebben gejuicht en de triumferende kerk heeft gejuicht. Zij zagen hun Hoofd inkomen en met ere en heerlijkheid gekroond, plaats nemen aan de rechterhand Gods. Hier op aarde leert Gods volk een zoete tijd kennen in de gemeenschap met Christus, maar als Hij gaat zeggen: , , Het is u nut dat Ik wegga", dan vervult droefheid het hart en kan er zulk een gemis in de ziel zijn, gebonden onder de macht der zonde leert men kermen om Zijne gemeenschap. En dan vaak zulk een pijnlijke weg onder verbergingen van Gods aangezicht. Maar al is het dat de Middelaar van Zijn kerk is heengegaan. Hij zal juist Zijn liefde en tegenwoordigheid hun openbaren. Gaven genomen om uit te delen. O, als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben, dan zal Hij zaad zien. Dat zaad der eeuwige verkiezing, vrijgemaakt door Zijn bloed en gerechtigheid, deze zal Hij gaven geven. David gaf het volk brood, vlees en wijn. Nu zo geeft de Middelaar Zich aan Zijn volk, als aan hongerigen en dorstigen, naar Zijn gerechtigheid. Gaf David aan mannen en vrouwen, ja het ganse volk, zo zal die meerdere David al Zijn volk uit Zijn volheid een overvloed van genade geven. Uit Hem alle gerechtigheid ontvangen, geen gerechtigheid in zichzelf, maar vergeving der zonden door Zijn bloed. En dat hier bij ogenblikken verzegeld door de tekenen van brood en wijn, en verzegeld door de Heilige Geest der belofte. Dan de mededeling der genadegaven door Hem verworven: „Komt vrienden, eet en drinkt en wordt dronken o liefsten". Zo heeft de Middelaar als de tweede Adam verworven wat de eerste Adam verloren had. Niet voor Zichzelf, neen Hij is die grote Erfgenaam, en in Hem Zijn volk mede-erfgenamen. Zij zullen de erfenis uit genade ontvangen, en dat als wederhorigen. Dat zijn weerbarstigen, wederstrevigen, ja vijanden in zichzelf tegen de weg van vrije genade. De kerk moet voor elke weg worden uitgewonnen van zichzelf en ingewonnen voor God. Men heeft ook geroepen: „Wijkt van mij, want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust". Maar waar het woord des Konings is, daar is heerschappij. De zonde staat Hem niet in de weg, noch het ongeloof, noch de vijandschap, die als uitverkoren liggen in het bundeltje der levenden, zullen worden toegebracht. Voor hen zal het gelden: „en u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden". En nu waartoe dit alles? Om bij U te wonen o Heere God. O, dat wonder; „gij die eertijds verre waart nu nabij geworden". Door de val, de gemeenschap verbroken, door Christus de gemeenschap hersteld. O, bij U te wonen o Heere God. Nu geen scheiding meer, geen vreemdeling maar medeburgers en huisgenoten Gods, gebouwd op het vaste fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen. Wat heeft de hemelvaart van Christus dan toch veel te zeggen. De kerk met Hem gezet in den hemel. De Vader voorgesteld. , , Zie Heere Ik en de kinderen die Gij Mij gegeven hebt".

In de volle gemeenschap teruggebracht, de kloof gedempt en de scheiding voor eeuvng weggenomen. Het wil wat zeggen: „Om bij U te wonen o Heere God". Wonen is een thuis hebben, een verblijven, gemeenschap hebben en onderhouden worden. Gevoed en verkwikt te worden, bedekking en schuiling te vinden. Welnu, dat mag de ziel bij ogenblikken ervaren, als zij weer eens als een Mefiboseth mag komen aan des konings tafel. Als dan de Persoon des Middelaars Zich weer eens gaat openbaren, en Zijn zoete gemeenschap doet ervaren, dan wordt de ziel verzadigd met het goede van Gods huis en met het heilige van Zijn paleis. Dan wordt het weer eens met Psalm 36: Hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Uw huis gesmaakt, een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken. Zie gel., als zo de hemelvaart van Christus nog eens waarde gaat krijgen, dan valt alles van de wereld toch zo in het niet, ja dan valt de mens er zelf toch zo geheel en al buiten. Wat zal het toch een wonder zijn, als zo de hemelvaart weer eens beleefd mag worden door de kerk en de Middelaar weer eens de grootste plaats en de meeste waarde mocht krijgen. Och wat zijn wij daar toch weinig en wat moet men hier toch veel zuchten: , , Mijn ziel kleeft aan het stof'. Wat is er meeste tijd een opgaan in ons zelf en wat heeft de Middelaar dan toch in de dadelijkheid weinig waarde. O, dat mijn liefste nog eens tot Zijn hof kwam en ate van Zijn edele vruchten. Zie volk. Zijn vruchten. Niets uit ons, alles van Hem, door Hem en tot Hem. Ellendigen en nooddruftigen zal Hij oprichten en aan hen Zich doen kennen als het al verzadigend goed. Zo mocht het voor ons nog eens hemelvaartsdag worden. Maar o mens, bedenkt dat er eerst een hellevaartsdag moet beleefd worden, want ook Christus is door de diepten der hel heen in het bezit gekomen van Zijn kerk. En zo zal ook al Gods volk door de diepte der ontdekking hel en vloek over leren nemen, om door de dood, het leven te ontvangen uit Hem Die getuigt: , , Ik ben dood geweest en Ik leef tot in alle eeuwigheid". Welnu, zo mocht de Heere de waarheid zegenen, bekerende wat onbekeerd daar henengaat, en make Zijn volk nog eens waarlijk onbekeerd in de stand van het leven, om als een geheel ontledigde uit Zijn volheid te ontvangen ook genade voor genade. Om hier in dit tranendal door het geloof zich uit te strekken naar datgene wat boven is en te Zijner tijd aan al Zijn volk zal geopenbaard worden in heerlijkheid. Zo geve dan de Heere Zijn arme volk nog eens te geloven, wat hier maar ogenblikjes zijn; , , En Hij zal verschijnen tot ulieder vreugde". Amen.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1984

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hemelvaartsdag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1984

De Wachter Sions | 8 Pagina's